ECLI:NL:RBDHA:2020:11943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8721010 RL EXPL 20-15049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing concurrentiebeding vrachtwagenchauffeur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Charter Logistics B.V. en werknemer, met TasTrans B.V. als derde partij. Charter Logistics vorderde een voorlopige voorziening om werknemer te verbieden in strijd te handelen met een concurrentiebeding dat was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst. Werknemer was eerder in dienst bij Charter Logistics als internationaal chauffeur en had zijn dienstverband beëindigd om in dienst te treden bij TasTrans, wat volgens Charter Logistics een directe concurrent was. De kantonrechter oordeelde dat werknemer bewust het concurrentiebeding had overtreden door bij TasTrans in dienst te treden binnen een jaar na zijn uitdiensttreding bij Charter Logistics. De kantonrechter matigde de contractuele boete voor deze overtreding tot € 2.500,-, maar schorste het concurrentiebeding voor een periode van vier maanden. Tevens werd TasTrans verboden om werknemer werkzaamheden te laten verrichten voor klanten die ook klanten van Charter Logistics zijn, met een dwangsom voor elke overtreding. De rechter oordeelde dat de proceskosten door beide partijen gedragen moesten worden, en dat Charter Logistics binnen zeven dagen een correcte eindafrekening aan werknemer moest verstrekken.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Rolnr. 8721010 RL EXPL 20-15049
13 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Charter Logistics B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Oud-Beijerland,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Charter Logistics,
gemachtigde: mr. E. Speijer (Vogelaar Bosch Speijer Advocaten),
tegen

1.[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: werknemer,
gemachtigde: [gemachtigde] (ARAG Rechtsbijstand)
en tegen

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TasTrans B.V.,

statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Maasdijk,
verwerende partij,
hierna te noemen: TasTrans,
gemachtigde: mevr. mr. C.M. Sellmeijer (DAS Legal)

1.De procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 7 september 2020 met zes producties (nrs. 1 tot en met 6);
- het faxbericht van de gemachtigde van werknemer van 28 september 2020 met twee producties (nrs. 1 en 2);
- het verweerschrift in kortgeding tevens houdende eis in reconventie van werknemer van 29 oktober 2020 met een productie (nr. 3).
1.2
De mondelinge heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020. Daarbij namens Charter Logistics de gemachtigde aanwezig en heeft de heer [betrokkene 1] , bestuurder van Charter Logistics via een Skypeverbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen. Daarnaast was werknemer in persoon aanwezig, alsmede zijn gemachtigde en was namens TasTrans de heer [betrokkene 2] aanwezig, alsmede de gemachtigde van TasTrans. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van Charter Logistics en TasTrans een pleinota respectievelijk pleitnotitie overgelegd. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier voorts zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3
Na het afsluiten van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Op 1 juli 2019 is werknemer voor bepaalde tijd van een jaar voor 174 uur per maand in dienst getreden van Charter Logistics in de functie van internationaal chauffeur.
2.2
Per 1 juli 2020 is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.3
Op 20 juli 2020 is de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Partijen hebben hun afspraken daaromtrent vastgelegd in een ‘Beëindigingovereenkomst met wederzijds goedvinden, gedeteerd 19 juni 2020.
2.4
In de (laatste) arbeidsovereenkomst is als artikel 10 het volgende concurrentiebeding opgenomen:
Het is de werknemer verboden om zonder voorafgaande toestemming van werkgever, binnen een straal van 50 km rondom De Lier, binnen een jaar na uitdiensttreding, soortgelijke werkzaamheden uit te oefenen bij een onderneming die het soortgelijke werkzaamheden uitoefent. Bij overtreding is de werknemer een bedrag van € 750,-- per dag verschuldigd aan de werkgever.
2.5
In de Beëindigingsovereenkomst is als artikel 5.1 de volgende bepaling opgenomen:
Werkgever en werknemer spreken af dat werknemer goede notie neemt van artikel 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst betreffende de geheimhoudingsplicht en het concurrentiebeding.
