ECLI:NL:RBDHA:2020:11994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
09/807866-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van oplichting en scooterdiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen via Marktplaats en een scooterdiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een mededader, op verschillende data en locaties, onder valse voorwendselen, goederen heeft verkregen van verschillende slachtoffers. De verdachte heeft zich voorgedaan als een bonafide koper en heeft gebruik gemaakt van een valse bankierenapp om de indruk te wekken dat betalingen waren gedaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar heeft hem wel veroordeeld voor de gepleegde oplichtingen en de diefstal van een scooter. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de oplichtingen financieel benadeeld zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/807866-19; 09/160588-19 (ttz. gev.) en 09/817136-20 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 25 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 juli 2019, 12 augustus 2019,
4 december 2019 12 augustus 2020 (alle regie) en 11 november 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.W.M. Stevens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding met parketnummer: 09/807866-19 (hierna: dagvaarding I), de dagvaarding met parketnummer: 09/160588-19 (hierna: dagvaarding II) en de dagvaarding met parketnummer: 09/817136-20 (hierna: de parallelle dagvaarding).
De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Kort en zakelijk samengevat wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van acht oplichtingen (feiten 1, 2, 3 en 4 van dagvaarding I en feiten 1, 2, 3 en 4 van de parallelle dagvaarding), deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichtingen (feit 5 op dagvaarding I) en het medeplegen van een scooterdiefstal (dagvaarding II).
De rechtbank zal hierna eerst de oplichtingsfeiten bespreken en daarna de overige feiten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 4 van dagvaarding I en feiten 1, 2 en 4 van de parallelle dagvaarding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de overige feiten heeft zij bewijsverweren gevoerd.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de raadsvrouw.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
De algemene werkwijze van de oplichtingen
De verdachte heeft een verklaring afgelegd over de wijze waarop hij in het algemeen oplichtingen pleegde en in dit kader het volgende verklaard.
De verdachte heeft gezegd dat hij “tussen een paar en tientallen” oplichtingen heeft gepleegd. Er zijn daarbij telefoons weggenomen bij mensen op een niet zo prettige manier. Hij en [medeverdachte 1] waren betrokken bij de oplichtingen. [medeverdachte 1] haalde hem gemiddeld misschien één of twee keer in de week op. De ene keer gingen ze chillen, de andere keer zette [medeverdachte 1] hem aan het werk.
Elke oplichting verliep in principe als volgt. Partij A is de persoon die contact opneemt. Dit is [medeverdachte 1] . Partij B is degene die de telefoon ophaalt. Dit is hijzelf. Partij C betreft de personen die de telefoons opkopen.
[medeverdachte 1] belde bijvoorbeeld [naam 1] . [naam 1] had een telefoon te koop staan. Ze maakten dan een akkoordje. [medeverdachte 1] had daar altijd wel een mooi praatje bij volgens de verdachte. [medeverdachte 1] was partij A. Dan kwam partij B, hijzelf. Hij werd er dan naar toe gestuurd. Hij haalde de telefoon op en ging daarna terug naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was dan in de buurt. [medeverdachte 1] zette hem daarna weer af en zei dat hij later geld kwam brengen.
Hij weet dat [medeverdachte 1] gedupeerden belde, omdat [medeverdachte 1] wel eens belde waar hij bij zat. [medeverdachte 1] belde als hij onderweg was naar die mensen. [medeverdachte 1] zei dan onder andere dat hij onderweg was en dat hij zo zou verschijnen. Naar zijn weten was [medeverdachte 1] de enige persoon die belde naar de gedupeerden. Hij kwam te weten wanneer [medeverdachte 1] weer had gebeld voor een afspraak doordat [medeverdachte 1] dan contact met hem opnam. Het klopt dat er werd verteld dat er een zoon gestuurd zou worden. [medeverdachte 1] vertelde hem dat. Hij werd door [medeverdachte 1] met een auto gebracht naar de personen die opgelicht moesten worden. Dit waren verschillende auto’s, waaronder een Mercedes. Hij denkt dat dit huurauto’s waren. Meestal zat hij alleen met [medeverdachte 1] in de auto. Nadat hij was afgezet in de straat waar de verkoper woonde, kreeg hij het huisnummer. In de woning bekeek hij de telefoon en maakte hij het geld over met de bankierenapp.
Deze app zag er net zo uit als een bankierenapp van de ABN AMRO. De app werkt als volgt. Je logt gewoon in met je inlogcode van de app, drukt op overboeken, vult het bedrag en het rekeningnummer van de persoon waarnaartoe het overgemaakt moet worden in, drukt op volgende, vult de code weer in en daarna staat het bij het overzicht van overboekingen. Het rekeningnummer dat wordt gebruikt, is vooraf al ingevuld. De app stond op een telefoon van [medeverdachte 1] . De verdachte kreeg de telefoon op het moment dat hij er heen ging en gaf deze terug als hij weer wegging. De telefoon met de app was naar zijn weten in beheer bij [medeverdachte 1] . De ene keer was het geld al door [medeverdachte 1] overgemaakt en de andere keer moest hij dat doen. In het begin werd er al ‘betaald’ voordat hij aankwam. Later wist hij precies hoe het werkte, namelijk dat het geld fictief was.
Als het niet lukte, belde hij met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] praatte dan met die mensen en negen van de tien keer ging het dan wel door. De verdachte heeft vooral telefoons meegenomen en een enkele keer een laptop. Het product dat hij meekreeg, gaf hij aan [medeverdachte 1] . Hij gaf een belletje als hij klaar was. De enige met wie hij contact had tijdens de oplichting was [medeverdachte 1] . Als hij er al wat voor kreeg, was dat maximaal 100 tot 150 euro. De afspraak was dat als er een telefoon kwam, zij de opbrengst door de helft zouden delen.
Hij heeft oplichtingen gepleegd met andere personen dan [medeverdachte 1] . Hij denkt dat dit ging om maximaal 2 tot 3 oplichtingen. [2]
3.4.2
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2 van dagvaarding I
De rechtbank zal voor de feiten 1 en 2 van dagvaarding I met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit met betrekking tot deze feiten.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1 van dagvaarding I:
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] , nr. PL1100-2019116639-1, op 20 juni 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie-eenheid Noord-Holland, met bijlagen, eigen waarneming van de rechtbank van een aantal screenshots (p. 195 t/m 203);
Het proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2019229203-2, op 26 augustus 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie-eenheid Den Haag (p. 206 en 207);
Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , nr. PL1500-2019235638-42, op 10 september 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie-eenheid Den Haag (p. 933).
Ten aanzien van feit 2 van dagvaarding I:
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 2] , nr. PL1500-2019166484-1, op 19 juni 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie-eenheid Den Haag, met een bijlage, een geschrift, het aankoopbewijs van de laptop (p. 214 t/m 218);
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, nr. PL1500-2019166484-6, op 18 juli 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie-eenheid Den Haag, met bijlagen
(p. 244 t/m 247);
3. Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , nr. PL1500-2019235638-42, op 10 september 2019 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie-eenheid Den Haag (p. 934).
