ECLI:NL:RBDHA:2020:11993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
09/807510-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via Marktplaats met valse betaalbewijzen en nep bankieren app

De rechtbank Den Haag heeft op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen via Marktplaats. De verdachte heeft in de periode van januari tot en met mei 2019, samen met een medeverdachte, op verschillende manieren slachtoffers benadeeld door zich voor te doen als een bonafide koper van telefoons en laptops. De slachtoffers werden benaderd via advertenties op Marktplaats, waarna afspraken werden gemaakt voor de verkoop van hun goederen. De verdachte en zijn medeverdachte gebruikten valse betaalbewijzen en een nep bankieren app om de indruk te wekken dat het afgesproken bedrag was overgemaakt. In totaal zijn er tien oplichtingen bewezen verklaard, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een listige en bedrieglijke manier te werk ging, wat de slachtoffers financieel benadeelde en het vertrouwen in het economisch verkeer schaadde. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/807510-19
Datum uitspraak: 25 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 4 december 2019, 26 februari 2020 en 15 juli 2020 (alle niet inhoudelijk) en ter terechtzitting van 11 november 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.M. Vié naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Kort en zakelijk samengevat, wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van 11 oplichtingen (feiten 1 t/m 4 en 6 t/m 12) en deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichtingen (feit 5).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft de ten laste gelegde oplichtingen geldt dat zij het medeplegen enkel bewezen acht ten aanzien van de feiten 3, 4 en 12. Deze feiten zou de verdachte samen met [medeverdachte] hebben gepleegd.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 6, 9 en 10. Van de feiten 4, 5, 7, 8, 11 en 12 moet de verdachten worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de raadsvrouw.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
De door de verdachte gebruikte IMEI-nummers
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd met betrekking tot IMEI-nummers die terugkomen in het dossier en volgens de politie kunnen worden gekoppeld aan de verdachte. Om herhaling te voorkomen zal de rechtbank dit verweer eerst bespreken en naar haar oordeel hierover verwijzen bij de bespreking van de individuele feiten waarop het betrekking heeft.
3.4.1.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de IMEI-nummers: [''] en [''] door de politie slechts zijn gekoppeld aan de verdachte gedurende de periode van 1 januari 2019 tot 7 maart 2019. Ten aanzien van een aantal feiten kan om die reden al niet worden vastgesteld dat de verdachte de hoofdgebruiker was van (een van) deze IMEI-nummers.
3.4.1.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij de verdachte is op 6 maart 2019 een telefoon inbeslaggenomen met het IMEI-nummer: [''] ). [2]
Bij doorzoeking van de woning van de verdachte is op 27 augustus 2019 een iPhone XR aangetroffen met het IMEI-nummer: [''] ). [3]
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMEI-nummer: [''] over de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 juli 2019 komt naar voren dat de verdachte de gebruiker van dit IMEI-nummer is. Dit kan worden afgeleid uit de volgende feiten:
  • De basisstations waarmee met dit IMEI-nummer de meeste verbindingen zijn gemaakt, verzorgen het dekkingsgebied van de woning van de verdachte;
  • Het telefoonnummer waar de telefoon met dit IMEI-nummer het meeste contact mee heeft, is het telefoonnummer van de woning waar de verdachte woont en waar tevens familie van hem woont;
  • Het [telefoonnummer 1] (dat door de verdachte wordt gebruikt
Gedurende het onderzoek is gebleken dat de telefoon die gebruik maakt van de IMEI-nummers: [''] ) en [''] ) betrokken is geweest bij meerdere oplichtingen met een soortgelijke modus operandi.
Het is aannemelijk dat deze IMEI-nummers door de verdachte worden gebruikt, gelet op het volgende.
  • De telefoon met deze IMEI-nummers is gebruikt bij het maken van de afspraak op 16 januari 2019 met de aangeefster die woonachtig is aan de [adres 2] te Delft (feit 1). In deze zaak is de verdachte door meerdere verbalisanten herkend;
  • De verdachte staat ingeschreven aan de [adres 1] te Delft. Dit adres bevindt zich in het dekkingsgebied van de basisstations waarmee deze IMEI-nummers - met name in de nachtelijke uren - de meeste verbindingen hebben gemaakt;
  • De telefoon met het IMEI-nummer [''] had de verdachte bij zijn aanhouding op 6 maart 2019 bij zich. Uit de vergelijking van de historische gegevens van dit IMEI-nummer met de historische gegevens van IMEI-nummers: [''] en [''] blijkt dat in de periode van 1 januari 2019 tot en met 7 maart 2019 geen enkele verbinding is geregistreerd waarbij het niet anders kan dan dat de telefoon voorzien van de IMEI-nummers [''] en [''] en de telefoon voorzien van het IMEI-nummer [''] door twee unieke gebruikers gebruikt worden.
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, concludeert de rechtbank dat de verdachte als gebruiker van de IMEI-nummers: [''] , [''] , [''] en [''] en het [telefoonnummer 1] kan worden aangemerkt. Het enkele feit dat vergelijking van de historische gegevens van de IMEI-nummers [''] en [''] met de historische gegevens van het IMEI-nummer [''] slechts over de periode vanaf 1 januari 2019 tot 7 maart 2019 kon plaatsvinden, maakt dit niet anders. Dat deze IMEI-nummers na de vergelijkingsperiode niet meer door de verdachte werden gebruikt, is op basis van het dossier niet gebleken. De verdachte heeft hier zelf ook verder geen verklaring over afgelegd.
De rechtbank concludeert daarom dan ook dat de verdachte ook na de vergelijkingsperiode nog kan worden aangemerkt als de gebruiker van deze IMEI-nummers.
3.4.2
De algemene werkwijze van de oplichtingen
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij “tussen een paar en tientallen” oplichtingen heeft gepleegd. Er zijn daarbij telefoons weggenomen bij mensen op een niet zo prettige manier. Hij en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) waren betrokken bij de oplichtingen. [verdachte] haalde hem gemiddeld misschien één of twee keer in de week op. De ene keer gingen ze chillen, de andere keer zette [verdachte] hem aan het werk.
Elke oplichting verliep in principe als volgt. Partij A is de persoon die contact opneemt. Dit is [verdachte] . Partij B is degene die de telefoon ophaalt. Dit is hijzelf. Partij C betreft de personen die de telefoons opkopen.
[verdachte] belde bijvoorbeeld [naam 1] . [naam 1] had een telefoon te koop staan. Ze maakten dan een akkoordje. [verdachte] had daar altijd wel een mooi praatje bij volgens [medeverdachte] . [verdachte] was partij A. Dan kwam partij B, hijzelf. Hij werd er dan naar toe gestuurd. Hij haalde de telefoon op en ging daarna terug naar [verdachte] . [verdachte] was dan in de buurt. [verdachte] zette hem daarna weer af en zei dat hij later geld kwam brengen.
Hij weet dat [verdachte] gedupeerden belde, omdat [verdachte] wel eens belde waar hij bij zat. [verdachte] belde als hij onderweg was naar die mensen. [verdachte] zei dan onder andere dat hij onderweg was en dat hij zo zou verschijnen. Naar zijn weten was [verdachte] de enige persoon die belde naar de gedupeerden. Hij kwam te weten wanneer [verdachte] weer had gebeld voor een afspraak doordat [verdachte] dan contact met hem opnam. Het klopt dat er werd verteld dat er een zoon gestuurd zou worden. [verdachte] vertelde hem dat. Hij werd door [verdachte] met een auto gebracht naar de personen die opgelicht moesten worden. Dit waren verschillende auto’s, waaronder een Mercedes. Hij denkt dat dit huurauto’s waren. Meestal zat hij alleen met [verdachte] in de auto. Nadat hij was afgezet in de straat waar de verkoper woonde, kreeg hij het huisnummer. In de woning bekeek hij de telefoon en maakte hij het geld over met de bankierenapp.
Deze app zag er net zo uit als een bankierenapp van de ABN AMRO. De app werkt als volgt. Je logt gewoon in met je inlogcode van de app, drukt op overboeken, vult het bedrag en het rekeningnummer van de persoon waarnaartoe het overgemaakt moet worden in, drukt op volgende, vult de code weer in en daarna staat het bij het overzicht van overboekingen. Het rekeningnummer dat wordt gebruikt, is vooraf al ingevuld. De app stond op een telefoon van [verdachte] . [medeverdachte] kreeg de telefoon op het moment dat hij er heen ging en gaf deze terug als hij weer wegging. De telefoon met de app was naar zijn weten in beheer bij [verdachte] . De ene keer was het geld al door [verdachte] overgemaakt en de andere keer moest hij dat doen. In het begin werd er al ‘betaald’ voordat hij aankwam.
Als het niet lukte, belde hij met [verdachte] . [verdachte] praatte dan met die mensen en negen van de tien keer ging het dan wel door. [medeverdachte] heeft vooral telefoons meegenomen en een enkele keer een laptop. Het product dat hij meekreeg, gaf hij aan [verdachte] . Hij gaf een belletje als hij klaar was. De enige met wie hij contact had tijdens de oplichting was [verdachte] . De afspraak was dat als er een telefoon kwam, zij de opbrengst door de helft zouden delen. [7]
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De bewijsmiddelen
[aangever 1 ] , woonachtig aan de [adres 2] in Delft, heeft namens haar broer [naam 3] aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft het volgende verklaard.
