3.4.1De beoordeling van dagvaarding I met parketnummer 09/842076-20
De vaststelling van de feiten en de omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het bewijs van dit feit uit van de volgende in het dossier genoemde feiten en omstandigheden.
De aangifte
[slachtoffer] heeft op 25 april 2019 aangifte gedaan van een poging woningoverval op [adres 1] , (tweede verdieping) in Den Haag. Hij heeft verklaard dat hij op die dag, toen er een tweede keer werd geklopt, door het kijkgaatje van de voordeur keek en een donkere jongen voor de deur zag staan (man 1). Degene die voor de deur stond had een Antilliaans uiterlijk, hij had krulletjes bovenop, was aan de zijkant opgeschoren en had een zwarte jas aan. Hij deed open en werd ineens geduwd. Er stonden vier gemaskerde mannen en man 1; in totaal waren het volgens hem vijf of zes mannen. Hij dacht dat man l hem als eerste duwde. De rest van de personen liep naar binnen. Hij zag dat man l een pistool op hem richtte en een andere gemaskerde man richtte een automatisch wapen op hem, terwijl er werd geroepen: ‘wat heb je hier?’. Hij werd meteen op zijn gezicht geslagen en heeft voornamelijk klappen met een vuist op zijn hoofd gekregen. Hij zei tegen ze dat hij niets had in zijn woning en er is niets meegenomen.
Op 3 mei 2019 is de verdachte aanvullend gehoord en heeft op vragen over het signalement van man 1 het volgende verklaard: leeftijd een jaar of 18, tenger postuur, Antilliaans uiterlijk, niet echt heel donker, eerder gemixt of Caribisch, rond de 1.75 meter en alle mannen waren gekleed in het zwart.
[getuige]
heeft verklaard dat zij zich op 25 april 2019 omstreeks 7:45 uur bevond in haar woning gelegen [adres 4] te Den Haag, [adres 4] , op de tweede verdieping van het pand. Zij hoorde op de gang ineens geschreeuw van een mannenstem. Het klonk als een pijnkreet. Zij zag op de gang 3 à 4 jongens en zag dat ze allemaal een soort sjaal voor hun gezicht droegen op één jongen na. Hij keek haar nonchalant aan en leek aanzienlijk kalmer dan de jongens met gezichtsbedekking. Het leek alsof hij de weg wist binnen het pand. Ze zag dat hij een andere route nam dan de andere jongens. Hij nam een onlogische route naar de uitgang; de route die hij nam was langer. Ze kreeg de indruk dat hij deed alsof hij er niet bij hoorde terwijl zij zeker wist dat dat wel zo was. De jongen zonder gezichtsbedekking was ongeveer 17 à 18 jaar, kort postuur, kleine smalle neus (‘indo neusje’), getint, mogelijk Antilliaans of Surinaams. Haar buurman bleek geslagen te zijn en zij zag dat hij een papiertje tegen zijn gezicht drukte.
Beelden
De camerabeelden in het appartementencomplex zijn door de politie bekeken en beschreven:
07:40 uur channel 3: Bokito (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) komt binnen (zonder sleutel) en kijkt achterom.
07:40 uur channel 4: Bokito loopt naar binnen.
07:40 uur channel 3: 4 NN verdachten komen binnen (zonder sleutel).
07:40 uur channel 4: 4 NN verdachten lopen naar binnen.
07:41 uur channel 1: Bokito terug op de verdieping.
07:41 uur channel 6: Bokito op 1e verdieping.
07:45 uur channel 2: Verdachte bontkraag (de rechtbank begrijpt: de verdachte) loopt 2e verdieping op.
07:45 uur channel 7: Verdachte bontkraag loopt over de 2e verdieping.
07:45 uur channel 4: Bokito verlaat het pand zonder tas.
07:45 uur charme! 3: Bokito vertrekt en gaat linksaf.
07:45 uur channel 2: 2e verdachte goed in beeld.
07:46 uur channel 2: Verdachte bontkraag haalt andere 3 verdachten op.
07:47 uur channel 7: Verdachte bontkraag en 3 andere verdachten lopen over de 2e verdieping. 1 verdachte houdt onder zijn jas een groot voorwerp vast.
07:48 uur channel 7: Verdachte bontkraag rent door gang weg.
07:48 uur channel 2: Verdachte bontkraag rent weg.
07:48 uur channel 4: Verdachte bontkraag loopt nonchalant weg.
07:48 uur channel 3: Verdachte bontkraag vertrekt en gaat linksaf.
07:48 uur channel 8: 3 NN verdachten komen via de trap bij de zij ingang.