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3 van dagvaarding I
De bewijsmiddelen
[aangever 3] , heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
Op vrijdag 17 mei 2019 heeft [aangever 3] een Apple iPhone XS te koop aangeboden op Marktplaats voor 775 euro. Dezelfde avond ontving hij verschillende reacties op de advertentie, waaronder van ene [verdachte] . [verdachte] belde met het telefoonnummer: [telefonnummer 1] . Hij zei dat hij belangstelling had voor de telefoon en dat zijn schoonzoon de telefoon kwam ophalen. [aangever 3] gaf [verdachte] zijn bankrekeningnummer en het adres waar hij op dat moment verbleef, te weten de [adres 2] . Via WhatsApp zag [aangever 3] een overboeking waarop de overschrijving van 775 euro op zijn naam te zien was. Voor de betaling werd gebruik gemaakt van de bankrekening ten name van [naam 2] . Het kwam op [aangever 3] geloofwaardig over.
Op vrijdag 17 mei 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 uur stond er een man voor zijn deur.
De man zei dat hij voor de telefoon kwam. [aangever 3] vroeg de man of hij iets bij zich had waar zijn naam op voorkwam. De man gaf hem een zorgpas van Zilveren Kruis en hiervan heeft [aangever 3] een foto gemaakt. Op de zorgpas zag hij staan: “ [verdachte] , geboortedatum: [geboortedatum] ”. Omdat de overschrijving plaatsvond in het weekend en tussen twee banken, zou het geld niet direct op zijn rekening staan. [aangever 3] heeft de man zijn telefoon gegeven en de man is weggegaan.
Op 20 mei 2019 stond het bedrag nog steeds niet op zijn rekening.
Bij de aangifte zijn diverse stukken gevoegd, waaronder een contract van T-Mobile waarin een telefoon van het merk Apple iPhone XS is vermeld, een foto van de zorgpas ten name van [verdachte] , screenshots van WhatsApp-berichten die zijn verstuurd tussen de aangever en ‘ [verdachte] ’ en een digitale foto waarop is te zien dat 775 euro is overgemaakt naar de rekening van [aangever 3] . [3]
Na zijn aanhouding heeft de verdachte twee pasjes aan de politie getoond die door de politie zijn gefotografeerd, waaronder een zorgpas van Zilveren Kruis ten name van
[verdachte] , [geboortedatum] . [4]
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op 4 september 2019 het volgende verklaard.
“U bespreekt mij de verdenking van 17 mei in Dordrecht waarbij een Apple iPhone
te koop is aangeboden en een jonge man langs is gekomen om die telefoon op te
halen. U vraagt of ik die jongen ben geweest. Ja, waarschijnlijk wel.
U houdt mij pagina 395 voor waarop een foto is te zien die aangever heeft gemaakt van de zorgpas en vraagt mij of ik die zorgpas bij mij had bij mijn aanhouding. Ja, volgens mij wel.” [5]
De verdachte heeft verklaard dat hij bij de oplichtingen meerdere keren de naam [naam 2] voor de bankrekening heeft gebruikt en dat zijn telefoonnummer: [telefonnummer 2] is. [6]
Eerdergenoemde oplichting heeft op 17 mei 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 uur plaatsgevonden aan de [adres 2] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefonnummer 2] , blijkt dat dit nummer op 17 mei 2019 om 20:28:53 en 20:33:28 uur verbinding heeft gemaakt met een basisstation dat is gelegen in Dordrecht. [7]
In de woning van de [medeverdachte 1] zijn meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder een Alcatel Pixy. Op deze telefoon stond een afbeelding van een rekeningoverzicht van [naam 2] . [8]
In de woning van [medeverdachte 1] is op 27 augustus 2019 tevens een iPhone XR aangetroffen met het IMEI-nummer [IMEI nummer 1] . [9]
De aangever is benaderd met het nummer [telefonnummer 1] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode 16 mei 2019 tot en met 18 mei 2019 is gebruikt in de telefoon met het IMEI-nummer: * [IMEI nummer 1] . [10]
De conclusie van de rechtbank
Gelet op wat de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop hij samen met tenminste één ander persoon oplichtingen pleegde en de rol die de verdachte [medeverdachte 1] bij deze oplichtingen heeft gehad, het feit dat [verdachte] deze oplichtingen - blijkens voornoemde verklaring - hoofdzakelijk samen met [medeverdachte 1] pleegde en de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 3 ten laste gelegde oplichting van [aangever 3] .
3.4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4 van dagvaarding I
De bewijsmiddelen
[aangever 4] , woonachtig aan de [adres 3] , heeft aangifte gedaan van oplichting. [aangever 4] heeft het volgende verklaard.
[aangever 4] heeft op 18 mei 2019 een advertentie op Marktplaats gezet en zijn telefoon van het merk Samsung Galaxy S10+ te koop aangeboden voor 700 euro. Op 19 mei 2019 is hij gebeld door een man die geïnteresseerd was in de door hem aangeboden telefoon.
Deze man zei dat hij deze voor 700 euro op wilde komen halen. Hier is [aangever 4] mee akkoord gegaan. De man zei dat hij het bedrag van 700 euro gelijk over zou maken. [aangever 4] heeft zijn bankrekeningnummer en zijn adresgegevens doorgegeven aan de man. De man zei dat zijn zoon op 19 mei 2019 voor 19:00 uur bij hem langs zou komen. [aangever 4] heeft op 19 mei 2019 om 18:47 uur inderdaad een WhatsApp ontvangen met een bevestiging dat er 700 euro was overgemaakt naar zijn bankrekening. Het bankrekeningnummer waarvandaan het geld was overgeschreven stond op naam van [verdachte] . Daarna is [aangever 4] tussen 18:40 uur en 20:15 uur zeven keer gebeld door de man waarmee hij de afspraken over de telefoon en betaling had gemaakt. De man vroeg of zijn zoon al bij hem langs was geweest.
Op 19 mei 2019 omstreeks 20:17 uur stond er een jongeman voor de deur van [aangever 4] die zich voorstelde als [verdachte] en kwam voor de telefoon. [aangever 4] heeft de jongen om zijn bankpas gevraagd. Deze liet de jongen aan [aangever 4] zien. [aangever 4] zag dat het rekeningnummer en de tenaamgestelde overeenkwamen met de gegevens van de bevestiging die hij via WhatsApp had ontvangen. [aangever 4] heeft zijn telefoon overhandigd aan [verdachte] en [verdachte] is weer weggegaan.
De jongen die zich voorstelde als [verdachte] voldoet aan het volgende signalement: blanke Nederlandse jongen, leeftijd 18 jaar, Haags accent, lengte 1.82 meter, had
kort donkerblond haar.
Op 20 mei 2019 was er nog steeds geen geld op de bankrekening van [aangever 4] bijgeschreven. Hij zag toen, dat de bevestiging van de betaling een nepbevestiging van de ABN AMRO bank betrof. Hij heeft op Facebook gezocht naar [verdachte] en vond diens Facebookaccount direct. Hierop zag hij foto’s van een jongen die hij herkende als de jongen die zijn telefoon had opgehaald.
Bij de informatie over familieleden op deze Facebooksite, zag [aangever 4] de vader van de jongen staan. Vervolgens heeft [aangever 4] telefonisch contact gelegd met deze man en hoorde direct dat dit een ander persoon was dan degene die zich in het eerste gesprek had voorgedaan als de vader van [verdachte] . [11]
Eerdergenoemde oplichting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2019 omstreeks 20:17 uur.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer [telefonnummer 2] van de verdachte blijkt dat dit nummer op 19 mei 2019 om 20:03 uur, 20:06 uur, 20:09 uur en 20:16 uur verbinding heeft gemaakt met het basisstation dat is gelegen aan de [adres 4] . Dit bassistation ligt op 490 meter afstand van de pleeglocatie van de oplichting, te weten de [adres 3] . [12]
De conclusie van de rechtbank
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in combinatie met hetgeen de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop hij altijd samen met tenminste één andere persoon oplichtingen pleegde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 4 van dagvaarding I ten laste gelegde oplichting van [aangever 4] .