Aangeefster had namens haar broer [naam 3] een advertentie op Marktplaats gezet om zijn witte iPhone 8 te verkopen. Op 16 januari 2019 was er een afspraak met een persoon die op de advertentie had gereageerd. Die man zei dat hij [naam 4] heette. De afspraak was in haar woning in Delft. [naam 4] stuurde een man die bevriend was met zijn dochter. Die man belde om 19:00 uur bij aangeefster aan. Zij gaf hem haar bankpas zodat de man het bedrag van 500 euro kon overmaken via internetbankieren van ABN-AMRO. Zij kreeg geen argwaan omdat zij alle handelingen die hij verrichtte, zelf ook zou verrichten als zij zou internetbankieren. De man zei tegen haar dat het een zakelijke rekening betrof en dat het hierdoor 24 uur zou duren voordat het bedrag op haar rekening zou staan. Aangeefster zag dat het afgesproken bedrag van de rekening ten name van [naam 4] met [bankrekeningnummer] afgeschreven werd. Zij heeft het hele gesprek met de man gefilmd. De bank vertelde haar later dat er geen 500 euro op haar rekening was gestort.
Bij de aangifte is een screenshot gevoegd waarop is te zien dat een geldbedrag van 500 euro is overgemaakt van de rekening van [naam 4] naar de rekening van [aangever 1 ] en een screenshot van de man die door [aangever 1 ] is gefilmd. [8]
De verdachte is door drie verbalisanten herkend als de man die is te zien op deze screenshot. [9]
Eerdergenoemde afspraak heeft op 16 januari 2019 om 19:00 uur plaatsgevonden in de woning gelegen aan [adres 2] te Delft. Het IMEI-nummer [''] heeft op 16 januari 2019 om 19:01 uur verbinding gemaakt met het basisstation gelegen aan de [adres 3] te Delft. Het is mogelijk dat dit basisstation het dekkingsgebied verzorgt voor de [adres 2] te Delft. [10] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer [''] . Het bewijsmiddel waarop deze conclusie is gebaseerd staat vermeld in paragraaf 3.4.1.2.
De conclusies van de rechtbank
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever 1 ] . De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat de verdachte tevens de eigenaar van de iPhone 8, te weten [naam 3] heeft opgelicht omdat [aangever 1 ] de persoon is die zich heeft laten overtuigen om de verdachte de voornoemde iPhone te geven en [naam 3] daarbij niet aanwezig is geweest.
3.4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De bewijsmiddelen
[aangever] (hierna ook: [aangever] ), woonachtig aan de [adres 4] te Den Haag, heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft het volgende verklaard.
Op 12 februari 2019 had [aangever] zijn telefoon van het merk Samsung S9 op Marktplaats te koop aangeboden. Een zekere [naam 5] wilde de telefoon wel kopen. [aangever] ontving een screenshot waarop te zien was dat er 500 euro was overgemaakt naar zijn bankrekening. De schoonzoon van de koper zou die dag langskomen om de telefoon op te halen. Er werd aan de voordeur gebeld. Toen hij open deed, zag hij een man voor de deur staan. Die man zei de schoonzoon te zijn van [naam 5] . [aangever] heeft de telefoon vervolgens meegegeven. Op 13 februari 2019 zag hij dat het geld nog niet op zijn rekening stond. Toen [aangever] telefonisch verhaal haalde, werd hij door [naam 5] bedreigd. [11]
[aangever] beschreef de dader als een man van ongeveer 25 jaar oud, met een gouden tand in zijn mond. [12] Deze man had volgens hem een getinte huidskleur. [13]
[aangever] heeft verklaard dat hij is opgelicht en dat als hij de screenshot van de overboeking niet had gezien, hij zijn telefoon nooit had meegegeven. Bij deze verklaring zijn screenshots gevoegd die door [naam 5] naar [aangever] zijn gestuurd en waarop te zien is dat een geldbedrag van 500 euro is overgemaakt naar de rekening van [aangever] van de rekening van [naam 5] en screenshots van de WhatsApp-berichten die zijn verstuurd tussen [naam 5] en [aangever] . Daaruit blijkt dat [aangever] zijn telefoon tussen 15.35 en 16.35 uur moet hebben afgegeven. Op het laatstgenoemd tijdstip heeft de aangever namelijk een berichtje naar [naam 5] gestuurd waarin hij meldde: “Hij is opgehaald”. [14]
Eerdergenoemde afspraak heeft op 12 februari 2019 plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres 4] te Den Haag. De telefoon met het IMEI-nummer [''] heeft op 12 februari 2019 om 16:18 uur verbinding gemaakt met het basisstation dat is gelegen aan de [adres 5] in Den Haag. De telefoon met het IMEI-nummer [''] heeft op 12 februari 2019 omstreeks 16:20 uur verbinding gemaakt met dit basisstation. Dit basisstation is gevestigd in de directe omgeving van de [adres 4] te Den Haag. [15] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van de IMEI-nummers: [''] en [''] . De bewijsmiddelen waarop deze conclusie is gebaseerd, staan vermeld in paragraaf 3.4.1.2.
De eindconclusie van de rechtbank
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever] . De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
3.4.5
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3
De bewijsmiddelen
[aangever 3] ), woonachtig aan de [adres 6] in Zwanenburg,
heeft aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft het volgende verklaard.
[aangever 3] had haar iPhone Xs te koop aangeboden via Marktplaats. Zij werd vervolgens gebeld door ene [naam 7] en zij zijn tot een koopovereenkomst gekomen. Hij zou 900,00 euro overmaken en heeft daar als bewijs foto’s van gestuurd via WhatsApp. De zoon van [naam 7] , die zichzelf [naam 9] noemde, heeft dezelfde avond de telefoon opgehaald. De volgende dag stond het geld nog niet op haar rekening. Uit navraag bij de ABN AMRO bank bleek dat het valse afschriften waren.
[naam 7] en zijn zoon maken volgens [aangever 3] gebruik van een nepbank-app van ABN-AMRO. Het gebruikte rekeningnummer staat op [naam 8] .
Bij de aangifte zijn diverse bijlagen gevoegd waaronder twee screenshots waarop te zien is dat 900 euro is overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar de rekening van [aangever 3] . [16]
[aangever 3] heeft een aanvullende verklaring bij de politie afgelegd met de volgende inhoud.
Op 13 juni 2019 omstreeks 19:15 uur is [aangever 3] voor de eerste keer door [naam 7] gebeld. [naam 7] heeft kort daarna nog drie keer naar haar gebeld om te bevestigen dat zijn zoon [naam 9] direct zou komen na zijn bezoek aan de sportschool. [naam 7] heeft gebruik gemaakt van het [telefoonnummer 2] . Op 13 juni 2019 heeft [aangever 3] via WhatsApp betaalbevestigingen ontvangen. [naam 7] heeft haar daarna opgebeld en gezegd dat zijn vrouw [naam 10] deze WhatsApp-berichten had gestuurd.
Op 13 juni 2019 om 21:07 uur stond [naam 9] voor haar deur en om 21:10 uur ging hij weer
weg. [naam 9] heeft het volgende signalement: blanke man, ongeveer 20 jaar oud, ongeveer 1.70 meter lang, donkerblond krullend haar tot net boven zijn nek, slungelig en mager postuur en hij droeg een grijze spijkerbroek en zwart vest met een capuchon.
[aangever 3] heeft een vriend die in de ICT zit. Hij heeft voor haar een sms-bericht gestuurd naar
het [telefoonnummer 2] . Het lijkt alsof dit sms-bericht van FED-EX of een
ander postorderbedrijf afkomstig is. Als de ontvanger op de link klikt, ontvangt
de verstuurder meerdere gegevens. Kennelijk had de gebruiker van het [telefoonnummer 2]
op 17 juni 2019 twee keer op de link geklikt, omdat zij tweemaal gegevens van de gebruiker heeft ontvangen, waaronder twee setjes GPS-coördinaten.
Een verbalisant heeft geconstateerd dat dit coördinaten van twee verschillende locaties betroffen. De eerste locatie bevindt zich ongeveer 10 meter van de woning van de verdachte gelegen aan de [adres 1] in Delft. De tweede locatie is de Markt in het centrum van Delft. [17]
Uit de aanvullende verklaring van [aangever 3] blijkt dat [naam 9] op 13 juni 2019 om 21:07 uur voor de deur van de aangeefster in Zwanenburg stond en dat hij om 21:10 uur haar woning in Zwanenburg verliet. [18]
Uit onderzoek is gebleken dat het [telefoonnummer 2] tussen 24 mei 2019 tot en met 19 juni 2019 in de telefoon met IMEI-nummer: [''] is gebruikt. [19] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van dit IMEI-nummer.
Uit de historische gegevens van deze telefoon van 13 juni 2019 blijkt dat
de telefoon om 19:54 uur verbinding maakte met een basisstation in Delft in de directe woonomgeving van de verdachte en zich daarna via Den Haag (nabij Scheveningen) naar Zwanenburg verplaatst. In Zwanenburg is de oplichting is gepleegd. Om 21:10 uur maakte deze telefoon meerdere malen gebruik van een basisstation in Zwanenburg. Daarna verplaatste de telefoon zich via Den Haag naar Delft. [20]
In de woning van de verdachte zijn meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder een telefoon van het merk Alcatel type Pixy. Op deze telefoon stond een afbeelding van een rekeningoverzicht van [naam 8] [21]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de oplichtingen meerdere keren zijn eigen voornaam heeft gebruikt. [22]
Nadat aan [medeverdachte] de omgeving van de [adres 6] in Zwanenburg is getoond, heeft hij verklaard dat hij daar is geweest voor een telefoon en dat hij denkt dat het ging om een iPhone. [verdachte] heeft de afspraak gemaakt en hem verteld dat zij hiernaartoe zouden gaan. Hij ( [medeverdachte] ) is daar naar binnen gegaan en heeft het geld overgeboekt met de “neppe bankieren app”. Het klopt dat de eigenaar nooit het geld heeft ontvangen. Hij heeft de telefoon aan [verdachte] gegeven. De [naam 8] is gebruikt voor de rekening. [23]
De eindconclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen [medeverdachte] in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop de oplichtingen zijn gepleegd en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad en de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 3 ten laste gelegde oplichting van [aangever 3] .