07:48 uur channel 5: 3 NN verdachten verlaten het pand via de zijkant.
De bewegende camerabeelden zijn ter terechtzitting bekeken.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 november 2020 een verklaring afgelegd. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de poging woningoverval op [slachtoffer] ontkend. Hij heeft erkend dat hij te zien is op de camerabeelden: hij is de man met het petje en de jas met bontkraag. Hij had in de ochtend van 25 april 2019 om 8:00 uur een (seks)afspraak met een vrouw, met - naar de verdachte denkt - [naam] en zij woont in het complex aan [adres 2] , op de eerste etage. Binnen in het pand is hij verdwaald en daarom liep hij zoekend rond op de tweede etage. Hij heeft geprobeerd op zijn telefoon uit te zoeken waar hij moest zijn. Over de jongens die voor hem uit het appartementencomplex inliepen en waarmee hij even later over de tweede verdieping is gelopen, heeft hij verklaard dat hij hen niet kende of herkende. Bij het binnengaan heeft hij niet gezien dat zij gezichtsbedekking droegen. Even later trof hij hen aan in het trappenhuis en werd hij gedwongen om met hen mee te lopen over de tweede etage. Kort daarna dwongen zij hem om te vertrekken. Hij heeft daarna het appartementencomplex via de fietsenstalling verlaten.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de camerabeelden blijkt dat op 25 april 2019 om 7:40 uur vier personen via de fietsenstalling het appartementencomplex aan de [adres 1] binnen zijn gegaan. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de vierde persoon is: de man met het petje en de jas met een bontkraag. De rechtbank ziet dat de derde man de deur voor de vierde man openhoudt en dat er daarvoor geen oogcontact plaatsvindt, waaruit de rechtbank afleidt, dat de derde man wist dat de vierde man er nog aan kwam. De vier personen zijn tussen 7:40 en 7:45 uur niet zichtbaar op de beelden. Om 7:45 uur is op de beelden te zien dat de verdachte vanuit het trappenhuis - alleen - over de tweede verdieping loopt, waarna hij hetzelfde trappenhuis weer inloopt. Op de beelden is te zien dat de verdachte vrijwel direct daarna - om 7:46 uur - het trappenhuis weer uit loopt, nu gevolgd door drie gemaskerde mannen. Op basis van de kleding en het postuur van de mannen stelt de rechtbank vast dat dit dezelfde mannen zijn met wie hij om 7:40 uur het complex binnen is gegaan. Vervolgens is op de beelden te zien dat de vier mannen het complex om 7:47 uur weer verlaten. De drie gemaskerde mannen verlaten het pand via een ander trappenhuis dan de verdachte. Tussen het moment dat de vier mannen over de tweede verdieping liepen (7:46 uur) en het moment dat zij het pand verlieten (7:47 uur) heeft - gelet op de verklaringen van aangever en [getuige] - de poging woningoverval plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangever consistent zijn over de wijze waarop de overvallers zijn woning zijn binnengekomen. Er werd volgens hem twee keer op zijn deur geklopt. Door het kijkgaatje zag hij een ongemaskerde man. Nadat hij de deur had geopend, kwamen er meerdere mannen naar binnen, en werd hij bedreigd met vuurwapens en geslagen. De aangever kon zich niet precies herinneren hoeveel mannen bij de overval betrokken waren. De rechtbank stelt op grond van de beelden vast dat rond 7:46 uur vier mannen in de gang van de tweede verdieping in de richting van de kamer van aangever zijn gelopen. Alleen de voorste man, dat is de verdachte, had geen gezichtsbedekking. De rechtbank stelt vast dat de door aangever en [getuige] opgegeven signalementen passen bij het uiterlijk van de verdachte: een Antilliaans uiterlijk, tenger, niet echt heel donker en een kleine neus.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die bij de woning van aangever op de deur heeft geklopt, waarna de mannen de woning zijn binnen gegaan.
De rechtbank heeft op grond van de beelden niet kunnen vaststellen dat de verdachte aanwezig is geweest bij de voorverkenning en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Alternatief scenario
De rechtbank verwerpt het door de verdachte aangedragen alternatieve scenario en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft pas ter terechtzitting van 12 november 2020 een alternatief scenario naar voren gebracht. In het dossier is echter geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de verklaring van de verdachte, dat hij in de ochtend van 25 april 2019 in het appartementencomplex aan [adres 2] in Den Haag aanwezig was vanwege een afspraak met de bewoonster van [adres 2] . Het is aan de verdachte - zeker gelet op het late moment dat de verdachte deze alternatieve verklaring heeft afgelegd - om dit te onderbouwen zodat er in ieder geval een begin van aannemelijkheid is.