3.4.5
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 van de parallelle dagvaarding
De bewijsmiddelen
[aangever 5] woonachtig aan de [adres 6] , heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft het volgende verklaard.
Hij had op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij zijn mobiele telefoon van het merk iPhone Xs Max 64 GB te koop aanbood.
Op 2 juli 2019 had [aangever 5] een afspraak gemaakt met [naam 2] . [naam 2] zei tegen [aangever 5] dat zijn zoon, [verdachte] , de telefoon op zou komen halen. Deze jongen heeft zich bij [aangever 5] thuis gelegitimeerd middels zijn Nederlandse identiteitskaart. [aangever 5] zag dat de foto op de identiteitskaart overeenkwam met de jongen die voor hem stond. Hij las op de identiteitskaart dat deze jongen [verdachte] heette en dat hij op [geboortedatum] is geboren. [verdachte] heeft de telefoon bekeken en besloot deze van [aangever 5] over te nemen voor een bedrag van 1100 euro. [verdachte] liet [aangever 5] zijn internetbankierenapp zien op zijn mobiel en vroeg [aangever 5] om zijn rekeningnummer in de app in te vullen. [verdachte] maakte het geld over naar het rekeningnummer van [aangever 5] en liet [aangever 5] als bevestiging op zijn bankierenapp zien dat het geld naar [aangever 5] was overgemaakt. [aangever 5] zag dat er 1100 euro van de rekening was afgeschreven. Hij heeft toen de mobiele telefoon aan [verdachte] overhandigd en daarna is [verdachte] vertrokken met zijn telefoon. Het geld is echter niet overgemaakt.
Bij de aangifte zijn een aantal stukken gevoegd waaronder de aankoopfactuur van de iPhone van [aangever 5] , een screenshot van de overboeking van 1100 euro van de rekening van [naam 2] naar [aangever 5] en een foto van het identiteitsbewijs van [verdachte] . [13]
De verdachte heeft verklaard dat hij bij de oplichtingen meerdere keren de naam [naam 2] voor de bankrekening heeft gebruikt en zijn eigen voornaam. [14]
De conclusie van de rechtbank
Gelet op wat de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop hij samen met tenminste één ander persoon oplichtingen pleegde en de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 1 van de parallelle dagvaarding ten laste gelegde oplichting van [aangever 5] .
3.4.6
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 van de parallelle dagvaarding
De bewijsmiddelen
[aangever 6] , woonachtig aan de [adres 7] , heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
[aangever 6] had een advertentie op Marktplaats geplaatst waarin hij zijn Apple iPhone X 256 voor het bedrag van 750 euro te koop aanbood. Op 6 augustus 2019 werd hij gebeld door ene [naam 2] met de vraag of de telefoon nog te koop was. Later belde [naam 2] om door te geven dat zijn zoon [verdachte] de telefoon rond 20.30 uur zou komen bekijken en deze meteen wilde meenemen. Om 19.48 uur appte [verdachte] [aangever 6] om zijn adres te vragen. [aangever 6] liet [verdachte] daarna binnen. [verdachte] keek naar de telefoon. Op dat moment belde zijn vader en vroeg of alles goed was. [verdachte] vroeg aan zijn vader wat er was afgesproken ten aanzien van het kopen van de telefoon.
[verdachte] liet het beeldscherm van zijn mobiele telefoon aan [aangever 6] zien. Daarop was de transactie van het overmaken van het geld naar de rekening van [aangever 6] te zien. [aangever 6] ging ervan uit dat het bedrag overgemaakt was. In goed vertrouwen heeft hij [verdachte] zijn mobiele telefoon meegegeven. [verdachte] belde weer zijn vader en deze zei tegen [aangever 6] dat het geld er de volgende dag op zou staan en dat het een dag kon duren.
[verdachte] zei dat [aangever 6] een foto van hem kon maken als hij dat wilde, wat [aangever 6] toen gedaan heeft. Die foto kan toegevoegd worden aan de aangifte. [verdachte] is vervolgens weggegaan en heeft de mobiele telefoon van [aangever 6] meegenomen.
Op 7 augustus 2019 omstreeks 23.00 uur keek de vader van [aangever 6] of het bedrag
op de rekening van [aangever 6] was overgeschreven. Dat was niet het geval. Zijn vader kwam erachter dat het rekeningnummer niet bestond.
Bij de aangifte zijn een aantal stukken gevoegd waaronder een aankoopfactuur van een iPhone X 256 GB Space Grey, een screenshot van de overboeking van 750 euro van de rekening van [naam 3] naar de rekening van [aangever 6] en de door [aangever 6] gemaakte foto van [verdachte] . [15]
[verbalisant 1] heeft de verdachte herkend als de jongen die is te zien op de door [aangever 6] gemaakte foto van [verdachte] . [16]
De conclusie van de rechtbank
Gelet op wat de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop hij met tenminste een ander persoon samen oplichtingen pleegde en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 2 van de parallelle dagvaarding ten laste gelegde oplichting van [aangever 6] .
3.4.7
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3 van de parallelle dagvaarding
De bewijsmiddelen
[aangever 7] , woonachtig aan de [adres 8] , heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
Op zaterdag 24 augustus 2019 heeft [aangever 7] op www.marktplaats.nl een advertentie geplaatst waarin hij een mobiele telefoon te koop aanbod, te weten een Apple iPhone XR. Omstreeks 14.15 uur werd [aangever 7] gebeld door een man die zich voorstelde als [naam 2] . [naam 2] zei dat hij interesse had in zijn iPhone en dat hij deze wilde komen ophalen voor 715 euro. [naam 2] zei dat hij zijn zoon [verdachte] naar [aangever 7] zou sturen om de telefoon op te halen en om te betalen.
Omstreeks 15.30 uur werd er bij [aangever 7] thuis aangebeld en zag hij dat er een jonge jongen voor zijn deur stond. De jongen stelde zich voor als [verdachte] en zei dat hij de telefoon kwam ophalen en betalen. [verdachte] zei tegen [aangever 7] dat hij de 715 euro direct zou overboeken naar zijn rekeningnummer. [aangever 7] vroeg [verdachte] om zijn identiteitskaart, omdat hij er wel zeker van wilde zijn dat het allemaal klopte. [verdachte] pakte zijn identiteitskaart. [aangever 7] zag dat de foto op de identiteitskaart overeen kwam met [verdachte] en dat daarop stond: “ [verdachte] , [geboortedatum] ”. [aangever 7] heeft een foto van de identiteitskaart van [verdachte] gemaakt.
[aangever 7] gaf [verdachte] zijn rekeningnummer, zodat [verdachte] het geld kon overmaken. [verdachte] liet [aangever 7] vervolgens op een ABN-betaalapp (de rechtbank begrijpt een ABN AMRO- betaalapp) zien dat hij het geld had overgemaakt naar diens rekeningnummer. [aangever 7] vertrouwde het wel en heeft [verdachte] de telefoon gegeven.