3.4.6
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4
De bewijsmiddelen
[aangever 4] ), woonachtig aan de [adres 7] te Leidschendam, heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft hierover het volgende verklaard.
Aangever had op 16 juni 2019 een advertentie op Marktplaats gezet. Hij bood hierin zijn laptop van het merk Dell aan voor 1300 euro. Diezelfde dag werd hij gebeld door een man die interesse had in zijn laptop. De man belde met het [telefoonnummer 3] en hij noemde zich [naam 11] . Uiteindelijk hebben [naam 11] en [aangever 4] afgesproken dat [naam 11] de gevraagde 1300 zou betalen. [naam 11] zou dit bedrag naar hem overmaken. [naam 11] zei dat hij zijn zoon naar het huis van [aangever 4] zou sturen en dat zijn zoon dan in zijn huis het geld zou overmaken.
Omstreeks 21.30 uur kwam de zoon van [naam 11] om de laptop op te halen. Toen hij binnen was, belde de vader van de jongen op om te vragen of zijn zoon er al was. Hierna belde de vader naar zijn zoon.
[aangever 4] zag dat de zoon de app van de ABN AMRO opende. Toen de zoon zijn pincode moest intoetsen draaide hij zijn telefoon even weg zodat [aangever 4] niet de code kon zien. Vervolgens zag [aangever 4] dat de zoon 1300 euro overmaakte naar zijn rekening en vertrouwde hij er op dat het geld zou worden overgemaakt. [aangever 4] overhandigde hierop zijn laptop aan de zoon. Op 17 juni 2019 stond het geld nog steeds niet op zijn rekening. [aangever 4] vermoedt dat de man die bij hem was, een valse app heeft gebruikt om zogenaamd het geld over te maken.
Bij de aangifte is een aankoopfactuur gevoegd van een laptop van het merk Dell. [24]
Van de camerabeelden die in een lift en de flathal zijn gemaakt (de rechtbank begrijpt: in de lift en hal van de flat waar aangever [aangever 4] woonachtig is), zijn een aantal screenshots gemaakt waarop een man met blond haar te zien is. De politie heeft de aangever vervolgens een foto laten zien van de blonde man die met een doos onder zijn arm de trap afgaat en een foto van de blonde man terwijl deze in de lift staat. De aangever heeft verklaard dat dit de man is die in zijn huis was geweest en dat dit de doos is waar zijn laptop in zit. [25]
Een verbalisant heeft de blonde man op voornoemde beelden herkend als [medeverdachte] . [26]
[medeverdachte] heeft over dit feit het volgende verklaard.
Hij kon zich de oplichting die is gepleegd op de [adres 7] te Leidschendam herinneren. Hij is daar geweest om een laptop op te halen. Op dezelfde wijze als hij eerder heeft verklaard, is de [naam 8] is gebruikt en de “neppe bankieren app”. Het verhaal was hetzelfde, alleen de locatie was anders. De laptop is gelijk naar [verdachte] gegaan. [27]
In de woning van de verdachte zijn meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder zoals vermeld een telefoon van het merk Alcatel, type Pixy met daarop een afbeelding van een rekeningoverzicht van [naam 8] .
De conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen [medeverdachte] in algemene zin heeft verklaard over de wijze waarop de oplichtingen zijn gepleegd en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad en de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de hem bij feit 4 ten laste gelegde oplichting van [aangever 4] .
3.4.7
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 6
De bewijsmiddelen
[aangever 5] ), woonachtig aan de [adres 8] te De Kwakel, heeft op 11 juli 2019 aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft hierover het volgende verklaard.
Op maandag 14 januari 2019 werd Van [aangever 5] via WhatsApp benaderd door een man die zich voorstelde als [naam 4] . [naam 4] stuurde hem een WhatsAppbericht waarin hij vroeg of de iPhone die Van [aangever 5] op Marktplaats had aangeboden nog te koop was. Zij spraken af dat [naam 4] langs zou komen voor de telefoon. Kort daarop belde [naam 4] hem opnieuw en zei dat hij zijn schoonzoon zou sturen. Op dezelfde dag, tussen 15:00 uur en 17:00 uur, zag [aangever 5] dat er een jonge man met een donkere huidskleur voor zijn deur stond. De man zei dat hij voor de telefoon kwam en dat hij het geld wilde overmaken. [aangever 5] vond dat goed en gaf zijn rekeningnummer aan de man. [aangever 5] zag dat de man direct het afgesproken bedrag van 390 euro via zijn telefoon overmaakte. Omdat [aangever 5] de rekeningtransacties op de telefoon van de man zag, geloofde hij hem en heeft hij de telefoon aan de man meegegeven. [aangever 5] heeft nog steeds geen geld ontvangen op zijn rekening.
De enige mogelijkheid dat zijn [bankrekeningnummer] in verkeerde handen kan zijn gevallen, is via deze oplichting. [28]
Eerdergenoemde afspraak heeft op 14 januari 2019 plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres 8] in De Kwakel. Uit onderzoek is gebleken dat het IMEI-nummer: [''] op 14 januari 2019 tweemaal verbinding heeft gemaakt met een basisstation dat is gelegen in de directe omgeving van De Kwakel, te weten om 15:08 uur en om 15:09 uur. De afstand tussen dit basisstation en de pleeglocatie is hemelsbreed ongeveer 2 kilometer. Aangezien de omgeving tussen deze locaties voornamelijk uit platteland bestaat, zou het kunnen dat het zendbereik zodanig ver is dat de pleeglocatie zich in het zendgebied van dit basisstation bevindt. [29] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer: [''] .
De conclusie van de rechtbank
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling van verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever 5] . Daarbij is van belang dat het rekeningnummer van de aangever is gebruikt bij een andere oplichting die twee dagen later is gepleegd (feit 1), dat daarbij ook de naam [naam 4] is gebruikt door de koper en dat de verdachte in die zaak is herkend als de “koper”. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
3.4.8
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 7
In het dossier zijn aanknopingspunten aanwezig dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze oplichting. De rechtbank wijst daarbij op de omstandigheid dat het door de [aangever 6] opgegeven signalement van de persoon aan wie hij zijn telefoon op 16 maart 2019 heeft afgegeven, overeenkomsten vertoont met het signalement van de verdachte en op de wijze waarop deze oplichting heeft plaatsgevonden. Deze werkwijze stemt overeen met de werkwijze waarop de verdachte, blijkens de hiervoor bewezen verklaarde oplichtingsfeiten, doorgaans oplichtingen pleegt. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank echter van oordeel dat de historische gegevens van de telefoon met het IMEI-nummer [''] niet bij kunnen dragen aan het bewijs dat het de verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd. Dit IMEI-nummer, dat kan worden gekoppeld aan de verdachte, heeft op de pleegdatum van dit feit gebruik gemaakt van een basisstation dat op ruim 16 kilometer afstand is gelegen van de pleeglocatie. Deze afstand is naar het oordeel van de rechtbank te groot om bij te dragen aan het bewijs dat de verdachte bij deze oplichting betrokken is geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte zich aan feit 7 schuldig heeft gemaakt en zal de verdachte om die reden van dit feit vrijspreken.
3.4.9
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 10
De bewijsmiddelen
[aangever 7] , woonachtig aan de [adres 9] te Lopik, heeft op 1 mei 2019 aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft het volgende verklaard.
[aangever 7] had op 28 april 2019 haar mobiele telefoon van het merk iPhone 8+ op
Marktplaats te koop aangeboden voor 500 euro. Dezelfde dag had zij telefonisch contact met een geïnteresseerde koper, te weten [naam 12] . [naam 12] vroeg wat haar uiterste prijs was en zij zei dat dit 450 euro was. [naam 12] ging hiermee akkoord. Zij stuurde haar IBAN nummer via een WhatsApp-bericht. Daarna ontving zij via de app twee foto’s, waarin [naam 12] aantoonde het bedrag overgemaakt te hebben. Zij zag het rekeningnummer van [naam 12] in het bericht staan en de naam [naam 13] .
Na de betaling belde [naam 12] haar weer. Zij zei dat zij eerst het geld op haar rekening wilde zien en dat daarna pas de telefoon opgehaald mocht worden. [naam 12] zei dat zijn schoonzoon al onderweg was naar haar adres. Rond 18.15 uur stond er een donkere man bij hen voor deur. Hij vertelde dat hij 20 jaar was. De man kwam binnen en [aangever 7] liet hem de telefoon zien. De man pakte de telefoon, controleerde deze op beschadigingen en zei dat hij deze wel wilde. De man haalde daarna haar telefoon leeg, verliet haar woning en liep vervolgens naar zijn auto. Zij wachtte tot de man was ingestapt in de auto en gaf toen het hoesje. De auto betrof een zwarte Mercedes Benz met het [kenteken 1] .