2.6
Begin augustus 2020 is werknemer in dienst getreden bij TasTrans.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1
In conventie vordert Charter Logistics om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: (I.) werknemer te verbieden om op enigerlei wijze te handelen in strijd met het concurrentiebeding als vermeld in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst met Charter Logistics, meer in het bijzonder door werknemer te verbieden in dient te treden van of werkzaam te zijn voor TasTrans of enig daaraan gelieerde onderneming, gedurende een periode van één jaar te rekenen vanaf 20 juli 2020, zulks op straffen van een dwangsom van € 10.000,-- per overtreding en van € 1.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dan wel een deel daarvan, dat deze overtreding voortduurt; (II.) werknemer te gebieden om, nadat een dag na betekening van het te wijzen vonnis is verstreken, zijn dienstbetrekking of andere arbeidsverhouding met TasTrans (of een haar gelieerde onderneming) te beëindigen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- en van € 1.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of een deel daarvan, dat deze overtreding voortduurt; (III.) werknemer te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de inmiddels verbeurde contractuele boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding van € 750 per dag vanaf 20 juli 2020 tot 1 september berekend op € 32.500,--, te vermeerderen met € 750 per dag of gedeelte daarvan dat werknemer het concurrentiebeding na 1 september overtreedt, althans een door de voorzieningenrechter in goed justitie te bepalen bedrag; (IV.) TarTrans te gebieden om de arbeidsovereenkomst c.q. andere rechtsverhouding met werknemer te beëindigen en beëindigd te houden gedurende de looptijd van het tussen werknemer en Charter Logistics overeengekomen concurrentiebeding, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- en van € 1.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan, dat deze overtreding na betekenen van het te wijzen vonnis voortduurt; (V.) TasTrans (of een aan haar gelieerde onderneming) te verbieden om werknemer gedurende een jaar vanaf 20 juli 2020, op welke wijze dan ook, direct of indirect, werkzaamheden te laten (of doen) verrichten ten behoeve van TasTrans of een aan haar gelieerde onderneming, gedurende de looptijd van het tussen werknemer en Charter Logistics overeengekomen concurrentiebeding, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- en van € 1.000,-- per dag dat TasTrans dit verbod overtreedt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag; (VI.) werknemer en TasTrans hoofdelijk, althans ieder voor zich, althans gezamenlijk te veroordelen in de kosten van de procedure en het salaris van de gemachtigde van Charter Logistics daaronder begrepen en daarbij te bepalen dat de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis door gedaagden dient te zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de 15de dag na dagtekening van het vonnis alsmede de nakosten zijnde € 157,-- te vermeerderen met € 82,-- bij betekening van het vonnis.
3.2
Aan haar vordering in conventie legt Charter Logistics - kort zakelijk samengevat - ten grondslag dat werknemer ondanks het non-concurrentiebeding in dienst is getreden bij TasTrans. TasTrans is naar de mening van Charter Logistics een directe concurrent van haar.
3.3
In reconventie vordert werknemer bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volgende voorziening als bedoeld in art. 254 Rv te treffen: Primair, voor zover er sprake is van een tussen werknemer en Charter Logistics geldend concurrentiebeding: (a.) het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Charter Logistics heeft bestaan met onmiddellijke ingang te schorsen, althans een zodanig voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden acht, met veroordeling van Charter Logistics tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW over de periode vanaf 20 juli 2020 tot het moment dat de werking van het concurrentiebeding is geschorst, dan wel, (b.) Charter Logistics te gebieden dat zij zal gedogen dat werknemer vanaf 4 augustus 2020, danwel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, elders werkt, meer in concreto voor TasTrans, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden acht, met veroordeling van Charter Logistics tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW over de periode vanaf 22 juli 2020 tot het moment dat de werking van het concurrentiebeding is geschorst, dan wel; (c.) Charter Logistics te gebieden dat zij zal gedogen dat werknemer vanaf 4 augustus 2020 elders werkt, meer in concreto voor TasTrans met dien verstande dat het hem daarbij niet is toegestaan werkzaamheden te verrichten of diensten te leveren aan klanten voor wie hij dat deed in dienstbetrekking van Charter Logistics althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden acht, met veroordeling van Charter Logistics tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW over de periode vanaf 20 juli 2020 tot het moment dat de werking van het concurrentiebeding is geschorst; (d.) voor zover Charter Logistics zich op het concurrentiebeding