ECLI:NL:RBDHA:2020:11920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
NL20.12831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst met betrekking tot Servië en LHBTI-status

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een 42-jarige man met de Servische nationaliteit. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Servië als een veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat Servië veilig is voor de eiser, ondanks zijn Roma-afkomst en homoseksualiteit. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Servië niet veilig zou zijn. De rechtbank merkte op dat de eiser in het verleden geen problemen had ondervonden in Servië, ondanks zijn seksuele geaardheid en afkomst. Bovendien had de eiser niet aangetoond dat hij zich niet tot de Servische autoriteiten kon wenden voor bescherming.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiser terecht was afgewezen als kennelijk ongegrond en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12831
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 22 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.12832, plaatsgevonden op 28 augustus 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser is een 42-jarige man met de Servische nationaliteit.
Van hem wordt aangenomen dat hij in zijn land van herkomst (Servië) is gediscrimineerd vanwege zijn Roma-afkomst. Eveneens wordt aangenomen dat hij is vertrokken uit Servië nadat zijn dochter is verkracht door meerdere mensen, onder wie een politieagent, en zwanger is geraakt. Ten slotte wordt geloofd dat eiser homoseksueel is en dat eiser verwacht dat hij bij terugkeer in Servië gepest en mishandeld zal worden.
2. Niettemin heeft verweerder besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als genoemd in artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw [1] . Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Servië te beschouwen is als een voor eiser veilig land van herkomst. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Verweerder heeft als eerste terecht erop gewezen dat Servië is aangewezen als veilig land van herkomst en dat in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat vreemdelingen afkomstig uit Servië aldaar niet te vrezen hebben voor problemen welke verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. Vervolgens heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Servië voor hem niet veilig zou zijn.
4. In beroep is niet bestreden dat eiser in Servië vanwege zijn Roma-afkomst niet zodanig werd gediscrimineerd dat hij zich daar maatschappelijk en sociaal niet langer kon handhaven.
5. Verder is niet aannemelijk geworden dat eiser zich niet voor bescherming tot de Servische autoriteiten kan wenden. Daarbij heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij dit eerder ook niet heeft geprobeerd na de verkrachting van zijn dochter. Eiser heeft niet duidelijk kunnen maken waarom de enkele omstandigheid dat een van de daders een politieman betreft eraan in de weg zou staan om zich tot hogere autoriteiten te wenden. De omstandigheid dat eiser Roma is, is hiervoor niet voldoende, aangezien Roma als groep niet zijn uitgezonderd in de aanwijzing van Servië als veilig land.
6. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat eisers homoseksualiteit er evenmin toe leidt dat Servië voor eiser niet kan gelden als een veilig land van herkomst.
Hoewel bij de aanwijzing van Servië als veilig land van herkomst is opgemerkt dat in individuele zaken bijzondere aandacht moet worden geschonken aan LHBTI’s [2] , is voor deze groep geen algemene uitzondering gemaakt. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser volgens zijn verklaring in Servië jarenlang vele homoseksuele relaties heeft gehad naast zijn huwelijk, en dat dit blijkbaar niet tot problemen heeft geleid. Eisers stelling in dit verband dat er inmiddels aangifte tegen hem is gedaan en dat zijn omgeving daarmee tegen hem zou zijn gemobiliseerd, is niet onderbouwd. Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om verder te onderzoeken of Servië voor eiser als homoseksueel een veilig land is.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Gegeven die afdoeningswijze heeft verweerder aan eiser een vertrektermijn onthouden. Op grond daarvan was verweerder gehouden aan eiser een inreisverbod op te leggen. Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden hoeven aannemen om hiervan af te zien. Eiser heeft immers niet aangetoond dat zijn familie in Frankrijk verblijft en heeft overigens niet aannemelijk gemaakt dat zijn belang om hen in de EU te bezoeken zich verzet tegen het opleggen van een inreisverbod.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2020 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Kamerstukken II, 19 637, nr. 2531, Herbeoordeling veilige landen van herkomst 20 september 2019