ECLI:NL:RBDHA:2020:11945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
C/09/537836 / FA RK 17-6222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige en zorgregeling tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De vader, [Y], heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen, terwijl de moeder, [X], verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te laten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige tot december 2018 bij de moeder heeft gewoond en dat de moeder de hoofdopvoeder was. De vader heeft in het verleden het contact tussen de moeder en de minderjarige belemmerd, wat de rechtbank als zorgelijk heeft ervaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder haar leven op orde heeft en dat er geen zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige bij haar. De rechtbank heeft daarom besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige per 22 februari 2021 bij de moeder zal zijn. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week bij de vader verblijft van vrijdag tot zondag. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd aan de vader voor het niet naleven van de opbouwregeling. Daarnaast heeft de rechtbank de vader toestemming verleend om een Nederlands paspoort voor de minderjarige aan te vragen, ter vervanging van de toestemming van de moeder, die deze weigerde zonder opgave van redenen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-6222
Zaaknummer: C/09/537836
Datum beschikking: 24 november 2020
Hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en gezagsuitoefening

Beschikking op het op 10 augustus 2017 ingekomen verzoek van:

[Y] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te ’ [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.G. de Jong, te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[X] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K.J.M. Slangen, te Arnhem .
Als informant wordt aangemerkt:

[jeugdbescherming] ,

gecertificeerde instelling,
gevestigd te ’ [woonplaats] .

Procedure

Bij beschikking van 11 juni 2020 van deze rechtbank:
  • is bepaald dat [voornaam minderjarige] wekelijks telefonisch contact zal hebben met de moeder op donderdag om 18:30 uur en op zondag om 16:00 uur;
  • is bepaald dat [voornaam minderjarige] bij moeder zal zijn om de week op dinsdag vanaf 16:00 uur, in de speeltuin bij het gebouw van [jeugdbescherming] te [plaats 1] en onder begeleiding van [jeugdbescherming] en vervolgens, zodra het [organisatie 1] te [plaats 2] het bericht geeft dat ouders daar terecht kunnen, wekelijks onder begeleiding met een opbouwregeling en vervolgens op nader in te vullen dagen en tijdstippen bij de moeder thuis;
  • zijn partijen doorverwezen naar het [centrum] voor deelname aan Omgangsbegeleiding via het [organisatie 1] ;
  • is bepaald dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie die rechtbank vóór na te melden pro formadatum rapporteert omtrent het verloop van de Omgangsbegeleiding;
  • is iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de vervangende toestemming voor inschrijving op school en de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden;
  • is bepaald dat de vader, de moeder en [jeugdbescherming] uiterlijk twee weken voor de pro forma datum de rechtbank zullen berichten over het verloop van de voorlopige zorgregeling en het vervolg van de procedure.
De rechtbank wederom heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- gezinsplan [naam] van 27 oktober 2020 van [jeugdbescherming] ,
alsmede de reactie van beide ouders hierop;
- de brief van 29 oktober 2020 van [jeugdbescherming] ;
- de brief met bijlagen van 30 oktober 2020 van de zijde van de moeder;
- aanvullend verzoekschrift van 30 oktober 2020 van de zijde van de vader;
- de brief van 9 november 2020 van [jeugdbescherming] .
Op 10 november 2020 heeft ter zitting van deze rechtbank met gesloten deuren een gecombineerde behandeling plaatsgevonden van zowel de onderhavige verzoeken als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met één jaar met zaaknummer C/09/590476 JE RK 20-700. Op het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is bij afzonderlijke beschikking van 24 november 2020 toewijzend beslist.
Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- tolk aan de zijde van moeder in de Franse taal, mevrouw [naam tolk] ;
- mevrouw [naam medewerkster jeugdbescherming 1] namens [jeugdbescherming] ;
- mevrouw [naam medewerkster jeugdbescherming 2] namens [jeugdbescherming] ;
- mevrouw [medewerkster RvdK] van de Raad voor de Kinderbescherming, die de zitting vroegtijdig heeft moeten verlaten.