Op 26 augustus 2019 zag [aangever 7] dat de 715 euro nog steeds niet op zijn rekening stonden. Hij heeft vervolgens naar het telefoonnummer van [naam 2] geappt en
gezegd dat hij het geld nog niet binnen had. [aangever 7] heeft hier geen reactie op gekregen. [17]
De verdachte heeft verklaard dat hij bij de oplichtingen meerdere keren de naam [naam 2] voor de bankrekening heeft gebruikt en zijn eigen voornaam.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of de foto die achter de aangifte is opgenomen in het dossier wel verband houdt met de aangifte van [aangever 7] , dat er om die reden onvoldoende bewijs in het dossier resteert dat de verdachte dit oplichtingsfeit heeft gepleegd en dat hij daarom van dit feit zou moeten worden vrijgesproken.
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de foto niet noodzakelijk is om tot een bewezenverklaring te komen. Gelet op de aangifte van [aangever 7] heeft de jongen aan wie hij op 24 augustus 2019 zijn iPhone XR heeft afgegeven hem het identiteitsbewijs van de verdachte laten zien. Aangever twijfelde er niet aan, dat die jongen de persoon was die op de kaart stond afgebeeld. Daar komt bij, dat de verdachte in de zaak [aangever 5] zijn identiteitsbewijs en in de zaak [aangever 3] zijn zorgpas heeft laten zien, kennelijk om het vertrouwen van de verkopers te winnen. Verder valt op dat de naam [naam 2] bij dit oplichtingsfeit weer is gebruikt, terwijl de verdachte heeft verklaard dat bij de oplichtingen meerdere keren de naam [naam 2] voor de bankrekening is gebruikt. Dit alles, in combinatie met wat de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de manier waarop hij samen met tenminste één andere persoon oplichtingen pleegde, acht de rechtbank ruim voldoende om wettig en overtuigend bewezen te vinden dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 3 van de parallelle dagvaarding ten laste gelegde oplichting van [aangever 7] .
3.4.8
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4 van de parallelle dagvaarding
De bewijsmiddelen
[aangever 8] , woonachtig aan de [adres 9] , heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft het volgende verklaard.
Op 28 augustus 2019 heeft [aangever 8] zijn Apple Macbook te koop aangeboden op Marktplaats. Vervolgens werd hij daarover gebeld door iemand die zich [naam 2] noemde. Aan zijn stem te horen, dacht [aangever 8] dat het een man was van ongeveer 55 jaar. [aangever 8] en de man zijn een prijs overeengekomen van 2000 euro. [naam 2] zei dat hij zijn zoon langs zou sturen om de computer op te halen. Om 18.30 uur werd er bij [aangever 8] aangebeld. Hij deed de voordeur open en zag een jongen staan. De jongen zei dat hij voor de Macbook kwam. De jongen heeft bekeken of de Macbook in goede staat verkeerde, gaf aan de Macbook te willen kopen en vroeg om de bankgegevens van [aangever 8] . [aangever 8] zei tegen de jongen dat hij zijn bankrekening en het bedrag zelf zou invoeren. De jongen stemde hier mee in. [aangever 8] zag dat de jongen de betaling had geaccordeerd en dat het bedrag, 2000 euro, van de rekening was afgeschreven. [aangever 8] vroeg aan de jongen of hij in het overzicht van diens betaalapp de transactie nog een keer mocht controleren. [aangever 8] zag dat alles klopte en heeft hiervan een foto gemaakt. Daarna heeft hij de Macbook aan de jongen meegegeven.
De jongen heeft een blanke huidskleur, een mollig postuur, is 24 tot 25 jaar oud, is 1,75 tot 1,80 meter lang, heeft bolle wangen (acné/litteken), heeft kort krullend donker haar, droeg groene leren schoenen (vermoedelijk Lacoste) en hij had een Haags accent. [18]
Tijdens zijn insluitingsfouillering zijn er op 1 september 2019 enkele foto’s van de verdachte gemaakt. Vermeld is dat de verdachte voldoet aan het volgende signalement: Nederlandse afkomst, blanke huidskleur, ongeveer 20 jaar oud en donkerblond haar. De politie heeft verder geverbaliseerd dat de verdachte toen donkergroene glanzende schoenen droeg. [19]
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
De manier waarop de oplichting in deze zaak blijkens de aangifte van [aangever 8] heeft plaatsgevonden, stemt overeen met wat de verdachte in algemene zin heeft verklaard over de manier waarop hij oplichtingen pleegde. Verder stemt het signalement van de jongen aan wie [aangever 8] zijn Macbook heeft afgegeven, in grote lijnen overeen met het door de politie beschreven signalement van de verdachte. Hierbij valt op dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding (vier dagen na dit feit) groene schoenen droeg, net als de persoon aan wie [aangever 8] zijn Macbook had afgegeven. Op zichzelf genomen zou het bewijs te weinig zijn voor een veroordeling, maar in combinatie met de hiervoor besproken zaken (telkens is de werkwijze hetzelfde en ook hier is de naam [naam 2] gebruikt) acht de rechtbank dit voldoende.
Aangezien [aangever 8] heeft verklaard dat de persoon die hem belde over zijn Macbook in de vijftig was, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat hij de oplichtingen met ten minste één ander persoon pleegde, concludeert de rechtbank dat de verdachte ook in dit geval nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt.
3.4.9
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5 van dagvaarding I
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot doel had het plegen van misdrijven, te weten diverse oplichtingen.
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon.
Op basis van de hiervoor bewezen verklaarde oplichtingsfeiten concludeert de rechtbank dat de verdachte steeds heeft samengewerkt met een ander bij de oplichting van personen die op Marktplaats een telefoon of laptop te koop hadden aangeboden en dat hij zich aldus meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Blijkens zijn verklaring heeft hij deze feiten doorgaans met [medeverdachte 1] gepleegd, maar heeft hij in enkele gevallen samengewerkt met iemand anders.
Om te kunnen bewijzen dat er meer was dan deze vorm van strafbare deelneming is het nodig dat uit de bewijsmiddelen tevens kan worden afgeleid dat er in de ten laste gelegde periode tussen verdachte en voornoemde anderen een samenwerkingsverband bestaan heeft met een zekere duurzaamheid en structuur, dat het plegen van misdrijven nastreeft. Het enkele feit dat de verdachte meermaals tezamen met [medeverdachte 1] de betreffende feiten heeft gepleegd, is daarvoor niet voldoende, ook niet in combinatie met een vaste taakverdeling. [medeverdachte 1] pleegde de feiten ook alleen.
De bewijsmiddelen leveren - ook in onderlinge samenhang bezien - te weinig aanknopingspunten op om te komen tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat er tussen de verdachten een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur zoals hiervoor bedoeld heeft bestaan. Toen [medeverdachte 1] was aangehouden, is de verdachte op dezelfde manier doorgegaan met het plegen van oplichtingen, maar nu werd hij door iemand anders naar de slachtoffers gebracht. De samenwerking lijkt dus een ad-hockarakter te hebben gehad. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van deelneming aan een criminele organisatie.
3.4.10
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dagvaarding II
De bewijsmiddelen
[aangever 9] heeft aangifte gedaan van diefstal. Hij heeft het volgende verklaard.
Op 30 juni 2019 hadden hij en zijn vriend [getuige] een afspraak met “ [verdachte] ”. Deze naam stond op de identiteitskaart die [verdachte] naar [getuige] had toegestuurd via WhatsApp. De afspraak ging over het kijken naar een scooter, merk Aprilia, voorzien van het [kenteken] , die [aangever 9] via Marktplaats te koop had aangeboden.