Inhoudelijk strookt het door de verdachte geschetste scenario op cruciale punten niet met de onderzoeksresultaten, in het bijzonder met de camerabeelden. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de verdachte gelijktijdig met drie personen het pand binnen is gegaan en ook weer (vrijwel) gelijktijdig met hen is vertrokken. Uit de beelden van het betreden van de fietsenstalling blijkt dat de persoon die als tweede naar binnen ging met zijn voet de deur voor de derde persoon open hield, en dat vervolgens deze derde persoon met zijn schouder de deur voor de vierde persoon openhield . Hierbij heeft geen (oog)contact plaatsgevonden tussen de derde en vierde persoon. De rechtbank stelt op grond van deze waarneming vast dat de derde persoon zich ervan bewust moet zijn geweest dat nog een vierde persoon zou volgen. De rechtbank acht gelet op het voorgaande in het geheel niet aannemelijk de verklaring van de verdachte dat hij bij toeval het complex binnen is gegaan samen met een groep personen die aan de woningoverval wordt gelinkt en dat het ook toeval was dat hij deze groep een tweede keer trof in het trappenhuis op de tweede etage. De rechtbank is van oordeel dat de vier personen op de beelden samen - als groep - het pand zijn binnen gegaan en op grond daarvan - in samenhang bezien met het samen betreden van de tweede verdieping en het vrijwel gelijktijdig verlaten van het pand, alsmede de verklaring van de aangever en getuige - gezamenlijk betrokken zijn geweest bij de poging woningoverval.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het alternatieve scenario niet aannemelijk.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank ook dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de drie onbekend gebleven personen, nu zij samen uitvoering hebben gegeven aan de poging woningoverval. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden de verdachte als medepleger schuldig is aan de poging [slachtoffer] te overvallen in zijn woning.
3.4.2.De beoordeling van dagvaarding II met parketnummer 09/842076-20 onder 1 en 2
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 10 mei 2019 tot en met 3 maart 2020 een machinegeweer, model AK47 (categorie II, feit 1) en een semi-automatisch pistool in de (categorie III, feit 2) voorhanden heeft gehad.
In de woning van de verdachte is op 3 maart 2020 een mobiele telefoon (een roze Samsung) in beslag genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 november 2020 verklaard dat dit zijn telefoon was. Op de telefoon zijn meerdere afbeeldingen aangetroffen van de verdachte met een vuurwapen in zijn handen. Door de wapendeskundigen van de afdeling forensische opsporing is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vastgesteld dat op de meeste foto’s een semi-automatisch wapen is te zien, en op een snapchat filmpje en op één foto een vuurwapen van het model AK47.
Het NFI heeft het filmpje met de AK47 vergeleken met het vuurwapen dat - in het kader van een ander onderzoek - op 3 februari 2020 is aangetroffen tijdens een doorzoeking in de woning aan [adres 3] in Rijswijk. De conclusie van het NFI luidt als volgt: de bevindingen van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als het vuurwapen dat zichtbaar is in het videobestand hetzelfde is als het in beslag genomen vuurwapen, dan wanneer dit niet zo is.
Er is verder nog onderzoek gedaan naar de foto’s en het filmpje om vast te stellen in welke periode de verdachte deze wapens voorhanden zou hebben gehad. Uit het onderzoek blijkt dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verdachte in de periode tussen 10 mei 2019 en 2 maart 2020 de in beslag genomen telefoon in gebruik had. Hieruit wordt door de politie de conclusie getrokken dat de verdachte in diezelfde periode de wapens voorhanden heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de wapenrapporten en het NFI-rapport blijkt dat op een aantal foto’s een semi-automatisch wapen zichtbaar is en op het filmpje een machinegeweer (model AK47). De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat op basis van de door het NFI voor de vergelijking gebruikte foto (afkomstig van het snapchat filmpje) niet is vast te stellen dat het de verdachte is die het wapen voorhanden heeft gehad. Van de persoon op de foto is slechts een deel van de kleding zichtbaar, zodat geen herkenning heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is die in het snapchat filmpje het automatische wapen in handen heeft.
Met betrekking tot het andere beeldmateriaal is de rechtbank - met de raadsman - van oordeel dat onbekend is waar en wanneer de foto’s zijn gemaakt. Daarom kan niet worden vastgesteld waar en wanneer de verdachte de wapens voorhanden heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank zal de verdachte gelet op het voorgaande vrijspreken van het voorhanden hebben van de vuurwapens, zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2 van parketnummer 09/837278-20.