Na de zitting is nog ingekomen de brief van het [organisatie 1] van 8 november 2020 met een evaluatie van de omgang van [voornaam minderjarige] met de moeder. Deze informatie was ook al vermeld in de bijlagen bij de brief van de moeder van 30 oktober 2020 (evaluatieverslagen) en de brief van [jeugdbescherming] van 9 november 2020.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Ter zitting heeft de vader zijn verzoek tot vervangende toestemming voor de inschrijving van [voornaam minderjarige] op school ingetrokken. Nu staan nog ter beoordeling de vaststelling van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en het verzoek tot vervangende toestemming paspoort.
Hoofverblijfplaats
Beide ouders verzoeken om vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij hen. De vader stelt dat vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij hem in het belang van [voornaam minderjarige] is, omdat zij dan in [plaats 1] kan blijven. Zij is daar geworteld en gaat naar school. De vader meent bovendien dat hij en zijn familie een stabiele factor in het leven van [voornaam minderjarige] zijn. Ook wijst de vader er op dat de moeder ooit tegen de beslissing van de rechtbank in met [voornaam minderjarige] naar Frankrijk is vertrokken als gevolg waarvan het contact met de vader voor langere tijd verbroken is geweest. De vader vindt voorts dat er een raadsonderzoek nodig is.
De moeder stelt zich op het standpunt dat [voornaam minderjarige] haar hoofdverblijf bij haar dient te hebben omdat zij altijd de verzorgende ouder voor [voornaam minderjarige] is geweest. [voornaam minderjarige] is met instemming van de moeder tijdelijk bij de vader gaan wonen omdat de moeder geen woonruimte had. Zij heeft inmiddels woonruimte in [plaats 3] en haar leven weer op orde. De moeder wijst erop dat sinds [voornaam minderjarige] bij de vader woont er nauwelijks omgang mogelijk is, terwijl de moeder altijd omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader heeft gefaciliteerd.
Anders dan de vader voorstaat, is een nader onderzoek door de Raad naar de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] niet noodzakelijk en acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] bij zowel de vader als de moeder. Ten aanzien van de beslissing bij wie van de ouders [voornaam minderjarige] haar hoofdverblijf heeft acht de rechtbank het navolgende relevant.
Voorop gesteld wordt dat [voornaam minderjarige] vanaf haar geboorte tot december 2018 bij de moeder heeft gewoond en dat de moeder de hoofdopvoeder was. Uit de beschikking van de kinderrechter van 27 mei 2019 volgt dat machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] is verleend omdat er onzekerheid was over het verblijfsrecht van de moeder in Nederland en daarmee ook de vaste verblijfplaats van de moeder. De moeder kon die tijd gebruiken om op zoek te gaan naar passende huisvesting en voldoende duidelijkheid verkrijgen over haar verblijfrecht. De kinderrechter was met de Raad van oordeel dat de situatie van de moeder stabiel moet zijn voordat [voornaam minderjarige] mogelijk geconfronteerd zou worden met een wisseling in haar hoofdverblijf en school.
De rechtbank stelt vast dat de moeder nog steeds beschikt over woonruimte in [plaats 3] . [jeugdbescherming] is op huisbezoek geweest en heeft de situatie bij de moeder goed bevonden. Er zijn geen zorgen over de acute veiligheid. De rechtbank leidt hieruit af dat de situatie bij de moeder stabiel is. Daarmee zijn de gronden waarop destijds de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend definitief komen te vervallen.
Bij beschikking van 11 juni 2020 heeft de rechtbank dat ook al vastgesteld, maar overwogen dat zij nog onvoldoende zicht heeft op de opvoedsituaties bij zowel de vader als de moeder om de hoofdverblijfplaats op dat moment te kunnen vaststellen. De rechtbank achtte het toen in het belang van [voornaam minderjarige] dat eerst werd toegewerkt naar het structureel hervatten van het contact met de moeder. In die beschikking heeft de rechtbank de ouders een duidelijke regeling meegegeven van de opbouw van het contact. Ook heeft de rechtbank meegegeven dat [voornaam minderjarige] in de zomervakantie niet alleen losse dagen, maar ook reeds een overnachting bij de moeder zou moeten hebben.