Op 4 juli 2019 omstreeks 21.30 uur stond [verdachte] voor de poort van het erf waar de scooter gestald stond, gelegen aan de [adres 10] . [verdachte] was met een Surinaams jongetje van ongeveer zestien jaar oud. [verdachte] stapte het erf op met zijn vriend om een testrit te maken. Het erf is rondom afgesloten door middel van hekwerk. [aangever 9] zag dat [verdachte] met de scooter in de richting van de parkeerplaats van de [adres 10] reed. [getuige] riep naar [verdachte] : “Kom eens hierheen.” [aangever 9] en [getuige] wilden namelijk niet dat [verdachte] het erf zou verlaten. [aangever 9] zag dat het Surinaamse jongetje achterop de scooter sprong bij [verdachte] en dat zij vervolgens wegreden. Hierna is hij ze uit het oog verloren en heeft hij direct 112 gebeld.
[aangever 9] en [getuige] hebben geen toestemming gegeven aan [verdachte] om het erf te verlaten met de scooter. De testrit zou alleen op het erf plaatsvinden. [aangever 9] heeft geen geld ontvangen van [verdachte] voor zijn scooter. [20]
[getuige] heeft het volgende verklaard.
Hij is in contact gekomen met [verdachte] wegens de verkoop van een scooter. Het ging om een blauwe scooter van het merk Aprilia SR 125cc. [verdachte] bood 650 euro en toen heeft [getuige] tegen [verdachte] gezegd dat [verdachte] de scooter kon komen halen. [verdachte] heeft een foto van zijn ID naar [getuige] gestuurd met gebruikmaking van het nummer: [telefonnummer 2] . Op 4 juli 2019 hadden ze (de rechtbank begrijpt aangever [aangever 9] en [getuige] ) een afspraak gemaakt met [verdachte] . Die dag kwamen [verdachte] en een donkere jongen om 21:30 uur aan. [getuige] heeft de scooter gepakt en gestart. Hij heeft tegen [verdachte] gezegd dat hij binnen de hekken moest blijven. [verdachte] reed vervolgens van het terrein af. [getuige] is ook het terrein afgelopen en heeft [verdachte] teruggeroepen. Daarna sprong de Surinaamse jongen bij [verdachte] achterop en zijn zij weggereden. Ten aanzien van de testrit hadden zij afgesproken dat [verdachte] op het terrein moest blijven. Nadat zij weg waren gereden, hebben zij [verdachte] gebeld en ge-sms’t. Zij hebben tegen [verdachte] gezegd dat hij op camera staat en dat zij een foto van zijn ID hadden. [21]
Op donderdag 4 juli 2019 te 21:45 uur hoorde [verbalisant 2] dat collega’s op de [straatnaam 1] achter een bromfiets reden die een stopteken negeerde en er vandoor ging. Op het [stratnaam 2] zag [verbalisant 2] de bromfiets en constateerde dat de bestuurder met
verhoogde snelheid reed. Hij gaf de bestuurder een stopteken, wat werd genegeerd. De bestuurder van de bromfiets, de verdachte, is na een achtervolging omstreeks 22:01 uur aangehouden op [straatnaam 3]
Na bevraging van de verdachte in de politiesystemen bleek dat hij niet in het bezit was van een rijbewijs voor het besturen van een bromfiets. [22]
Op de bromfiets zat als bijrijder [medeverdachte 2] . [23] In zijn telefoon stond een WhatsAppbericht open. Een verbalisant heeft op 4 juli 2019 de volgende WhatsApp-berichten aangetroffen tussen hem en “ [verdachte] ”. De rechtbank vermeldt cursief de vertaling van een aantal woorden volgens het Straatwoordenboek.
[verdachte] 20:47 uur: Ben nu bijna centje (
centraal station)
[verdachte] 20:47 uur: Ik rij nu letterlijk langs waar die scoobie
(scooter)staat.
[medeverdachte 2] 20:47 uur: Ainee
[verdachte] 20:47 uur: Gaan we die 125er klaren (
stelen, roven, jatten)?
[verdachte] 20:48 uur: is een oude man
[verdachte] 20:48 uur: Niffoo
(neef)
[verdachte] 20:48 uur: Kom centje we gaan de ding klaren
[verdachte] 20:48 uur: Niffo
[verdachte] 20:48 uur: Ik zweer
[medeverdachte 2] 20:49 uur: saff ww gaam klarem
De verbalisant vermoedde dat de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] contact hadden gehad over de scooter van l25cc. De verbalisant pakte de telefoon van [verdachte] en zag dat de afzender met de naam “SR 125cc” een nieuw bericht had gestuurd om 21.55 uur, inhoudende: “Ik vind jullie wel vrind.” Hij vermoedde dat dit bericht van de aangever afkomstig was. [24]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, ten tijde van de scooterafspraak, geen geld had om de scooter van [aangever 9] te kunnen kopen en niet in het bezit was van een brommerrijbewijs. Verder heeft hij verklaard dat hij met “scoobie” een scooter bedoelt en met “centje” centraal station. [25]
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 4 juli 2019 had de verdachte een afspraak met aangever [aangever 9] en getuige [getuige] om een scooter van het merk Aprilia SR 125 cc te kopen. Voorafgaand aan deze afspraak heeft de verdachte appcontact gehad met verdachte [medeverdachte 2] , de persoon met wie hij uiteindelijk naar die afspraak toe is gegaan. Tijdens dit appcontact heeft de verdachte tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij een scoobie wil klaren, een “125er”. Gelet op de feiten dat het woord “scoobie” blijkens het Straatwoordenboek scooter betekent, “klaren” stelen en de scooter die te koop stond een Aprilia SR 125 cc betrof, concludeert de rechtbank dat verdachte - voorafgaand aan de afspraak van 4 juli 2019 - al tegen [medeverdachte 2] had gezegd dat hij van plan was om de scooter van [aangever 9] te gaan stelen.
Dat de verdachte niet de intentie heeft gehad om de scooter te stelen en dat “een scooter klaren” ook iets anders kan betekenen zoals “een scooter opknappen”, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst verwijst zij naar het Straatwoordenboek, waarin deze betekenis van klaren niet wordt genoemd. Verder heeft de verdachte ter zitting gezegd dat hij geen geld had om de scooter te kunnen kopen en ook niet in het bezit was van een brommerrijbewijs.
Dat er wat [aangever 9] en [getuige] betreft geen afspraak was voor een proefrit buiten het terrein, blijkt ook wel uit het feit dat ze direct de politie hebben gebeld en dat een van hen de verdachte een berichtje stuurde met het dreigement dat hij hen wel zou vinden.