zou blijven beroepen en werknemer in afwachting van de bodemprocedure zich daardoor genoodzaakt ziet af te zien van indiensttreding bij een partij of het dienstverband met TasTrans op te zeggen, Charter Logistics te veroordelen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan werknemer voor de duur van de beperking bij wijze van voorschot op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW te voldoen een bedrag van € 2.619,80 bruto per maand (maandloon TasTrans inclusief vakantietoeslag), althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, Subsidiair, voor zover er sprake is van een tussen werknemer en Charter Logistics geldend concurrentiebeding; (a.) Charter Logistics te veroordelen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan werknemer voor de duur van de beperking bij wijze van voorschot op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW te voldoen een bedrag van € 2.619,80 bruto per maand (maandloon TasTrans inclusief vakantietoeslag, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen [bedrag], Primair en Subsidiair, (a.) Charter Logistics te veroordelen tot afgifte van de volgende overzichten horende bij het dienstverband van werknemer over de periode 1 januari 2020 tot en met 22 juli 2020 binnen 7 dagen na het wijzen van vonnis: (i.) de correcte eindafrekening; (ii.) de urenkaarten; (iii.) de overuren (uitbetaald en niet uitbetaald); (iv.) de opgebouwde Toeslagen; (v.) de opgebouwde Onkostenvergoedingen, dit op straffen van een dwangsom van EUR 250,- per dag dat Charter Logistics dit nalaat met een maximum van EUR 10.000,- welke bedragen aan werknemer toekomen; (b.) de nakosten (krachtens artikel 237 lid 4 Rv) toe te wijzen met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald, Charter Logistics daarover de wettelijke rente is of zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Charter Logistics in de kosten van de procedure, waaronder salaris gemachtigde.
3.4
Aan zijn eis in reconventie legt werknemer – kort gezegd - ten grondslag dat Charter Logistics op meerdere punten haar vorderingen onvoldoende onderbouwd heeft. Daarnaast stelt hij dat hij een generieke functie heeft, waarbij Charter Logistics geen te beschermen belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Ook stelt hij nog dat TasTrans geen concurrent van Charter Logistics is en dat er geen enkele risico bestaat op afbreuk van het bedrijfsdebiet van Charter Logistics.

4.Het verweer

4.1
Zowel werknemer als TanTrans voeren verweer in conventie en Charter Logistics voert verweer in reconventie. Voor zover van belang zal het verweer van partijen in de beoordeling van de vorderingen besproken worden.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
5.1
Omdat de vordering van Charter Logistics in conventie en de vordering van werknemer in reconventie onlosmakelijk met elkaar samenhangen zal de kantonrechter beide vorderingen gezamenlijk behandelen.
5.2
Ten aanzien van de vorderingen over en weer dient beoordeeld te worden of er sprake is van een dermate spoedeisend belang dat het verantwoord of noodzakelijk is voorlopige voorziening(en) te treffen, voorafgaand aan een nog te voeren bodemprocedure.
Spoedeisend belang
5.3
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een spoedeisend belang, omdat het gaat om de beoordeling van de vraag of werknemer inbreuk maakt op een geldend concurrentiebeding, nu hij in dienst is getreden bij TasTrans, die naar de mening van Charter Logistics een directe concurrent van haar is. Alle betrokken partijen hebben daarbij recht op een spoedig oordeel en duidelijkheid of vooruitlopend op een nog te voeren bodemprocedure tijdelijke voorzieningen dienen te worden getroffen.
Inhoudelijke beoordeling van het concurrentiebeding
5.4
Tussen Charter Logistics en werknemer staat vast dat werknemer (in ieder geval) bij de omzetting van zijn dienstverband voor bepaalde tijd naar zijn dienstverband voor onbepaalde tijd een concurrentiebeding is aangegaan, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.4. Tussen Charter Logistics en werknemer staat ook vast dat werknemer bij het beëindigen van zijn dienstverband met Charter Logistics nog eens nadrukkelijk is gewezen op het bestaan van het concurrentiebeding (zie rechtsoverweging 2.5). Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat werknemer van het bestaan, de strekking en het belang dat Charter Logistics aan het concurrentiebeding hecht, op de hoogte was. Door vrij snel na zijn uitdiensttreding bij Charter Logistics bij TasTrans in dienst te treden heeft hij dat gedaan in de wetenschap dat hij daarmee het concurrentiebeding zou kunnen overtreden.
5.5
Wellicht ten overvloede overweegt de kantonrechter hierbij dat niet de bepaling in de beëindigingsovereenkomst een verplichting voor werknemer (om niet bij een concurrent in dienst te treden) in het leven liep, maar wel het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst. Hierdoor behoeft geen oordeel gegeven te worden over de stelling van werknemer dat de beëindigingsovereenkomst onder druk tot stand is gekomen en hij geen gelegenheid heeft gehad juridisch advies in te winnen. Hij was immers reeds geboden aan een concurrentiebeding.
