Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[verzoeker sub 1] ,
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 47,
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 17,
- de mondelinge behandeling van 3 september 2020, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd en de voor de mondelinge behandeling ingediende aanvullende producties 48 tot en met 56 van [verzoeker sub 1] c.s. en producties 18 tot en met 20 van Google.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
verzoeken (niet-)ontvankelijk?
(Wet bescherming persoonsgegevens, rechtbank). Evenals op grond van de Wbp staat de verzoekschriftprocedure open voor de betrokkene en voor andere belanghebbenden die via de rechtbank willen opkomen tegen een beslissing van de verwerkingsverantwoordelijke op een verzoek op grond van de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening.
te allen tijde’het recht heeft om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaren te maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens. De rechtbank leest in de tekst van artikel 21 lid 1 AVG niet dat het de betrokkene niet is toegestaan om binnen een tijdsbestek van twee maanden na ontvangst van een afwijzende beslissing opnieuw een herhaald verzoek tot het wissen van bepaalde persoonsgegevens te doen.
met name van vanwege hun repetitieve karakter(cursivering rechtbank). Daarnaast is in de considerans van de AVG onder meer het volgende opgenomen:
met redelijke tussenpozen(cursivering rechtbank) uit te oefenen, zodat hij zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. (….)
In dit geval heeft een betrokkene met een beroep op de artikelen 21, lid 1 en 17, lid 1 onder c van de AVG bij een verwerkingsverantwoordelijke (hier: Google) een nieuw verzoek gedaan tot het verwijderen van bepaalde zoekresultaten die via een internetzoekmachine (zoals die van Google) bij een zoekopdracht op zijn naam worden verkregen, nadat een eerder verwijderingsverzoek voor diezelfde zoekresultaten op grond van artikel 12, lid 4 AVG door Google is afgewezen. In artikel 21, lid 1 van de AVG is bepaald dat een betrokkene te allen tijde het recht heeft om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar te maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6, lid 1, onder f van de AVG. Moet artikel 21, lid 1, van de AVG – en dan met name de daarin opgenomen toevoeging ‘te allen tijde’ – aldus worden uitgelegd dat het een betrokkene ook is toegestaan om na ontvangst van een afwijzende beslissing van Google op een verzoek tot verwijdering van bepaalde zoekresultaten, een herhaald verwijderingsverzoek in te dienen, dat wil zeggen een verzoek waarbij om verwijdering van dezelfde zoekresultaten wordt verzocht, zonder dat daarbij – anders dan het tijdsverloop – met betrekking tot de situatie van de betrokkene gewijzigde feiten of omstandigheden zijn aangevoerd ten opzichte van het eerdere (afgewezen) verzoek?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigd luidt, is het de verwerkingsverantwoordelijke dan niettemin toegestaan om op grond van artikel 12, lid 5, onder b, AVG te weigeren gevolg te geven aan het verzoek vanwege het repetitieve karakter daarvan?
Is voor de beantwoording van de vragen 1 en 2 nog van belang hoeveel tijdsverloop er is geweest tussen de ontvangst van de afwijzende beslissing van de verwerkingsverantwoordelijke op het eerdere verwijderingsverzoek en het indienen van het nieuwe – herhaalde – verzoek door de betrokkene? Zo ja, hoeveel tijd moet er – ervan uitgaande dat de betrokkene geen gewijzigde feiten en omstandigheden aan zijn nieuwe verzoek ten grondslag heeft gelegd – minimaal zijn verstreken alvorens de betrokkene een nieuw verzoek kan indienen?
Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt en het de betrokkene op grond van artikel 21 AVG niet is toegestaan, althans niet binnen een bepaalde termijn, om een herhaald verwijderingsverzoek in te dienen voor bepaalde zoekresultaten, die ook al het onderwerp waren van een eerder (afgewezen) verwijderingsverzoek, is het de betrokkene dan wel toegestaan om een verzoek tot verwijdering van aanvullende zoekresultaten te doen, die niet in het eerdere verzoek waren opgenomen? Zo ja, zijn er in dat geval beperkingen aan het aantal aanvullende verwijderingsverzoeken dat een betrokkene op grond van de artikelen 17, lid 1 AVG, en 21, lid 1 AVG, kan indienen, ook gegeven het bepaalde in artikel 12, lid 5, AVG?
Maakt het voor de beantwoording van de vragen onder 1, 2, 3 en 4 nog verschil als er in het nationale recht van de lidstaat een uiterlijke termijn is gesteld waarbinnen de betrokkene een rechtsmiddel (als bedoeld in artikel 79 lid 1 AVG) moet instellen tegen een (afwijzende) beslissing van een verwerkingsverantwoordelijke op een op basis van artikel 17 lid 1 en 21 lid 1 AVG ingediend verzoek tot wissing van persoonsgegevens, en die termijn ten tijde van het indienen van het herhaalde verzoek is verstreken?
Maakt het voor de beantwoording van de vragen onder 1, 2, 3 en 4 nog verschil indien de betrokkene ten tijde van het indienen van het oorspronkelijke (afgewezen) verzoek werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, zoals een advocaat?