Het signalement van de man is: donkere huidskleur, leeftijd 20 jaar, slank postuur, gouden voortand aan de bovenzijde, kort zwart en glad haar en hij liep op Gucci badslippers met witte sokken.
[aangever 7] heeft het bedrag van 450 euro nog steeds niet ontvangen op haar bankrekening.
Bij de aangifte zijn screenshots gevoegd waarop is te zien dat er 450 euro is overgeboekt van de rekening van [naam 13] naar de rekening van [aangever 7] en zijn screenshots gevoegd van WhatsApp-berichten die tussen [aangever 7] en [naam 12] zijn verstuurd. [30]
Eerdergenoemde afspraak vond plaats op 28 april 2019 omstreeks 18:15 uur in de woning gelegen aan de [adres 9] in Lopik. Uit onderzoek van de historische gegevens van het IMEI-nummer [''] blijkt dat dit IMEI-nummer op 28 april 2019 een reisbeweging heeft gemaakt van Delft naar Lopik en op 28 april 2019 driemaal een verbinding gemaakt heeft met een basisstation in Lopik, te weten om 18:24 uur, 18:38 uur en 18:51 uur. [31] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer [''] .
[aangever 7] heeft naar de politie een foto gestuurd van de slippers die de dader op 28 april 2019 droeg. Het gaat om Guccislippers met een groot vliegend insect er op. Dergelijke slippers had de verdachte aan tijdens zijn insluitingsfouillering op 27 augustus 2019. [32]
De verdachte is op 5, 8 en 9 mei 2019 door de politie gecontroleerd als bestuurder van een zwarte Mercedes-Benz, voorzien van [kenteken 1] . Dit kenteken wijkt alleen ten aanzien van het laatste cijfer af ten opzichte van het door de aangeefster opgegeven kenteken. Aangezien de auto met dit kenteken verder voldoet aan de omschrijving die de aangeefster heeft gegeven van de auto van de man die bij haar thuis is geweest, is het zeer aannemelijk dat de verdachte de bestuurder was van de zwarte Mercedes-Benz die is omschreven in de aangifte. [33]
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
Uit de aangifte van [aangever 7] blijkt dat zij is opgelicht door een persoon die, naar het oordeel van de rechtbank, voldoet aan het signalement van de verdachte, zoals dat ook al eerder uit aangiften naar voren kwam. Ook enkele bijzonderheden die zij heeft genoemd over deze man, te weten de specifieke Guccislippers die hij droeg en de auto waarin hij reed, kunnen worden gekoppeld aan de verdachte. De verdachte droeg immers tijdens zijn insluitingsfouillering dergelijke slippers en is kort na de pleegdatum meerdere malen gecontroleerd in een auto die op het laatste cijfer van het kenteken na voldoet aan de omschrijving die de aangeefster heeft gegeven van de auto van de persoon die haar heeft opgelicht.
Gelet op deze omstandigheden, in combinatie met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever 7] . De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
3.4.10
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 8
De bewijsmiddelen
[aangever 8] ) heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
Op 7 april 2019 had [aangever 8] een advertentie geplaatst op Marktplaats. Hij bood in deze advertentie een telefoon te koop aan van het merk Samsung S10 plus. Omstreeks 19:30 uur werd [aangever 8] gebeld door een man met [telefoonnummer 4] . De man stelde zich voor als [naam 14] en had interesse in de telefoon. Zij kwamen overeen dat [naam 14] 725 euro zou betalen. [naam 14] vertelde dat zijn schoonzoon de telefoon in Den Haag zou komen ophalen. [naam 14] stuurde via WhatsApp een screenshot van de betaling. Deze betaling zou zijn gedaan vanaf de [rekeningnummer] ten name van [naam 15] .
[aangever 8] sprak af dat hij die avond omstreeks 20:30 uur voor de Jumbo zou staan aan het [adres 10] te Den Haag. Terwijl [aangever 8] stond te wachten voor de ingang van de Jumbo, zag hij dat er een donkere man naar hem toe kwam lopen. De man vertelde dat hij was gestuurd door [naam 14] en dat hij de telefoon kwam halen. [aangever 8] overhandigde de telefoon.
Op 8 april 2019 was het geld nog niet bij [aangever 8] binnen.
De man die de telefoon in ontvangst heeft genomen voldoet volgens [aangever 8] aan het volgende signalement: ongeveer 20 à 25 jaar, donkere huidskleur, 1.70 meter lang, heeft gouden tand rechts boven (hoektand).
Bij de aangifte zijn onder meer screenshots gevoegd waarop te zien is dat een geldbedrag van 725 euro was overgemaakt van de rekening van [naam 15] naar de rekening van [aangever 8] en screenshots van WhatsApp-berichten die zijn gestuurd tussen [aangever 8] en [naam 14] . [34]
Het [telefoonnummer 4] is in de periode 3 april 2019 tot en met 7 april 2019 gebruikt in een toestel met het IMEI-nummer [''] . [35]
Eerdergenoemde afspraak vond plaats op 7 april 2019 om 20:30 uur op het [adres 10] in Den Haag. Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMEI-nummer [''] blijkt dat dit IMEI-nummer op 7 april 2019 om 20:38 uur verbinding heeft gemaakt met een basisstation dat is gelegen aan het [adres 10] in Den Haag. [36]
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte, ook na 7 maart 2019, nog kan worden aangemerkt als gebruiker van het IMEI-nummer [''] .
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
[aangever 8] heeft op 7 april 2019 omstreeks 20:30 uur zijn telefoon aan een man afgegeven op het [adres 10] in Den Haag. Hij is die dag gebeld door een persoon die gebruik heeft gemaakt van een telefoontoestel met het IMEI-nummer [''] . Omstreeks het tijdstip dat [aangever 8] met voornoemde man had afgesproken, heeft dit IMEI-nummer verbinding gemaakt met een basisstation dat zich bevindt op het [adres 10] in Den Haag.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat dit IMEI-nummer wordt gebruikt door de verdachte. Het door [aangever 8] opgegeven signalement van de man aan wie hij zijn telefoon heeft afgegeven, komt daarnaast grotendeels overeen met het signalement van de verdachte zoals daarvan uit het dossier blijkt, waaronder donkere huidskleur en de gouden voortand. De verdachte heeft zich al eerder schuldig gemaakt aan een oplichtingsfeit (zie paragraaf 3.4.9) waarbij, net als bij dit feit, de naam [naam 15] is gebruikt. Gelet op voornoemde omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte degene was die op 7 april 2019 de telefoon van [aangever 8] in ontvangst heeft genomen en dat hij degene is die [aangever 8] die dag heeft opgelicht.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
3.4.11
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 9
De bewijsmiddelen
[aangever 9] ), woonachtig aan de [adres 11] te Nieuwegein, heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft hierover het volgende verklaard.
Omdat [aangever 9] zijn telefoon van het merk Huawai P30 Pro wilde verkopen, had hij een advertentie geplaatst op www.marktplaats.nl. Op 9 april 2019 ontving hij via WhatsApp een bericht van iemand die vroeg of hij de telefoon nog te koop had staan. Deze persoon maakte gebruik van het telefoonnummer: [telefoonnummer 5] . [aangever 9] antwoordde dat de telefoon nog steeds te koop was. Hij werd vervolgens gebeld en kreeg een man aan de lijn. De man, [naam 14] , wilde de telefoon van hem kopen. Zij zijn vervolgens overeengekomen dat de man de telefoon voor 750 euro van hem zou kopen. De man zei dat hij het bedrag direct naar [aangever 9] kon overmaken en een betaalbewijs kon sturen. Een kennis of familielid van hem zou de telefoon komen ophalen. Om 19:55 uur die dag stuurde de man [aangever 9] een printscreen van zijn bankrekening, waarop te zien was dat er 750 euro was overgemaakt naar de rekening van [aangever 9] vanaf het [rekeningnummer] . De man belde [aangever 9] vervolgens weer op en zei dat de telefoon omstreeks 20:45 uur zou worden opgehaald. Omstreeks 20:45 uur die dag werd er aangebeld bij de woning van [aangever 9] . Toen hij open deed, zag hij een man voor de deur staan. De man had zijn auto, te weten een witte Kia Sportage, in de straat geparkeerd. De man was ongeveer 24 jaar, had een normaal postuur en kort zwart haar.
De man zei dat hij de telefoon op kwam halen. De man bekeek de telefoon, bedankte [aangever 9] voor de telefoon en is vervolgens met de telefoon weggegaan.
Tot op heden heeft [aangever 9] het bedrag nog niet op zijn rekening ontvangen.
Bij de aangifte zijn onder meer screenshots gevoegd waarop te zien is dat een geldbedrag van 750 euro is overgemaakt naar de rekening van [aangever 9] vanaf de rekening van
[naam 15] en screenshots van WhatsApp-berichten die zijn gestuurd tussen [aangever 9] en [naam 14] . [37]
Het nummer waarmee de aangever [aangever 9] is gebeld, te weten: [telefoonnummer 5] , is in de periode van 3 april tot en met 10 april 2019 gebruikt in het toestel met het IMEI-nummer * [''] . [38] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer [''] .