Concluderend acht de rechtbank het verhaal van de verdachte ongeloofwaardig en gaat daar om die reden aan voorbij.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de scooter van [aangever 9] heeft gestolen. Dat de verdachte dit feit samen met een ander, te weten [medeverdachte 2] , heeft gepleegd acht de rechtbank niet bewezen, gelet op de omstandigheid dat [medeverdachte 2] eigenlijk alleen maar achterop de scooter van [aangever 9] is gaan zitten en verder geen bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van de scooter.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Dagvaarding I
1.
op 13 juni 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van
eentelefoon (merk iPhone Xs), door:
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
- die [aangever 1] een digitale foto via WhatsApp te sturen waarop te zien was dat EUR 900 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 1] , en
- naar de woning van die [aangever 1] te gaan en daar te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 1] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie;
2.
op 16 juni 2019 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van
eenlaptop (merk Dell), door;
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van een laptop op de website www.maktplaats.nl;
- met die [aangever 2] een koopprijs van EUR 1.300 af te spreken;
- met die [aangever 2] telefonisch af te spreken dat bij overdracht van de laptop, via de ABN AMRO-applicatie ter plekke voornoemd bedrag zal worden overgemaakt
en
- naar de woning van die [aangever 2] te gaan en daar via de telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 2] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie;
3.
op 17 mei 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een telefoon (merk iPhone Xs) door;
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl;
- met die [aangever 3] een koopprijs van EUR 775 af te spreken;
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 3] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie;
- die [aangever 3] een digitale foto via WhatsApp te sturen waarop te zien was dat EUR 775 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 3]
en
- een zorgpas te laten zien waarop de naam stond die overeenkwam met de naam
van de persoon die telefonisch contact had gezocht met die [aangever 3] ;
4.
op 19 mei 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van een telefoon (merk Samsung Galaxy S10+) door:
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl;
- met die [aangever 4] een koopprijs van EUR 700 af te spreken,
- die [aangever 4] een digitale foto via WhatsApp te sturen waarop te zien was EUR 700 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 4] , door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie
en
- een bankpas te laten zien waarbij het rekeningnummer en de te naam gestelde overeenkwamen met de betalingsbevestiging die via WhatsApp was verstuurd aan die [aangever 4] ;
Dagvaarding II
op 4 juli 2019 te ’s-Gravenhage, een scooter van het merk Aprilia voorzien van het [kenteken] ,
welkgoed geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parallelle dagvaarding
1.
op 2 juli 2019, te Urk, tezamen met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 5] , heeft bewogen tot afgifte van een iPhone Xs Max, door:
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die telefoon,
- naar de woning van die [aangever 5] te gaan en daar aan te geven die iPhone te willen kopen voor EUR 1.100,-
en
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 5] was betaald door gebruik te maken van een valse internetbankierenapplicatie en aan die [aangever 5] te laten zien dat het geld naar zijn rekening was overgemaakt;
2.
op 6 augustus 2019 te Utrecht, tezamen met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 6] heeft bewogen tot afgifte van een iPhone X 256, door
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die telefoon
en
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 6] was overgemaakt en op het beeldscherm van een mobiele telefoon de transactie van het overmaken van het geld te tonen;
3.
op 24 augustus 2019 te Rijswijk, tezamen met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 7] heeft bewogen tot afgifte van een Apple iPhone XRC, door
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl;
- telefonisch met die [aangever 7] een koopprijs van EUR 715 af te spreken;
-tegen die [aangever 7] te zeggen dat hij de EUR 715 direct zou overboeken naar het rekeningnummer van die [aangever 7] ;
- een identiteitskaart te laten zien waarop de foto stond die overeenkwam met het uiterlijk van de persoon die de telefoon kwam ophalen en zou betalen, en
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 7] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN Amro-applicatie en aan die [aangever 7] te laten zien dat het geld was overgemaakt naar het rekeningnummer van die [aangever 7] ;
4.
op 28 augustus 2019 te Weesp, tezamen met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 8] heeft bewogen tot afgifte van een Apple Macbook door
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die Macbook op de website www.marktplaats.nl,
- telefonisch met die [aangever 8] een koopprijs van EUR 2000 af te spreken
en
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 8] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie en meermaals aan die [aangever 8] te laten zien dat het geld was afgeschreven van zijn rekening.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering;
  • dat de rechtbank het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bij uitspraak zal opheffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden.
De verdachte dacht aanvankelijk echt dat iedereen beter zou worden van de delicten. Toen hij erachter kwam dat dat niet klopte en wilde stoppen, werd hem dat vrijwel onmogelijk gemaakt, onder andere door bedreigingen van [medeverdachte 1] . Hij voelt zich inmiddels schuldig en schaamt zich. Hij heeft in het afgelopen jaar de tijd genomen om aan zichzelf en zijn toekomst te werken.
Na zijn invrijheidstelling heeft de verdachte op eigen initiatief hulp gezocht bij het Jeugd Interventieteam en een fulltime baan als vuilnisman gevonden. Hij staat op de wachtlijst voor begeleid wonen en zal daar binnenkort een plek krijgen. Als aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, zou dit alle positieve ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in zijn leven doorkruisen.
De reclassering heeft in haar rapport van 28 oktober 2019 geadviseerd om aan de verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Reclasseringstoezicht is niet aangewezen, omdat de verdachte heeft aangetoond dat hij zelf in staat is om hulp te zoeken. De verdachte is overigens wel bereid om zijn medewerking te verlenen aan reclasseringstoezicht.
De raadsvrouw heeft de rechtbank ten slotte verzocht om aan de verdachte een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en niet bij uitspraak al over te gaan tot opheffing van het schorste bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat het op dit moment goed gaat met de verdachte, dat hij zijn afspraken met het JIT nakomt, dat hij een postadres heeft en dat hij zo nodig via haar bereikbaar is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van en de hoeveelheid gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een 4 maanden schuldig gemaakt aan 9 vermogensfeiten, te weten 8 oplichtingen en een scooterdiefstal.
De oplichtingen verliepen steeds op dezelfde manier. Er werd contact opgenomen met iemand die op Marktplaats een mooie, dure telefoon of laptop te koop had aangeboden. Bij het slachtoffer werd meestal thuis een afspraak gemaakt. Dan werd de indruk gewekt dat het overeengekomen verkoopbedrag was overgemaakt. Vervolgens werd de telefoon of laptop in ontvangst genomen zonder dat er betaald was. Bij deze oplichtingen werd op een zeer listige en bedrieglijke manier te werk gegaan om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen. Er werden via WhatsApp nepoverschrijvingen gestuurd naar de slachtoffers, er werd gebruik gemaakt van een namaak-internetbankierenapp van de ABN AMRO bank
en sommige slachtoffers werden overgehaald om toch tot een verkoop over te gaan als zij hierover twijfels hadden.
De verklaring van de verdachte dat hij dacht dat ook de benadeelden er “beter” van werden (hij bedoelt waarschijnlijk: niet slechter) omdat ze de schade bij hun verzekering konden claimen, is niet geloofwaardig. Ook aan zijn verklaring dat hij alleen doorging omdat hij door [medeverdachte 1] werd bedreigd, hecht de rechtbank weinig geloof, omdat de verdachte er ook mee doorging toen [medeverdachte 1] in de gevangenis zat. Het was voor de verdachte, die destijds nauwelijks inkomen had, gewoon makkelijk verdienen. Elke keer deed hij zijn best om het vertrouwen van de gedupeerden te winnen, om ze maar over te halen hun dure spullen aan hem af te staan. Door deze oplichtingen te plegen heeft de verdachte de slachtoffers financieel flink benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de manier waarop (via het internet) goederen worden verkocht en gekocht.
In het meest recente reclasseringsadvies van 28 oktober 2020 adviseert de reclassering om de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op het aantal strafbare feiten dat de verdachte heeft gepleegd en de stelselmatigheid en het gemak waarmee de oplichtingen werden gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat in principe niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf, te weten een forse gevangenisstraf.