Uit het bericht van het [organisatie 1] volgt dat er begeleide bezoeken bij het [organisatie 1] hebben plaatsgevonden op 18 augustus, 27 augustus, 12 september, 26 september en 23 oktober 2020. Het [organisatie 1] heeft een positieve terugkoppeling gegeven over deze bezoeken. Moeder en [voornaam minderjarige] zijn goed in contact met elkaar, de moeder is betrokken, geeft structuur aan de bezoeken en stelt op een rustige en vriendelijke manier grenzen.
De conclusie van het [organisatie 1] is dat de moeder haar leven op orde heeft en dat er geen contra-indicatie is voor de zorgregeling zoals door de rechtbank in de beschikking van 11 juni 2020 is opgenomen. Het [organisatie 1] voegt daaraan toe dat het van groot belang is voor [voornaam minderjarige] dat de omgang met beide ouders zonder spanningen wordt voortgezet en dat de regeling direct wordt hervat.
De rechtbank stelt vast dat van de verdere opbouw van het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] niet veel terecht is gekomen. In het bericht van [jeugdbescherming] aan de rechtbank van 9 november 2020 blijkt dat het begeleid bezoek van 8 november 2020 niet is doorgegaan. De vader wilde niet meewerken omdat hij niet beschikte over het adres van de moeder. De rechtbank acht dit geen valide reden voor het afzeggen van het bezoek.
Eén van de veiligheidsafspraken is dat een confrontatie in de thuissituatie vermeden wordt. Het verstrekken van het adres van de moeder aan de vader is daarmee niet in overeenstemming. De zorg van vader dat hij dit moet hebben voor het geval de moeder [voornaam minderjarige] niet zou terugbrengen, is voldoende weggenomen doordat [jeugdbescherming] over het adres van de moeder beschikt.
Ter zitting heeft de vader nog toegevoegd dat hij de begeleider die [voornaam minderjarige] naar de moeder zou brengen niet kende, zodat hij niet kon instemmen met het bezoekmoment. Evenwel bleek dat het bezoek aan de moeder zou worden begeleid door dezelfde medewerkster van het [organisatie 1] die de eerdere bezoeken begeleidde en [voornaam minderjarige] dus kent.
Vervolgens heeft de vader nog verklaard dat de regeling door [jeugdbescherming] niet in overleg met hem is opgesteld, wat wel zou moeten omdat dit naar aanleiding van een klachtgesprek was afgesproken. Ook hierin volgt de rechtbank de vader niet. De regeling volgt immers uit de beschikking van 11 juni 2020.
Op de zitting is geprobeerd om met vader tot nieuwe afspraken te komen. Dit bleek niet mogelijk te zijn. De vader heeft zoveel wantrouwen ten opzichte van de moeder dat het erop lijkt dat hij [voornaam minderjarige] niet kan ondersteunen in haar contact met de moeder.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de vader het pas opgestarte contact tussen [voornaam minderjarige]
en de moeder op 8 november 2020 niet heeft doorgezet. Dit moet voor [voornaam minderjarige] bijzonder teleurstellend zijn geweest. Juist continuïteit en structuur in het contact met haar moeder is voor [voornaam minderjarige] van groot belang. Zowel de Raad als [jeugdbescherming] hebben uitbreiding van het contact in het belang van [voornaam minderjarige] geacht. Door dit contact plots te stoppen, heeft de vader in strijd met de belangen van [voornaam minderjarige] gehandeld.
Tegenover het gebrek aan ondersteuning van de vader in de totstandkoming van een reguliere omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder staat dat de moeder de vader altijd heeft toegelaten in het leven van [voornaam minderjarige] . Lange tijd is er een weekendregeling met de vader geweest. Weliswaar heeft de moeder [voornaam minderjarige] meegenomen naar Frankrijk waardoor het contact verbroken is geweest, maar de moeder heeft [voornaam minderjarige] ook weer mee teruggenomen naar Nederland en de omgang met de vader weer gecontinueerd. Te sterker geldt dat de moeder de vader heeft vertrouwd en heeft ingestemd met het verblijf van [voornaam minderjarige] bij hem toen zij geen woonruimte had en het voor [voornaam minderjarige] beter was als ze tijdelijk bij de vader zou gaan wonen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de moeder steeds het belang van [voornaam minderjarige] voorop heeft gesteld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat haar hoofdverblijfplaats bij de moeder is. Niet alleen omdat de gronden waarop de machtiging uithuisplaatsing destijds is verleend zijn vervallen en terugkeer van [voornaam minderjarige] naar de moeder in de rede ligt, maar ook omdat de moeder heeft getoond [voornaam minderjarige] te ondersteunen in de omgang met haar vader. Vanuit de vader is er geen ontwikkeling tot het bieden van de kans tot normaal contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De rechtbank weegt in dit opzicht zwaar mee dat de vader vanaf het moment dat [voornaam minderjarige] bij hem is komen wonen (december 2018) het contact met de moeder heeft afgehouden en ondanks de beschikking van 11 juni 2020 en de adviezen van [jeugdbescherming] er nog steeds geen structurele omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder bestaat.