Eerdergenoemde afspraak vond plaats op 9 april 2019 omstreeks 20:45 uur in de woning aan de [adres 11] te Nieuwgein. Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMEI-nummer: [''] blijkt dat de telefoon die kan worden gekoppeld aan het IMEI-nummer: [''] zich op 9 april 2019 heeft verplaatst van Delft naar Nieuwegein. Om 20:42 uur heeft dit IMEI-nummer een verbinding gemaakt met het basisstation gelegen aan de [adres 12] in Nieuwegein. [39] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer [''] . De bewijsmiddelen waarop deze conclusie is gebaseerd, staan vermeld in paragraaf 3.4.1.2.
De verdachte is op 9 april en 11 april 2019 gecontroleerd in een witte Kia Sportage met het [kenteken 2] Hij was toen de bestuurder van de Kia. [40]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in combinatie met de omstandigheid dat ook bij dit feit weer gebruik is gemaakt van de naam en het rekeningnummer van [naam 14] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de persoon is aan wie [aangever 9] op 9 april 2019 zijn telefoon heeft afgegeven en die [aangever 9] heeft opgelicht. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
De rechtbank merkt op dat de datum 13 april 2019 in de tenlastelegging een kennelijke verschrijving is. Dit is namelijk niet de dag waarop het delict gepleegd is, maar de dag waarop de aangifte daarvan werd gedaan. De rechtbank zal deze datum verbeterd lezen.
3.4.12
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 11
De bewijsmiddelen
[aangever 10] woonachtig in Biddinghuizen, heeft aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft hierover het volgende verklaard.
Op 2 mei 2019 werd zij gebeld door een persoon die zich [naam 12] noemde. [naam 12] belde met het mobiele [telefoonnummer 6] . [naam 12] nam contact met haar op naar aanleiding van haar advertentie op Marktplaats. Zij had een zwarte Samsung Note 9 aangeboden voor 450 euro. Uiteindelijk kwamen zij en [naam 12] overeen dat hij de telefoon mocht overnemen voor 420,00 euro. [naam 12] vroeg haar of hij het geld mocht overmaken naar haar rekening. Daarna zou zijn zoon de mobiel bij haar ophalen. [aangever 10] ging hiermee akkoord.
Omstreeks 12:25 uur ontving zij een WhatsApp-bericht van een ander mobiel nummer, namelijk [telefoonnummer 6] , waarin een printscreen was opgenomen van een overboeking van de ABN AMRO-rekening van [naam 13] naar haar rekening (de rechtbank merkt op dat uit de bijgevoegde printscreens van de overboeking blijkt dat de naam [naam 13] is). [aangever 10] geloofde dat [naam 12] het geldbedrag naar haar had overgemaakt.
[naam 12] belde haar vervolgens weer op met het mobiele [telefoonnummer 6] .
Zij spraken uiteindelijk af dat de zoon de mobiel zou ophalen in het centrum van Dronten.
Toen zij bij de Meerpaal stond, zag zij dat er een man aan kwam lopen. Zij kan de man als volgt omschrijven: getint, donker haar, korte stekels, lengte tussen de 1.75-1.80 meter lang, had een accent. De man zei dat zij contact had gehad met zijn vader. [aangever 10] gaf haar mobiel aan de man. De man pakte de mobiel aan en liep direct weg.
Toen [aangever 10] later [naam 12] belde omdat het geld niet op haar rekening stond, werd zij uiteindelijk bedreigd.
Bij de aangifte zijn screenshots gevoegd waarop te zien is dat een geldbedrag van 420 euro is overgemaakt van de rekening van [naam 13] naar de rekening van [aangever 10] . [41]
Eerdergenoemde afspraak vond plaats op 2 mei 2019 omstreeks 13:50 uur op de [adres 13] in Dronten. De aangeefster is benaderd door de [telefoonnummer 6] ) en [telefoonnummer 7] ). Het laatste nummer is enkel gebruikt voor het versturen van de neptransactie.
Uit onderzoek naar historische verkeersgegevens van een aantal IMEI-nummers is het volgende gebleken:
  • Het nummer [telefoonnummer 6] is in de periode 13 maart 2019 tot en met 2 mei 2019 gebruikt in de telefoon met het IMEI-nummer [''] en daarmee is meerdere keren gebeld naar het telefoonnummer dat geregistreerd staat op naam van de aangeefster, waaronder op 2 mei 2019 om 13:47 uur;
  • De telefoon met IMEI-nummer: [''] heeft op 2 mei 2019 tweemaal verbinding gemaakt met een basisstation in Dronten, te weten om 13:55 uur en om 14:00 uur. De locatie van dit basisstation ligt hemelsbreed 306 meter van de pleeglocatie vandaan;
  • Het nummer [''] is gebruikt in de telefoon met het IMEI-nummer: [''] in de periode van 30 april 2019 tot en met 8 mei 2019;
  • De telefoon met het IMEI-nummer: [''] is omstreeks het pleegtijdstip gebruikt.
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van de IMEI-nummers [''] en [''] .
De overwegingen en de conclusie van rechtbank
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
[aangever 10] heeft op 2 mei 2019 haar telefoon aan een man afgegeven in Dronten. Een persoon die gebruik heeft gemaakt van het telefoontoestel met het IMEI-nummer [''] heeft [aangever 10] een valse betaalbevestiging gestuurd. [aangever 10] is verder vlak voor het pleegtijdstip gebeld door een persoon die daarbij gebruik heeft gemaakt van telefoontoestel met het IMEI-nummer [''] . Daarnaast heeft deze laatstgenoemde telefoon omstreeks het pleegtijdstip tweemaal verbinding gemaakt met een basisstation in Dronten.
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als gebruiker van de IMEI-nummers [''] en [''] . De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan hiervoor vermelde andere oplichtingsfeiten waarbij, net als bij dit feit, de naam [naam 14] is gebruikt.
Gelet op deze omstandigheden, concludeert de rechtbank dat de verdachte de persoon is geweest die in het kader van dit oplichtingsfeit telefonisch contact met [aangever 10] heeft gehad en aan wie [aangever 10] op 2 mei 2019 haar telefoon heeft afgegeven.
Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden en bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [aangever 10] heeft opgelicht. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem om die reden vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
3.4.13
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 12
De bewijsmiddelen
[aangever 11] heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
Op vrijdag 17 mei 2019 heeft [aangever 11] een Apple iPhone XS te koop aangeboden op Marktplaats voor 775 euro. Dezelfde avond ontving hij verschillende reacties op de advertentie, waaronder van ene [naam 9] . [naam 9] belde met het telefoonnummer: [telefoonnummer 11] . Hij zei dat hij belangstelling had voor de telefoon en dat zijn schoonzoon de telefoon kwam ophalen. [aangever 11] gaf [naam 9] zijn bankrekeningnummer en het adres waar hij op dat moment verbleef, te weten de [adres 14] te Dordrecht. Via WhatsApp zag [aangever 11] een overboeking waarop de overschrijving van 775 euro op zijn naam te zien was. Voor de betaling werd gebruik gemaakt van de bankrekening ten name van [naam 8] . Het kwam op [aangever 11] geloofwaardig over.
Op vrijdag 17 mei 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 uur stond er een man voor zijn deur.
De man zei dat hij voor de telefoon kwam. [aangever 11] vroeg de man of hij iets bij zich had waar zijn naam op voorkwam. De man gaf hem een zorgpas van Zilveren Kruis en hiervan heeft [aangever 11] een foto gemaakt. Op de zorgpas zag hij staan: “ [medeverdachte] , [geboortedatum 2] -2001, relatienummer: [nummer] . Omdat de overschrijving plaatsvond in het weekend en tussen twee banken, zou het geld niet direct op zijn rekening staan. [aangever 11] heeft de man zijn telefoon gegeven en de man is weggegaan.
Op 20 mei 2019 stond het bedrag nog steeds niet op zijn rekening.
Bij de aangifte zijn diverse stukken gevoegd, waaronder een contract van T-Mobile waarin een telefoon van het merk Apple iPhone XS is vermeld, een foto van de zorgpas ten name van [medeverdachte] , screenshots van WhatsApp-berichten die zijn verstuurd tussen de aangever en ‘ [naam 9] ’ en een digitale foto waarop is te zien dat 775 euro is overgemaakt naar de rekening van [aangever 11] . [43]
Na zijn aanhouding heeft [medeverdachte] twee pasjes aan de politie getoond die door de politie zijn gefotografeerd, waaronder een zorgpas van Zilveren Kruis ten name van
[medeverdachte] , [geboortedatum 2] -2001, met als [nummer] . [44]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de oplichtingen meerdere keren de [naam 8] voor de bankrekening heeft gebruikt en dat zijn [telefoonnummer 9] is. [45]
Eerdergenoemde oplichting heeft op 17 mei 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 uur plaatsgevonden aan de [adres 14] te Dordrecht. Uit de historische verkeersgegevens van het [telefoonnummer 9] , het telefoonnummer van [medeverdachte] , blijkt dat dit nummer op 17 mei 2019 om 20:28:53 en 20:33:28 uur verbinding heeft gemaakt met een basisstation dat is gelegen in Dordrecht. [46]
In de woning van [verdachte] zijn meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder een telefoon van het merk Alcatel, type Pixy. Op deze telefoon stond een afbeelding van een rekeningoverzicht van [naam 8] . [47]
De aangever is benaderd met het nummer [telefoonnummer 11] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode 16 mei 2019 tot en met 18 mei 2019 is gebruikt in de telefoon met het IMEI-nummer: [''] . [48] De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het IMEI-nummer [''] .