De rechtbank ziet echter ook dat de verdachte de afgelopen tijd een positieve draai heeft gegeven aan zijn leven door hulp te zoeken en een baan te vinden. Ook zal hij waarschijnlijk binnen korte tijd een eigen woning hebben in een instantie voor begeleid wonen. Daarnaast was de verdachte nog maar net volwassen toen hij de bewezen verklaarde feiten pleegde en is hij, blijkens zijn strafblad van 9 oktober 2020, niet eerder veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Gelet op de twee laatstgenoemde omstandigheden en omdat de rechtbank de positieve ontwikkelingen die plaats hebben gevonden in het leven van de verdachte niet wil doorkruisen, zal zij in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, in combinatie met de maximale taakstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren passend. Hoewel de reclassering heeft geadviseerd om geen bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, zal de rechtbank aan de verdachte toch een meldplicht opleggen in de hoop hem hiermee op het rechte pad te houden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.426,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 926,99 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 1.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 877,86, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 365,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 749,69, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 625,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 702,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 500,00 materiële schade en € 100,00 immateriële schade. Daarnaast heeft [benadeelde 7] € 102,64 gevorderd wegens door hem gemaakte proceskosten.
[benadeelde 8] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 9] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.512,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 1.512,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade. Daarnaast heeft [benadeelde 10] € 270,00 gevorderd wegens door haar gemaakte proceskosten.
[aangever 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.799,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Dit bedrag bestaat uit € 1.129,99 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade
[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft daarnaast aangegeven immateriële schade te hebben geleden. De hoogte van de vergoeding van deze schade, laat hij aan de rechtbank over.
[aangever 8] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft [aangever 8] € 13,94 gevorderd wegens door hem gemaakte proceskosten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot een bedrag van € 900,00 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] tot een bedrag van € 700,00 en tot afwijzing van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 700,00 en tot afwijzing van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] ;
  • afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] ;
  • afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] tot een bedrag van € 500,00 (materiële schade) en € 10,64 (proceskosten), en tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] ;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] tot een bedrag van € 1.050,00 (materiële schade) en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 5] tot een bedrag van € 1.100,00 (materiële schade) en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] tot een bedrag van € 750,00 (materiële schade) en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige (immateriële schade).
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij [aangever 8] .
Zij heeft de rechtbank verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de verdachte ten aanzien van de vorderingen die zij (gedeeltelijk) toewijsbaar acht en daarbij de wettelijke rente op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
  • Diverse benadeelde partijen hebben een schadevergoeding verzocht voor het goed dat zij in het kader van een oplichtingsfeit hebben afgegeven. Slechts het bedrag dat deze benadeelde partijen overeen zijn gekomen voor de verkoop van dit goed, is voor toewijzing vatbaar;
  • Een vordering van een benadeelde partij tot schadevergoeding dient te worden afgewezen ofwel niet-ontvankelijk te worden verklaard indien er geen factuur of ander aankoopbewijs aanwezig is van eerdergenoemd goed;
  • De vergoeding die is gevorderd door enkele benadeelde partijen wegens immateriële schade, is niet voor toewijzing vatbaar wegens gebrek aan onderbouwing van deze schadepost;
  • De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot schadevergoeding dient daarnaast te worden afgewezen, althans niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de post “telefoonhoesje” wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen deze schade en de aangifte van [aangever 1] ;
  • De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] tot schadevergoeding dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet onder meer op de door haar bepleite vrijspraak van feit 5 van dagvaarding I.
De rechtbank zal, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten die de raadsvrouw heeft ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Enkele algemene opmerking van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen
In een aantal gevallen heeft een benadeelde partij verzocht om een hogere schadevergoeding voor het goed dat die benadeelde partij door oplichting kwijt is geraakt, dan het verkoopbedrag dat overeen was gekomen voor de verkoop van dat goed. De rechtbank acht alleen het overeengekomen verkoopbedrag toewijsbaar, omdat dit bedrag de werkelijke schade vertegenwoordigt. Voor zover het door een benadeelde partij gevorderde bedrag ten aanzien van dit goed hoger is dan het overeengekomen verkoopbedrag, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afwijzen.
Indien een benadeelde partij geen factuur of ander aankoopbewijs van een dergelijk goed bij de vordering heeft gevoegd, acht de rechtbank deze schadepost desondanks voor het overeengekomen verkoopbedrag toewijsbaar indien deze benadeelde partij wel met name is genoemd in de tenlastelegging.
De rechtbank heeft immers ten aanzien van deze benadeelde partijen bewezen verklaard dat zij voor dit bedrag zijn opgelicht. Bij de rechtbank bestaat er verder geen twijfel dat dit het bedrag is dat deze benadeelde partijen overeen zijn gekomen voor de verkoop van hun goed.
7.3.2
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 1]
De schadepost “iPhone XS” (ad € 900,00) is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 van dagvaarding I bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht deze schadepost derhalve voor toewijzing vatbaar.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schadepost “Telefoonhoesje” (ad
€ 26,99) en de immateriële schadepost (ad € 2.500,00), is namens de verdachte betwist en naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van deze posten, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 900,00, bestaande uit materiële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 juni 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 van dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 1] .
7.3.3
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 2]
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 van dagvaarding I bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering ter hoogte van € 1.300,00, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 juni 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 van dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 2] .
7.2.4
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 4]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 4 van dagvaarding I bewezenverklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De benadeelde partij vordert een hoger bedrag voor de telefoon die hij kwijt is geraakt ten gevolge van dit oplichtingsfeit (€ 877,86), dan het verkoopbedrag dat hij in het kader van dit feit overeen is gekomen (€ 700,00).
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 700,00, bestaande uit materiële schade, en de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 van dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 700,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 4] .
7.2.5
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10]
De verdachte zal worden vrijgesproken van het enige strafbare feit waarop deze vorderingen betrekking zouden kunnen hebben, te weten feit 5 van dagvaarding I. De rechtbank zal de benadeelde partijen om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.2.6
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 5]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 van de parallelle dagvaarding bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De benadeelde partij vordert een hoger bedrag voor de telefoon die hij kwijt is geraakt ten gevolge van dit oplichtingsfeit (€ 1.229,99), dan het verkoopbedrag dat hij in het kader van dit feit overeen is gekomen voor de verkoop van deze telefoon (€ 1.100,00).
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing vatbaar. Zij zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel van deze schadepost afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schadepost (ad € 2.500,00), zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.100,00 bestaande uit materiële schade, de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van de materiele schade afwijzen en de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 juli 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 van de parallelle dagvaarding bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 5] .
7.2.7
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 6]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schadepost (ad € 750,00) is namens de verdachte niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 van de parallelle dagvaarding bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht deze schadepost dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schadepost (bedrag te bepalen door de rechtbank), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit materiële schade en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 augustus 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 van de parallelle dagvaarding bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 6] .
