6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met braak en één poging daartoe. Dit zijn ernstige feiten waar ondernemers veel schade van ondervinden. In dit geval hebben de winkels schade geleden doordat de verdachte de deuren heeft vernield. Dit soort feiten veroorzaakt naast schade ook onrust en angst bij hen die daar getuige van zijn.
Rapportage
De reclassering heeft op 14 oktober 2020 een advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat de verdachte heeft geweigerd met de reclassering in gesprek te gaan door niet van zijn cel af te komen. Ook gaf de verdachte geen toestemming om contact op te nemen met referenten. De reclassering heeft daarom haar advies gebaseerd op informatie over de verdachte die al eerder bekend was.
Er is volgens de reclassering sprake van een duidelijk delictpatroon, waarbij er vermoedelijk een verband is met middelengebruik. De verdachte leidt al jaren een marginaal bestaan. Hij heeft geen huisvesting, inkomen of dagbesteding. Er zijn geen beschermende factoren. Als belangrijke risicofactor noemt de reclassering de houding van de verdachte zelf. Er wordt vermoed dat sprake is van psychische problematiek, maar dat ontkent de verdachte en hij weigert hier onderzoek naar te laten doen of hier behandeling voor te volgen.
Door de houding van de verdachte zijn alle trajecten die in de afgelopen jaren zijn ingezet mislukt. In 2006, 2010 en 2015 kreeg de verdachte de ISD-maatregel opgelegd. De laatste twee maatregelen bracht de verdachte geheel in detentie door omdat hij weigerde mee te werken aan behandeling. Verder is de verdachte in 2010, 2011 en 2012 behandeld door de Forensische Polikliniek Palier. Geen van deze trajecten heeft tot een langdurige behandeling geleid.
De reclassering schat het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden op dit moment als hoog in. De kans op letselschade wordt als gemiddeld ingeschat.
De frequentie en de ernst van de delicten is dusdanig dat in het belang van de verdachte en ter bescherming van de maatschappij wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering heeft de verdachte gebeld en hem de conclusie van het rapport medegedeeld. De verdachte had verder geen interesse in een gesprek en verbrak de verbinding.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Ook na de op 28 september 2015 opgelegde ISD-maatregel is hij meermalen veroordeeld tot gevangenisstraffen voor onder andere een aanzienlijk aantal inbraken.
Algemene opmerkingen
Een op te leggen straf dient in zijn algemeenheid drie doelen: vergelding, preventie en resocialisatie. De strafrechter zal in iedere zaak moeten afwegen welke strafrechtelijke reactie in verhouding staat tot het gepleegde feit of feiten en welk van deze doelen daarbij op de voorgrond staat.
In bepaalde gevallen kan de rechter ervoor kiezen om in plaats van een straf, een alternatief daarvoor op te leggen. Een dergelijk alternatief is de ISD-maatregel, waarvan de officier van justitie in dit geval de oplegging heeft gevorderd. Het doel van deze maatregel is tweeledig, gedragsverandering bij een verdachte realiseren om de kans op recidive te verminderen en/of de bescherming van de maatschappij tegen het gedrag van een verdachte.
ISD-maatregel
De verdachte pleegt al jarenlang (zeer) frequent (ernstige) strafbare feiten en weigert iedere vorm van hulpverlening en bemoeienis. Er is driemaal geprobeerd om de vicieuze cirkel van delictgedrag bij de verdachte te doorbreken via de ISD-maatregel maar dat is door de eigen keuzes van de verdachte niet gelukt. Ook de behandelingen bij Palier hebben tot niets geleid. Het feit dat de verdachte langdurig de vrijheid is ontnomen, heeft hem er niet van weerhouden delicten te blijven plegen.
In het dossier is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de verwachting dat verdachte deze vierde keer wel zal meewerken aan behandeling in het kader van een ISD-maatregel. De bescherming van de maatschappij, die dan als doel van de maatregel resteert, weegt niet op tegen het bezet houden van een ISD-plaats; de ISD-maatregel betekent immers – terecht – dat ook een hardnekkig weigerende ISD-er tijd en bijzondere aandacht worden besteed in een ultieme poging om tot behandeling te komen.
De bescherming van de maatschappij kan ook op andere wijze worden bereikt. Voorgeschiedenis in ISD en hulpverlening en actuele houding ten opzichte van de reclassering maken dat deze vorm van bescherming van de maatschappij thans niet meer aan de orde is.
Straf
Aan verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Gelet op feiten en strafblad is voor een andere dan een vrijheidsbenemende straf geen plaats.
Over de hoogte van die straf overweegt de rechtbank dat de handvatten voor straffen, zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn in de landelijke oriëntatiepunten, niet voorzien in een buitencategorie voor recidivisten als verdachte. Een lijn in de jurisprudentie ontbreekt voor gevallen als deze, met dergelijke hardnekkige recidive, waarin ook drie ISD-maatregelen geen aanwijsbare verbetering brachten.
De justitiële voorgeschiedenis van verdachte is zo aanzienlijk, dat de ernst van de bedrijfsinbraken daarbij verbleken.
Om te bepalen welke straf passend en geboden is of – anders gezegd: welke straf in verhouding staat tot deze twee bedrijfsinbraken gepleegd door deze verdachte – zal de rechtbank ook het wettelijk strafmaximum in ogenschouw nemen. Op inbraken als deze staat een gevangenisstraf van maximaal zes jaren en, als de inbraken tezamen worden bestraft, een maximumstraf van acht jaren (art. 57 Sr.) Wettelijke strafmaxima vormen handvatten voor de strafoplegging en zijn voldoende gedifferentieerd om lichte en zware misdrijven – en alles daartussen – verschillend en passend te bestraffen, juist ook als andere aanknopingspunten ontbreken.
In dit geval wegen de strafdoelen vergelding – kort gezegd: afrekenen – en met name de preventie, de bescherming van de maatschappij, als zwaarste. Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank ook de duur van de ISD-maatregel, die de maatschappij twee jaar zou beschermen, in ogenschouw genomen.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van twee jaren opleggen. Die straf is in dit geval passend en geboden.
Mocht verdachte in die twee jaren alsnog willen meewerken aan verbetering van zijn situatie door behandeling of begeleiding, dan kan dat in het kader van een penitentiair programma vorm krijgen. Het strafdoel resocialisatie kan dan mogelijk alsnog worden gediend.
Dat verdachte wat betreft netto vrijheidsbeneming gunstiger uitkomt dan bij een ISD-maatregel, door de wettelijke bepaalde aftrek van voorarrest en voorwaardelijke invrijheidstelling, leidt in dit geval nog niet tot een hogere straf dan deze twee jaar. Wel moet verdachte zich beseffen dat het strafmaximum nog altijd bij lange na niet is gehaald en een straf voor een volgend vergrijp niet tot twee jaren beperkt hoeft te zijn.