De rechtbank realiseert zich dat [voornaam minderjarige] niet van de één op de andere dag bij de moeder kan gaan wonen. De rechtbank zal het hoofdverblijf dan ook per 22 februari 2021 bij de moeder bepalen. Die datum is de start van de voorjaarsvakantie in de regio waar de moeder woont. In de komende periode dient in het kader van de ondertoezichtstelling toegewerkt te worden naar een wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] van de vader naar de moeder. De rechtbank zal een opbouw van het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] vaststellen, waarbij [voornaam minderjarige] vaker en langer bij de moeder zal verblijven. Er is geen enkele aanleiding om de bezoeken van [voornaam minderjarige] aan de moeder nog verder te laten begeleiden.
Er zal daarnaast een inschrijving op een school en huisarts bij de moeder in de buurt moeten worden gerealiseerd. [voornaam minderjarige] kan dan na de voorjaarsvakantie op haar nieuwe school in woonplaats van de moeder kan starten.
Dwangsom
Gelet op de omstandigheid dat de vader de door de rechtbank bij beschikking van 11 juni 2020 vastgestelde opbouwregeling niet is nagekomen en de rechtbank uit zijn houding ter zitting afleidt dat hij niet meewerkt aan onbegeleid contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder, ziet de rechtbank aanleiding om ambtshalve een dwangsom op te leggen op grond van artikel 1:253a lid 5 BW als stimulans tot nakoming van de opbouwregeling in het belang van [voornaam minderjarige] . De rechtbank zal een dwangsom vaststellen van € 250,= per dag dat de vader zich niet houdt aan de opbouwregeling, met een maximum van € 10.000,-.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De beslissing van de rechtbank om het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] met ingang van 22 februari 2021 bij de moeder te bepalen, brengt met zich mee dat er een zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] moet worden vastgesteld. Het is van belang dat er structureel omgang komt tussen [voornaam minderjarige] en de vader en dat de moeder [voornaam minderjarige] stimuleert in deze omgang.
De vader heeft in dat kader verzocht een zorg- en contactregeling te treffen tussen de vader en [voornaam minderjarige] iedere donderdag van 15:00 uur tot zondag om 18:00 uur.
Deze regeling komt neer op een co-ouderschap waarbij [voornaam minderjarige] de helft van de week bij de vader zou verblijven. Reeds gelet op de woonafstand is de door de vader gevraagde zorgregeling niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De rechtbank zal in het belang van [voornaam minderjarige] bepalen dat zij om de week bij de vader is van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur. Het eerste weekend waarin de zorgregeling zal ingaan is vrijdag 5 maart 2020 tot zondag 7 maart 2020. Daarnaast zal [voornaam minderjarige] de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader doorbrengen, waarbij de meivakantie 2021 de eerste vakantie is waarbij [voornaam minderjarige] de eerste helft bij de ene ouder en de tweede helft bij de andere ouder is. De ouders kunnen hierover in overleg met [jeugdbescherming] een verdeling maken. Zowel ten aanzien van de weekendregeling als ten aanzien van de vakantieregeling dient de overdracht van [voornaam minderjarige] plaats te vinden op de parkeerplaats van de [fastfood restaurant] in [plaats 4] . Dit is ongeveer halverwege de afstand tussen de woningen van de ouders. De moeder dient [voornaam minderjarige] op de vrijdagen daar heen te brengen en de vader op de zondagen. De andere ouder dient [voornaam minderjarige] daar op te halen.