7.2.8
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 8]
De materiële schadepost “nooit ontvangen bedrag met betrekking tot oplichting” (ad
€ 2.000,00), is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 4 van de parallelle dagvaarding bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht deze post dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 augustus 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 13,94. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 van de parallelle dagvaarding bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 8] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer: 09/807866-19 onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/807866-19 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, het bij dagvaarding II met parketnummer 09/160588-19 ten laste gelegde feit en de bij de parallelle dagvaarding met parketnummer 09/817136-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feit 1, 2, 3 en 4 van dagvaarding I en de feiten 1, 2, 3 en 4 van de parallelle dagvaarding:
telkens: medeplegen van oplichting;
ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd,
onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, adres: Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de
aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op
2 (twee) uren per dag;
de voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [aangever 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 900,00 en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] geheel toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [aangever 1] een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 2] een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 900,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 1] ;
  • € 1.300,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 18 dagen respectievelijk 23 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 700,00,
de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.100,00,
de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 6] gedeeltelijk toe tot een bedrag van €750,00,
en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 8] geheel toe tot een bedrag van € 2.000,00;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [aangever 4] een bedrag van € 700,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 5] een bedrag van € 1.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 6] een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 8] een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] voor het overige af;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] af ten aanzien van de overige materiële schade en bepaalt dat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de immateriële schade;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 6] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil ten aanzien van de benadeelde partijen [aangever 4] ,
[aangever 5] en [aangever 6] en op € 13,94 ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 8] , en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 700,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 4] ;
  • € 1.100,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 5] ;
  • € 750,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 6] ;
  • € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 8] .
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen respectievelijk 21 dagen, respectievelijk 15 dagen, respectievelijk 30 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2020.
Bijlage I: De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 09/807866-19
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten telefoon (merk Iphone Xs),
door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
- die [aangever 1] een digitale foto (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was dat EUR 900 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 1] , en/of
- naar de woning van die [aangever 1] te gaan en daar te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 1] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2019 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten laptop (merk Dell), door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van een laptop op de website www.marktplaats.nl
- met die [aangever 2] een koopprijs van EUR 1.300 af te spreken
- met die [aangever 2] telefonisch af te spreken dat bij overdracht van de laptop, via de ABN-Amro (applicatie) ter plekke voornoemd bedrag zal worden overgemaakt,
- naar de woning van die [aangever 2] te gaan en daar via de telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 2] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie;
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Dordrecht , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een telefoon (merk Iphone XS) door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl,
- met die [aangever 3] , een koopprijs van EUR 775 af te spreken,
- met die [aangever 3] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen,
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 3] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie,
- die [aangever 3] een digitale foto (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was dat EUR 775 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 3] ,
- daarbij aan te geven gebruik te maken van een bankrekening van een vriend omdat hij, verdachte, zelf niet aan internetbankieren deed en/of het bedrag niet direct op de rekening van die [aangever 3] zou staan omdat de overschrijving plaatsvond in het weekend, en/of
- een zorgpas te laten zien waarop de naam stond die overeenkwam met de naam
van de persoon die telefonisch contact had gezocht met die [aangever 3] ;
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een telefoon (merk Samsung Galaxy S10+) door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl,
- met die [aangever 4] , een koopprijs van EUR 700 af te spreken,
- aan te geven dit bedrag direct over te maken en een bevestiging via de WhatsApp te sturen,
- die [aangever 4] een digitale foto (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was EUR 700 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 4] , door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie,
- naar de woning van die [aangever 4] te gaan en aan te geven dat de telefoon waarop de overboeking te zien was het niet deed, en/of
- een bankpas te laten zien waarbij het rekeningnummer en de te naam gestelde overeenkwamen met de betalingsbevestiging die via de WhatsApp was verstuurd
aan die [aangever 4] ;
5.
Hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Delft, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht;
Parketnummer: 09/160588-19
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (scooter)(van het merk Aprilia voorzien van het [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 9] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer: 09/817136-20
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2019, te Urk, althans in Nederland, tezamen met een of meer anderen althans alleen met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijke te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] (zaak 19), heeft bewogen tot afgifte van een Iphone Xs Max, in elk geval van enig goed, door:
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die telefoon,
- telefonisch met die [aangever 5] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen en te betalen;
- naar de woning van die [aangever 5] te gaan en daar aan te geven die Iphone te willen kopen voor EUR 1.100,-
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 5] was betaald door gebruik te maken van een (valse) internetbankieren applicatie en aan die [aangever 5] te laten zien dat het geld naar zijn rekening was overgemaakt;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] (zaak 26), heeft bewogen tot afgifte van een Iphone X 256, in elk geval van enig goed, door
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die telefoon,
- telefonisch met die [aangever 6] af te spreken op zijn woonadres;
- naar de woning van die [aangever 6] te gaan;
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 6] was overgemaakt en op het beeldscherm van een mobiele telefoon de transactie van het overmaken van het geld te tonen;
3.
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 7] (zaak 29) heeft bewogen tot afgifte van een Apple Iphone XRC in elk geval van enig goed, door
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
- telefonisch met die [aangever 7] een koopprijs van EUR 715 af te spreken,
- met die [aangever 7] telefonisch af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen en te betalen,
- naar de woning van die [aangever 7] te gaan en daar tegen die [aangever 7] te zeggen dat dat hij de EUR 715 direct zou overboeken naar het rekening nummer van die [aangever 7] middels een spoedbetaling,
- een identiteitskaart te laten zien waarop de foto stond die overeenkwam met het uiterlijk van de persoon die de telefoon kwam ophalen en zou betalen, en/of
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 7] was betaald door gebruikt te maken van een (valse) ABN Amro applicatie en aan die [aangever 7] te laten zien dat het geld was overgemaakt naar het rekeningnummer van die [aangever 7] ;
4.
hij in of omstreeks 28 augustus 2019 te Weesp, althans in Nederland, tezamen met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 8] (zaak 30) heeft bewogen tot afgifte van een Apple MacbookC in elk geval van enig goed, door
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die Macbook op de website www.marktplaats.nl,
- telefonisch met die [aangever 8] een koopprijs van EUR 2000 af te spreken,
- met die [aangever 8] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen en te betalen,
- naar de woning van die [aangever 8] te gaan en in te stemmen met het voorstel dat [aangever 8] zelf zijn rekeningnummer wilde intoetsen in de betaal]app,
- tegen die [aangever 8] te zeggen dat hij de bankpas van die [aangever 8] wilde zien om zeker te weten dat de gegevens van die [aangever 8] klopte, en/of
- te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 8] was betaald door gebruikt te maken van een (valse)) ABN Amro applicatie en meermaals aan die [aangever 8] te laten zien dat het geld was afgeschreven van zijn rekening.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019084613/PL1500-2019235638, van diverse politie- eenheden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1150).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 912, 913, 915, 917, 918, 920 t/m 926.
3.Proces-verbaal aangifte van [aangever 3] , met bijlagen, p. 390 t/m 400.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 en 369.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling van 4 september 2019, punt 7.
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 918 en 925.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 408 en 409.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1018 en 1021.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1026.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 984.
11.Proces-verbaal aangifte [aangever 4] , met bijlagen, p. 373 t/m 386.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 387 en 388.
13.Proces-verbaal aangifte van [aangever 5] , met bijlagen, p. 817 t/m 826.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 925.
15.Proces-verbaal aangifte van [aangever 6] , met bijlagen, p. 862 t/m 867.
16.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 868 t/m 870.
17.Proces-verbaal aangifte van [aangever 7] , p. 1052 t/m 1054.
18.Proces-verbaal aangifte van [aangever 8] , met een bijlage, p. 1056 t/m 1059.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 en 370.
20.Proces-verbaal aangifte [aangever 9] , p. 4 en 5.
21.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , met bijlagen, p. 9 t/m 30.
22.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 47 en 48.
23.Proces-verbaal aanhouding, p. 36.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31 en 32.
25.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 11 november 2020.