De overwegingen en de conclusie van de rechtbank
Uit voornoemde bewijsmiddelen, leidt de rechtbank het volgende af.
[aangever 11] heeft op 17 mei 2019 zijn telefoon aan [medeverdachte] afgegeven in Dordrecht. In het kader van dit oplichtingsfeit is [aangever 11] gebeld door een man die daarbij gebruik heeft gemaakt van een telefoontoestel met het IMEI-nummer: [''] . De gebruiker van dit nummer is met [aangever 11] tot een overeenkomst gekomen over de verkoop van zijn telefoon, heeft naar [aangever 11] een betaalbevestiging voor deze telefoon gestuurd en is dus betrokken geweest bij dit oplichtingsfeit.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een telefoon aangetroffen met dit IMEI-nummer. Ook ten aanzien van dit IMEI-nummer is uitgebreid gemotiveerd waarom het aannemelijk is dat dit nummer door de verdachte wordt gebruikt. In het dossier heeft de rechtbank geen aanknopingspunten aangetroffen voor de stelling van de raadsvrouw dat de verdachte deze telefoon heeft uitgeleend of doorgegeven aan iemand anders die er het telefoontje naar [aangever 11] mee heeft gepleegd. De verdachte zelf heeft hier niets over verklaard. Gelet op voornoemde omstandigheden, in combinatie met de omstandigheid dat uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat hij oplichtingsfeiten eigenlijk altijd samen met een ander pleegde, dat die ander bijna altijd de verdachte was en dat de verdachte in principe degene was die telefonisch contact legde met de oplichtingsslachtoffers, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte zijn telefoon op 17 mei 2019 heeft uitgeleend. Zij concludeert dan ook dat de verdachte de persoon is geweest die [aangever 11] op 17 mei 2019 heeft gebeld met gebruikmaking van de telefoon met het IMEI-nummer [''] en dat hij dus bij dit oplichtingsfeit betrokken is geweest.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de hem als feit 12 ten laste gelegde oplichting van [aangever 11] .
3.4.14
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot doel had het plegen van misdrijven, te weten diverse oplichtingen.
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon.
Op basis van de hiervoor bewezen verklaarde oplichtingsfeiten concludeert de rechtbank dat de verdachte meermaals heeft samengewerkt met een ander ( [medeverdachte] ) bij de oplichting van personen die op Marktplaats een telefoon of laptop te koop hadden aangeboden en dat hij zich dus meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Nog veel vaker is er echter geen aanwijzing voor samenwerking met een ander.
Om te kunnen bewijzen dat er meer was dan een vorm van strafbare deelneming is het nodig dat uit de bewijsmiddelen tevens kan worden afgeleid dat er in de ten laste gelegde periode tussen de verdachte en voornoemde ander een samenwerkingsverband bestaan heeft met een zekere duurzaamheid en structuur, dat het plegen van misdrijven nastreeft.
De bewijsmiddelen leveren - ook in onderlinge samenhang bezien - te weinig aanknopingspunten op om te komen tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat er tussen de verdachten een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur zoals hiervoor bedoeld heeft bestaan. De verdachte pleegde de feiten een tijdje alleen en daarna samen met [medeverdachte] . Toen de verdachte was aangehouden, is de [medeverdachte] op dezelfde manier doorgegaan met het plegen van oplichtingen, maar nu werd hij door iemand anders naar de slachtoffers gebracht. De samenwerking lijkt dus een ad-hockarakter te hebben gehad. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van deelneming aan een criminele organisatie.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op 16 januari 2019 te Delft, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [aangever 1 ] heeft bewogen tot de afgifte van een telefoon (merk iPhone 8), door:
- zich voor te doen als bonafide koper van goederen op de internetsite www.marktplaats.nl,
- via zijn telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 1 ] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN Amro-applicatie
en
- daarbij mede te delen dat zijn rekening een zakelijke rekening betrof en het hierdoor 24 uur zou duren voordat het geldbedrag op de rekening zou staan van die [aangever 1 ] ;
2.
op 12 februari 2019 te 's-Gravenhage, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
eentelefoon (merk Samsung S9), door:
- zich voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl
en
- [aangever] een screenshot te sturen waarop te zien was dat een geldbedrag van EUR 500 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever] ;
3.
op 13 juni 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van
eentelefoon (merk iPhone Xs), door:
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl
en
die [aangever 3] een digitale foto via WhatsApp te sturen waarop te zien was dat EUR 900 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 3] ;
4.
op 16 juni 2019 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van
eenlaptop (merk Dell), door;
- zich samen met zijn mededader voor te doen als bonafide koper van een laptop op de webnetsite www.marktplaats.nl;
- met die [aangever 4] een koopprijs van EUR 1.300 af te spreken
en
- naar de woning van die [aangever 4] te gaan en daar via de telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 4] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie;
6.
op 14 januari 2019 te De Kwakel, gemeente Uithoorn, met het oogmerk om zich te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 5] heeft bewogen tot afgifte van een iPhone 7¸ door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl;
‐ naar de woning van die [aangever 5] te gaan en daar tegen die [aangever 5] te zeggen dat hij het afgesproken bedrag EUR 390 zou overboeken naar het rekeningnummer van die [aangever 5] ,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 5] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie en
‐ aan die [aangever 5] te laten zien dat het geld was overgemaakt naar het rekeningnummer van [aangever 5] ;
8.
op 7 april 2019 te Den Haag, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 8] heeft bewogen tot afgifte van een Samsung S1‐ plus telefoon¸ door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl;
‐ met die [aangever 8] een koopprijs af te spreken van 750 euro:
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 8] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie en
‐ die [aangever 8] digitale screenshots te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 8] ;
9.
op 9 april 2019 te Nieuwegein, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 9] heeft bewogen tot afgifte van een Huawei P30 pro telefoon, door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl;
‐ telefonisch met die [aangever 9] een koopprijs van EUR 750 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 9] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie
en
‐ die [aangever 9] screenshots te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 9] ;
10.
op 28 april 2019 te Lopik, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 7] heeft bewogen tot afgifte van een iPhone 8+, door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl;
‐ telefonisch met die [aangever 7] een koopprijs van EUR 450 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 7] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie
en
‐ die [aangever 7] screenshots via de WhatsApp te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 7] ;
11.
op 2 mei 2019
inDronten, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 10] heeft bewogen tot afgifte van een Samsung Note 9, door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl :
‐ telefonisch met die [aangever 10] een koopprijs van EUR 420 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 10] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie
en
‐ die [aangever 10] screenshots via de WhatsApp te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 10] ;
12.
op 17 mei 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 11] heeft bewogen tot de afgifte van
eeniPhone XS,
door:
‐ zich voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de internetsite www.marktplaats.nl;
‐ met die [aangever 11] een koopprijs van EUR 775 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 11] was betaald door gebruik te maken van een valse ABN AMRO-applicatie,
‐ die [aangever 11] een digitale foto via WhatsApp te sturen waarop te zien was dat EUR 775 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 11] ,
‐ daarbij aan te geven
dathet bedrag niet direct op de rekening van die [aangever 11] zou staan omdat de overschrijving plaatsvond in het weekend, en
‐ een zorgpas te laten zien waarop de naam stond die overeenkwam met de naam van de persoon die telefonisch contact had gezocht met die [aangever 11] .
Voor zover in de tenlastelegging typ- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat:
  • de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht;
  • dat de rechtbank het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bij uitspraak zal opheffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft lange tijd in voorarrest gezeten en deze detentie is hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij heeft de gevangenis verlaten met onverklaarbare medische aandoeningen, waaronder haaruitval, huidproblemen en hartproblemen.
Sinds zijn vrijlating in februari is hij zijn slaapkamer niet meer uitgekomen en weigert hij iedere vorm van hulp. Zijn moeder en zus maken zich ernstig zorgen om hem.
De verdachte heeft echter aangegeven dat hij geen bijzondere voorwaarden opgelegd wil krijgen, zoals reclasseringscontact.
De strafeis is buitenproportioneel gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die op deze zaak van toepassing zijn en de strafeis die is geformuleerd in de zaak van [medeverdachte] .
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om niet bij uitspraak al over te gaan tot opheffing van het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte en daartoe aangevoerd dat er geen vluchtgevaar is en hij, indien hij hoger beroep zou instellen, zijn hoger beroep graag in vrijheid zou willen afwachten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst en het aantal van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar schuldig gemaakt aan tien vermogensfeiten, te weten tien oplichtingen. Drie van deze oplichtingen heeft hij samen met een ander gepleegd.
De oplichtingen verliepen steeds op dezelfde manier. Er werd contact opgenomen met iemand die op Marktplaats een mooie, dure telefoon of laptop te koop had aangeboden. Bij het slachtoffer werd meestal thuis een afspraak gemaakt. Dan werd de indruk gewekt dat het overeengekomen verkoopbedrag was overgemaakt. Vervolgens werd de telefoon of laptop in ontvangst genomen zonder dat er betaald was. Bij deze oplichtingen werd op een zeer listige en bedrieglijke manier te werk gegaan om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen. Er werden via WhatsApp nepoverschrijvingen gestuurd naar de slachtoffers, er werd gebruik gemaakt van een namaak-internetbankierenapp van de ABN AMRO bank en sommige slachtoffers werden telefonisch overgehaald om toch tot de verkoop over te gaan als zij hierover twijfels hadden. Door deze oplichtingen te plegen heeft de verdachte de slachtoffers fors financieel benadeeld en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via het internet) goederen worden verkocht en gekocht. Dat de slachtoffers van de oplichtingen vaak thuis werden opzocht, maakt deze feiten extra kwalijk. Zeker wanneer zij bedreigd of met seksuele voorstellen werden benaderd wanneer zij verhaal probeerden te halen, voelden zij zich extra kwetsbaar.