De rechtbank acht het voorts van belang dat de ouders gaan werken aan verbetering van hun onderlinge verstandhouding. Een verwijzing naar [organisatie 2] zoals de vader voorstaat acht de rechtbank een te lichte interventie die bovendien al eerder tevergeefs is ingezet. Voor deze ouders is meer maatwerk nodig en dit kan het beste onder regie van [jeugdbescherming] in het kader van de ondertoezichtstelling worden vormgegeven.
Gezagsuitoefening: vervangende toestemming
De vader heeft aanvullend verzocht om vervangende toestemming voor de aanvraag voor een Nederlands paspoort voor [voornaam minderjarige] , de bijschrijving van [voornaam minderjarige] op de ziektekostenverzekering van de vader en de inschrijving bij de huisarts van de vader in [plaats 1] .
Ter zitting heeft de vader desgevraagd verklaard dat [voornaam minderjarige] staat ingeschreven bij zijn huisarts. Dit heeft de vader begrepen van de assistent van zijn huisarts. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek tot vervangende toestemming voor inschrijving van [voornaam minderjarige] bij de huisarts van de vader bij gebrek aan belang afwijzen.
Gelet op de beslissing dat [voornaam minderjarige] met ingang van 22 februari 2021 haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben, wordt het verzoek betreffende de vervangende toestemming om [voornaam minderjarige] op de ziektekostenverzekering van de vader in te schrijven eveneens afgewezen.
De rechtbank overweegt voor wat betreft het paspoort als volgt. Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders, of een van hen, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanig beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Ingevolge het vijfde lid van artikel 34 van de Paspoortwet geeft de rechter onder meer in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De vader wenst een Nederlands paspoort voor [voornaam minderjarige] aan te vragen. Vast staat dat de vader hiervoor de toestemming van de moeder nodig heeft. De moeder wenst het Franse paspoort te verlengen. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat zij over een geldig Nederlands paspoort beschikt, zodat zij over een geldig legitimatiebewijs beschikt. De moeder weigert haar toestemming te verlenen zonder dat zij daarvoor een reden kan aangeven. De rechtbank zal het verzoek van de vader dan ook toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (Frankrijk), met ingang van 22 februari 2021 haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
*
bepaalt dat [voornaam minderjarige] bij de moeder is:
  • zaterdag 28 november 10:00 uur tot zondag 29 november 17:00 uur;
  • zaterdag 5 december 10:00 uur tot zondag 6 december 17:00 uur;
  • vrijdag 18 december 17:00 uur tot zondag 20 december 17:00 uur;
  • zaterdag 26 december 10:00 uur tot vrijdag 1 januari 2021 15:00 uur;
  • vrijdag 8 januari 17:00 uur tot zondag 10 januari 17:00 uur;
  • vrijdag 22 januari 17:00 uur tot zondag 24 januari 17:00 uur;
  • vrijdag 29 januari 17:00 uur tot zondag 31 januari 17:00 uur;
  • vrijdag 5 februari 17:00 uur tot zondag 7 februari 17:00 uur;
waarbij de vader [voornaam minderjarige] brengt naar de parkeerplaats van de [fastfood restaurant] [plaats 4] en de moeder [voornaam minderjarige] daar ophaalt en de moeder [voornaam minderjarige] op zondag brengt naar de parkeerplaats van de [fastfood restaurant] en de vader [voornaam minderjarige] daar ophaalt.
veroordeelt de vader tot betaling aan de moeder van een dwangsom van € 250,= voor iedere dag dat de vader in gebreke blijft mee te werken aan de hiervoor vermelde regeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige] tot een maximum van € 10.000,=.
*
bepaalt dat [voornaam minderjarige] met ingang van het eerste weekend in maart 2021 (dat is van vrijdag 5 maart 2021 tot zondag 7 maart 2021) bij de vader zal zijn eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de overdracht zal plaatsvinden bij de parkeerplaats van de [fastfood restaurant] te [plaats 4] , waarbij de ouder bij wie [voornaam minderjarige] verblijft haar aldaar brengt en de andere ouder [voornaam minderjarige] daar komt ophalen.
*
verleent toestemming aan de vader – welke toestemming die van de moeder vervangt – ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor [voornaam minderjarige] ;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M.D. van Egeraat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2020.