5.6
Zowel werknemer als TasTrans hebben gesteld dat TasTrans geen concurrente van Charter Logistics is, maar de kantonrechter volgt hen niet in dat verweer. Onbetwist is dat werknemer bij Charter Logistics in dienst was als ‘internationaal chauffeur’. Uit de overgelegde Uittreksels uit het Handelsregister blijkt dat zowel Charter Logistics als TasTrans zich hebben geregistreerd als onderneming met als activiteit ‘Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen) met dezelfde SBI-code (4941). Het verweer van TasTrans dat TanTrans en Charter Logistics geen soortgelijke ondernemingen zijn wordt daarmee reeds ontkracht. En ook het verweer van werknemer dat Charter Logistics geen eigen materieel en geen NIWO-vergunning zou hebben legt in dat verband onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien is komen vast te staan dat werknemer als werknemer van Tastrans mogelijk bij dezelfde klanten over de vloer komt als hij in dienst van Charter Logistics deed. Ook daaruit blijkt dat Charter Logistics en TasTrans in ieder geval in hetzelfde bedrijfssegment werkzaam zijn.
5.7
Tenslotte stelt de kantonrechter als onbetwist vast dat werknemer binnen een jaar na uitdiensttreding bij Charter Logistics bij TasTrans in dienst is getreden en dat TasTrans, als gevestigd in Maasdijk, binnen een straal van 50 km rondom De Lier is gevestigd
5.8
De vorige overwegingen bijeen genomen leiden tot de conclusie dat werknemer door binnen een maand na uitdiensttreding bij Charter Logistics in dienst te treden bij TasTrans welbewust het concurrentiebeding, waaraan hij gebonden was, heeft overtreden. Dat kan niet zonder consequenties blijven.
5.9
Nog los van hetgeen de kantonrechter hierna te aanzien van de looptijd en de reikwijdte van het concurrentiebeding zal overwegen en beslissen, is de kantonrechter van oordeel dat werknemer door overtreding van het concurrentiebeding een contractuele boete aan Charter Logistics verschuldigd is. De contractueel overeengekomen boete bedraagt € 750,- per dag en dat zou leiden tot een boete van inmiddels ongeveer € 60.000,-. De kantonrechter zal dit bedrag echter matigen tot een boetebedrag van in totaal € 2.500,- als een bedrag dat naar zijn oordeel in verhouding staat tot de aard en ernst van de door werknemer gepleegde overtreding.
5.1
In reconventie heeft werknemer in feite een inperking van het overeengekomen concurrentiebeding gevorderd en de kantonrechter zal tot op zekere hoogte werknemer daarin tegemoet komen, met name vanuit de optiek van de aard van de functie van werknemer als internationaal chauffeur. In die functie stelt werknemer vooral zijn kwaliteiten als bestuurder van een vrachtwagencombinatie ter beschikking van zijn werkgever, maar komt hij nauwelijks in aanraking met concurrentiegevoelige informatie van zijn werkgever.
5.11
In het licht van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het concurrentiebeding zowel in tijd als in reikwijdte beperkt dient te worden. Met betrekking tot het tijdselement zal de kantonrechter de looptijd van het concurrentiebeding beperken tot een periode van vier maanden, te rekenen vanaf heden. Met betrekking tot de reikwijdte zal de kantonrechter bepalen dat het werknemer gedurende de resterende looptijd van het concurrentiebeding niet toegestaan zal zijn werkzaamheden te verrichten ten behoeve van, bij of naar klanten, met wie hij ook contacten had tijdens zijn dienstverband met Charter Logistics, ook als hij slechts eenmaal met een bepaalde klant contact heeft gehad. Aan deze verplichting zal de kantonrechter een dwangsom verbinden van € 500,- per gebeurtenis, met een maximum van € 5.000,-. Op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b. BW kan de kantonrechter een concurrentiebeding alleen vernietigen, omdat (gedeeltelijke) vernietiging de wettelijke mogelijkheid is om de looptijd en reikwijdte van een concurrentiebeding te beperken In het kader van deze kort geding procedure zal de kantonrechter echter het beding schorsen, totdat in een bodemprocedure al dan niet tot vernietiging van het beding wordt beslist.