Uit het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2020 blijkt dat sprake is van een situatie als omschreven in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar tweemaal eerder is veroordeeld wegens een vermogensfeit, waaronder wegens medeplegen van oplichting. Er is dus sprake van recidive.
In het meest recente reclasseringsadvies van 4 november 2020 dat omtrent de verdachte is opgesteld uit de reclassering haar zorgen over het gedrag van de verdachte van de afgelopen maanden. De reclassering vindt dat er een onderzoek zou moeten plaatsvinden door een gedragsdeskundige waardoor er een goed behandelplan opgesteld zou kunnen worden en een behandeling zou kunnen worden gestart. Volgens de reclassering kan een behandeling echter alleen maar effectief zijn als de verdachte gemotiveerd is en openstaat voor verandering. Uit wat de raadsvrouw daarover zei, leidt de rechtbank echter af dat de verdachte vindt dat er niets met hem aan de hand is en nergens aan mee wil werken. Wat er nu ook met de verdachte aan de hand moge zijn, (de rechtbank heeft daar geen duidelijke informatie over) destijds had de verdachte er kennelijk geen enkele moeite mee om zoveel mensen zo te benadelen.
Gelet op het aantal slachtoffers, de stelselmatigheid en bedrieglijke methode van zijn handelen en de omstandigheid dat de verdachte tweemaal eerder is veroordeeld wegens een vermogensfeit, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 1 maand passend per oplichtingsfeit dat de verdachte alleen heeft gepleegd en een gevangenisstraf van 6 weken per oplichtingsfeit dat de verdachte samen met een ander heeft gepleegd. Als strafverhogend weegt de rechtbank mee dat sprake is van recidive op het gebied van vermogensfeiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden.
De voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot de datum van de uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding de schorsing te verlengen, ook niet in zijn psychische gesteldheid, nu daarover onvoldoende bekend is.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[aangever 1 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 624,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 707,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft [aangever] € 480,00 gevorderd wegens door hem gemaakte proceskosten.
[aangever 3] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.426,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 926,99 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade.
[aangever 4] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 1.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 1] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 365,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 2] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 4] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 749,69, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5] , ter zitting vertegenwoordigd door [naam 17] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 6] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 7] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 625,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 8] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 500,00 materiële schade en € 100,00 immateriële schade. Daarnaast heeft [benadeelde 8] € 102,64 gevorderd wegens door hem gemaakte proceskosten.
[benadeelde 9] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 10] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 11] , ter zitting vertegenwoordigd door de [naam 18] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.512,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering bestaat uit € 1.512,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde € 270,00 gevorderd wegens gemaakte proceskosten.
[aangever 5] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 425,00 materiële schade en € 75,00 immateriële schade.
[aangever 8] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 725,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 9] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 653,70, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 7] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 10] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 2.119,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit
€ 619,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 1 ] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever] tot een bedrag van € 500,00 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] tot een bedrag van € 900,00 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [aangever 4] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] tot een bedrag van € 700,00 en afwijzing van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] ;
  • afwijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] tot een bedrag van € 500,00 (materiële schade), € 10,64 (proceskosten) en
niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11] tot een bedrag van € 1.050,00 (materiële schade) en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor de overige;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 5] tot een bedrag van € 390,00 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] tot een bedrag van € 425,00 (materiële schade) en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige (immateriële schade);
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [aangever 8] , [aangever 9] en [aangever 7] ;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 10] tot een bedrag van € 420,00 (materiële schade) en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van deze benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de verdachten ten aanzien van de vorderingen die zij (gedeeltelijk) toewijsbaar acht en daarbij de wettelijke rente op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vorderingen op de volgende standpunten gesteld:
  • Diverse benadeelde partijen hebben een schadevergoeding verzocht voor het goed dat zij in het kader van een oplichtingsfeit hebben afgegeven. Slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor dit goed is voor toewijzing vatbaar;
  • Een vordering van een benadeelde partij tot schadevergoeding dient niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van eerstgenoemde schadepost, indien er geen factuur of ander aankoopbewijs aanwezig is van eerdergenoemd goed;
  • De vergoeding die is gevorderd door enkele benadeelde partijen wegens immateriële schade is niet voor toewijzing vatbaar wegens gebrek aan onderbouwing van deze schadepost door die benadeelde partijen;
 Een vordering van een benadeelde partij tot schadevergoeding dient niet-ontvankelijk te worden verklaard indien zij vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van het feit waar deze vordering betrekking op heeft.
De rechtbank zal, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten die de raadsvrouw heeft ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Een algemene opmerking van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen
In een aantal gevallen heeft een benadeelde partij verzocht om een hogere schadevergoeding voor een goed dat deze door oplichting kwijt is geraakt, dan het verkoopbedrag dat overeen is gekomen voor de verkoop van dat goed. De rechtbank acht slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing toewijsbaar omdat dit bedrag naar haar oordeel het beste de daadwerkelijk materiële waarde van dit goed vertegenwoordigt. Voor zover het door een benadeelde partij gevorderde bedrag ten aanzien van dit goed hoger is, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor dit deel afwijzen.
Indien een benadeelde partij geen factuur of ander aankoopbewijs van een dergelijk goed bij de vordering heeft gevoegd, acht de rechtbank deze schadepost desondanks voor het overeengekomen verkoopbedrag toewijsbaar indien deze benadeelde partij wel met naam is genoemd in de tenlastelegging.
De rechtbank heeft immers ten aanzien van deze benadeelde partijen bewezen verklaard dat zij voor dit bedrag zijn opgelicht. Bij de rechtbank bestaat er verder geen twijfel dat dit het bedrag is dat deze benadeelde partijen overeen zijn gekomen voor de verkoop van hun goed met de perso(o)n(en) door wie zij is/zijn oplicht.
7.3.2
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1 ]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, ter hoogte van € 624,00, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 januari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 624,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve [aangever 1 ] .
7.3.3
De vordering van de benadeelde partij [aangever]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De benadeelde partij vordert een hoger bedrag voor de telefoon die hij kwijt is geraakt ten gevolge van dit oplichtingsfeit (€ 707,00), dan het verkoopbedrag dat hij overeen is gekomen voor deze telefoon (€ 500,00).
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van
€ 500,00 bestaande uit materiële schade. Zij zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 februari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 480,00 aan proceskosten gevorderd. De rechtbank acht deze kosten onvoldoende onderbouwd en begroot om die reden de proceskosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] .
7.3.4
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
De schadepost “iPhone XS” (ad € 900,00) is door de benadeelde partij naar het oordeel voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht deze schadepost derhalve voor toewijzing vatbaar.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schadepost “Telefoonhoesje” (ad €26,99) en de immateriële schadepost, is namens de verdachte gemotiveerd betwist en naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van deze posten, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 900,00 bestaande uit materiële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 juni 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 3] .
7.3.5
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 4 bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De rechtbank acht de vordering, ter hoogte van € 1.300,00, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 juni 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 4] .
7.3.6
De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] en [benadeelde 10]
De verdachte zal door de rechtbank worden vrijgesproken van het enige strafbare feit waarop deze vorderingen betrekking zouden kunnen hebben, te weten feit 5. De rechtbank zal de benadeelde partijen om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.3.7
De vordering van de benadeelde partij [aangever 5]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 6 bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De benadeelde partij vordert een hoger bedrag voor de telefoon die hij kwijt is geraakt ten gevolge van dit oplichtingsfeit (€ 400,00), dan het verkoopbedrag dat hij in het kader van dit feit overeen is gekomen voor deze telefoon (€ 390,00). Zoals eerder overwogen acht de rechtbank slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 390,00 bestaande uit materiële schade en de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 januari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 390,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 januari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 5] .
7.3.8
De vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.3.9
De vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 8 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, ter hoogte van € 725,00, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 8 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 725,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve [aangever 8] .
7.3.10
De vordering van de benadeelde partij [aangever 9]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 9 bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De rechtbank acht de vordering, ter hoogte van € 653,70, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 9 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 653,70, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 april 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve [aangever 9] .
7.3.11
De vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 10 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, ter hoogte van € 450,00, dan ook geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 10 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 7] .
7.3.11
De vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 11 bewezen verklaarde feit, te weten medeplegen van oplichting.
De benadeelde partij vordert een hoger bedrag voor de telefoon die zij kwijt is geraakt ten gevolge van dit oplichtingsfeit (€ 619,00), dan het verkoopbedrag dat zij in het kader van dit feit overeen is gekomen voor deze telefoon (€ 420,00).
