In deze zaak hebben vier Eritrese eiseressen beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' ongegrond heeft verklaard. De besluiten zijn genomen op 23 december 2019, na een hoorzitting op 14 november 2019 waarbij de referent, de broer van de eiseressen, is gehoord. De rechtbank heeft op 4 november 2020 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer in Middelburg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent. Verweerder heeft aangevoerd dat de eiseressen hun gestelde identiteit niet aannemelijk hebben gemaakt en dat er geen substantiële indicatieve documenten zijn overgelegd. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseressen, waaronder documenten van Eritrese autoriteiten en schoolrapporten, niet overtuigend geacht.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de eiseres 1 een eigen gezin heeft gesticht, waardoor de gezinsband met de referent is verbroken. De overige eiseressen hebben niet aangetoond dat er hechte persoonlijke banden met de referent bestaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht het bezwaar van de eiseressen ongegrond heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Er zijn geen proceskosten vergoed.