5.12
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan werkgever een vergoeding op de voet van artikel 7:653 lid 5 BW toe te kennen. Naar het oordeel van de kantonrechter belemmert, onder de voorwaarden zoals in de voorgaande rechtsoverweging bepaald, de werknemer in onvoldoende belangrijke mate om voor TasTrans werkzaam te zijn om voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen.
5.13
De kantonrechter volgt het verweer van TasTrans dat zij niet op de hoogte was van het concurrentiebeding van werknemer en dat zij er ook niet vanuit diende te gaan dat werknemer aan een concurrentiebeding gebonden zou zijn. Echter, TasTrans is thans wel bekend met het bestaan van het concurrentiebeding en de beperkingen, die de kantonrechter daarop bij wijze van schorsing van het beding zal toepassen.
5.14
Met deze wetenschap mag van TasTrans verwacht worden dat deze vanaf heden tot de einddatum van het beding ook jegens Charter Logistics de verplichtingen van werknemer eerbiedigt. De kantonrechter realiseert zich dat wat betreft de vraag met welke klanten werknemer tijdens zijn dienstverband met Charter Logistics contact had afhankelijk van informatie van werknemer. Niettemin is de kantonrechter van oordeel dat van TasTrans in dit kader verwacht mag worden dat zij zich bij de inzet van werknemer terughoudend opstelt en in voorkomende gevallen rechtstreeks bij Charter Logistics of bij de betreffende klant daarover navraag doet.
5.15
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering van Charter Logistics tegen TasTrans met inachtneming van het voorgaande zal worden toegewezen en overigens zal worden afgewezen. Niettemin zal de kantonrechter aan de verplichtingen van TasTrans een dwangsom verbinden van € 1.000,- voor elke keer dat TasTrans werknemer werkzaamheden laat verrichten ten behoeve van, bij of naar klanten, die ook klanten van Charter Logistics zijn, met een maximum van € 10.000,-.
5.16
Tenslotte zal de kantonrechter de reconventionele vordering van werknemer tot afgifte van een correcte eindafrekening toewijzen, maar overigens afwijzen. Met Charter Logistics is de kantonrechter van mening dat de vordering van werknemer te onbepaald is om toe te kunnen wijzen, met uitzondering van de eindafrekening, waarop werknemer nu eenmaal recht heeft en waarvan Charter Logistics met zoveel woorden erkent dat werknemer die nog niet heeft gekregen. De kantonrechter ziet overigens geen aanleiding om aan deze verplichting van Charter Logistics een dwangsom te verbinden.
5.17
Partijen worden over en weer gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten over en weer en zowel in conventie als in reconventie zodanig tussen partijen te verdelen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Beslissing ex artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
De kantonrechter:
In conventie
1. verbiedt werknemer om op enigerlei wijze te handelen in strijd met het concurrentiebeding als vermeld in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst met Charter Logistics, voor zover dit concurrentiebeding, zoals hierna te melden niet is vernietigd, gedurende een periode van vier maanden na de datum van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 5.000,-;
2. veroordeelt werknemer tot betaling van een boete van € 2.500,- aan Charter Logistics in verband met de overtreding van het concurrentiebeding;
3. verbiedt TasTrans (of een aan haar gelieerde onderneming) om werknemer gedurende vier maanden na de datum van dit vonnis direct of indirect werkzaamheden te laten (of doen) verrichten ten behoeve van, bij of naar klanten van TasTrans, die ook klanten van Charter Logistics zijn, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-;
4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst hetgeen in conventie meer of anders is gevorderd af,
In reconventie
6. schorst het concurrentiebeding tussen Charter Logistics en werknemer in die zin dat het werknemer voor een periode van vier maanden na de datum van dit vonnis niet toegestaan zal zijn in dienst van TasTrans (of een daaraan gelieerde onderneming) werkzaamheden te verrichten ten behoeve van, bij of naar klanten van TasTrans, die ook klanten van Charter Logistics zijn;
7. veroordeelt Charter Logistics binnen 7 dagen na de datum van dit vonnis aan werknemer een correcte eindafrekening over de periode 1 januari 2020 tot en met 22 juli 2020 af te geven;
8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de veroordeling van Charter Logistics tot afgifte van een eindafrekening uitvoerbaar bij voorraad;
9. wijst hetgeen in reconventie meer of anders is gevorderd af,
In conventie en in reconventie
10. verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.