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank slechts het overeengekomen verkoopbedrag voor toewijzing vatbaar. Zij zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schadepost (ad € 1.500,00), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 420,00 bestaande uit materiële schade, de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiele schade voor het overige afwijzen en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 11 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 420,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 mei 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 10] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 5 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 3, 4 en 12:
telkens: medeplegen van oplichting;
ten aanzien van de feiten 1, 2, 6, 8, 9, 10, 11 en 12:
telkens: oplichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] geheel toe en de vordering tot schadevergoeding van [aangever] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 500,00;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [aangever 5] een bedrag van € 624,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 624,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 1 ] ;
  • € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen respectievelijk 10 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 900,00 en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] geheel toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [aangever 3] een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 4] een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 3] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 900,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 3] ;
  • € 1.300,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 18 dagen respectievelijk 23 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] en [benadeelde 11] niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 6] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever 6] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 390,00, de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [aangever 8] , [aangever 9] en [aangever 7] geheel toe en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 10] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 420,00 en
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [aangever 5] een bedrag van € 390,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 januari 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 8] een bedrag van € 725,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 9] een bedrag van € 653,70, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 april 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 7] een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
  • [aangever 10] een bedrag van € 425,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 mei 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 5] voor het overige af;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 10] af ten aanzien van de overige materiële schade en bepaalt dat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 390,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 januari 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 5] ;
  • € 725,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 8] ;
  • € 653,70 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 april 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 9] ;
  • € 450,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 7] ;
  • € 425,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 mei 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever 10] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen, respectievelijk 14 dagen, respectievelijk 13 dagen, respectievelijk 9 dagen, respectievelijk 8 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Delft, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] en/of [aangever 1 ] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een telefoon (merk Iphone 8), door;
- zich voor te doen als benafide koper van goederen op de internetsite www.marktplaats.nl,
- die [aangever 1 ] in de woning te vragen naar haar bankpas, om ter plekke de afgesproken koopprijs over te maken;
- daar via zijn telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 1 ] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie;
- daarbij mede te delen dat zijn rekening een zakelijke rekening betrof en het hierdoor 24 uur zou duren voordat het geldbedrag op de rekening zou staan van die [aangever 1 ] ;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten telefoon (merk Samsung S9), door;
- zich voor te doen als bonafide koper van een telefoon, althans goederen op de website
www.marktplaats.nl,
- die [aangever] een screenshot te sturen waarop te zien was dat een geldbedrag van EUR 500 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever] ;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer,, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten telefoon (merk Iphone Xs), door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website
www.marktplaats.nl, die [aangever 3] een digitale foto (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was dat EUR 900 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 3] ;
4.
hij op of omstreeks 16 juni 2019 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten laptop (merk Dell), door;
- zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van een laptop op de website www.marktplaats.nl
- met die [aangever 4] een koopprijs van EUR 1.300 af te spreken
- met die [aangever 4] telefonisch af te spreken dat bij overdracht van de laptop, via de ABN-Amro (applicatie) ter plekke voornoemd bedrag zal worden overgemaakt,
- naar de woning van die [aangever 4] te gaan en daar via de telefoon te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 4] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie;
5.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Delft, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten(onder andere) [medeverdachte] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht;
6.
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te De Kwakel, gemeente Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] (zaak 1a) heeft bewogen tot afgifte van een Iphone 7¸ in elk geval van enig goed, door
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ telefonisch met die [aangever 5] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen,
‐ naar de woning van die [aangever 5] te gaan en daar tegen die [aangever 5] te zeggen dat dat hij het afgesproken bedrag EUR 390 zou overboeken naar het rekening nummer van die [aangever 5] ,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 5] was betaald door gebruikt te maken van een (valse) ABN Amro applicatie en/of
‐ aan die [aangever 5] te laten zien dat het geld was overgemaakt naar het rekeningnummer van [aangever 5] ;
7.
hij op of omstreeks 16 maart 2019 te Oosterhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] (zaak 12)heeft bewogen tot afgifte van een Samsung telefoon in elk geval van enig goed, door
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ via Whatsapp met die [aangever 6] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen,
‐ telefonisch met die [aangever 6] een koopprijs van EUR 425 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 6] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie, en/of
‐ die [aangever 6] digitale foto’s (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was dat EURO 425 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 6] ;
8.
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Den Haag , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 8] (zaak 13) heeft bewogen tot afgifte van een Samsung S1‐ plus telefoon¸ in elk geval van enig goed, door
‐ zich, voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ met die [aangever 8] een koopprijs af te spreken van 750 euro,
‐ met die [aangever 8] af te spreken in de buurt van zijn woonadres om de telefoon op te halen,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 8] was betaald door gebruik te maken van een (valse ) ABN Amro applicatie, en/of
‐ die [aangever 8] digitale screenshots te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 8] .
9.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 9] (zaak 5) heeft bewogen tot afgifte van een Huawei P30 pro telefoon, in elk geval van enig goed, door
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ telefonisch met die [aangever 9] een koopprijs van EUR 750 af te spreken,
‐ met die [aangever 9] telefonisch af te spreken dat hij het bedrag direct kon overmaken een hiervan een betaalbewijs kon sturen ,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 9] was betaald door gebruik te maken van een (valse ) ABN Amro applicatie,
‐ die [aangever 9] screenshots te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 9] , en/of
‐ vervolgens telefonisch met die [aangever 9] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen;
10.
hij op of omstreeks 28 april 2019 te Lopik, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 7] (zaak 6) heeft bewogen tot afgifte van een IPhone 8+ in elk geval van enig goed,
door
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ telefonisch met die [aangever 7] een koopprijs van EUR 450 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 7] was betaald door gebruik te maken van een (valse ) ABN Amro applicatie,
‐ die [aangever 7] screenshots via de WhatsApp te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 7] , en/of
‐ vervolgens telefonisch met die [aangever 7] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen;
11.
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te De Rede, Dronten, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 10] (zaak 15) heeft bewogen tot afgifte van een Samsung Note 9 in elk geval van enig goed, door
‐ zich voor te doen als bonafide koper van die telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ telefonisch met die [aangever 10] een koopprijs van EUR 420 af te spreken,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 10] was betaald door gebruik te maken van een (valse ) ABN Amro applicatie,
‐ die [aangever 10] screenshots via de WhatsApp te sturen waarop te zien was dat het geldbedrag was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 10] , en/of
‐ vervolgens telefonisch met die [aangever 10] af te spreken op haar (tijdelijke) woonadres, en later in het centrum van Dronten, om de telefoon op te halen;
12.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Dordrecht , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 11] (zaak 8) heeft bewogen tot de afgifte van Iphone XS, in elk geval van enig goed;
‐ zich, al dan niet samen met en/of via zijn mededaders, voor te doen als bonafide koper van een telefoon op de website www.marktplaats.nl,
‐ met die [aangever 11] , een koopprijs van EUR 775 af te spreken,
‐ met die [aangever 11] af te spreken op zijn woonadres om de telefoon op te halen,
‐ te doen alsof het afgesproken geldbedrag aan die [aangever 11] was betaald door gebruik te maken van een (valse) ABN Amro applicatie,
‐ die [aangever 11] een digitale foto (via WhatsApp) te sturen waarop te zien was dat EUR 775 was overgemaakt naar de rekening van die [aangever 11] ,
‐ daarbij aan te geven gebruik te maken van een bankrekening van een vriend omdat hij, verdachte, zelf niet aan internetbankieren deed en/of het bedrag niet direct op de rekening van die [aangever 11] zou staan omdat de overschrijving plaatsvond in het weekend, en/of
‐ een zorgpas te laten zien waarop de naam stond die overeenkwam met de naam van de persoon die telefonisch contact had gezocht met die [aangever 11] ;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019084613/PL1500-2019235638, van diverse politie-eenheden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1150).
2.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 99 en 100.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1026.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77 en 78.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79 t/m 87.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54 t/m 76.
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 912, 913, 915, 917, 918, 920 t/m 926.
8.Proces-verbaal aangifte van [aangever 1 ] , met bijlagen, p. 108 t/m 113.
9.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met bijlagen, p. 116 t/m 119, proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met bijlagen, p. 120 t/m 122 en proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met bijlagen, p. 123 t/m 125.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151 en 152.
11.Proces-verbaal aangifte van [aangever] , met bijlagen, p. 159 t/m 163.
12.Proces-verbaal van verhoor [aangever] , met bijlagen, p. 164.
13.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever, p. 179.
14.Proces-verbaal van verhoor [aangever] , met bijlagen, p. 164 t/m 178.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191 t/m 193.
16.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , met bijlagen p. 195 t/m 203.
17.Proces-verbaal van bevindingen, met een bijlage, p. 206 t/m 208.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 206.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 209.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 209 t/m 212.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1018 en 1021.
22.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 925.
23.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 933.
24.Proces-verbaal aangifte van [aangever 4] , met een bijlage, p. 214 t/m 218.
25.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 221 t/m 225.
26.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met bijlagen, p. 244 t/m 247.
27.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 934.
28.Proces-verbaal aangifte van [aangever 5] , p. 541 t/m 543.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 544 t/m 546.
30.Proces-verbaal aangifte van [aangever 7] , met bijlagen, p. 605 t/m 610.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 611 en 612.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 617 en 618, proces-verbaal van bevindingen, met een bijlage, p. 615 en 616.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 613.
34.Proces-verbaal aangifte [aangever 8] met bijlagen, p. 759 t/m 765.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54 en 55.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 766 en 767.
37.Proces-verbaal [aangever 9] , met bijlagen p. 582 t/m 596.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54 en 55.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601 en 602.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 603.
41.Proces-verbaal [aangever 10] , met bijlagen, p. 778 t/m 787.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1087 t/m 1089.
43.Proces-verbaal aangifte van [aangever 11] , met bijlagen, p. 390 t/m 400.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 en 369.
45.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 918 en 925.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 408 en 409.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1018 en 1021.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 984.