In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan drie mishandelingen en één bedreiging. De verdachte leed ten tijde van de feiten aan een ziekelijke stoornis, specifiek schizofrenie met paranoïde wanen, wat zijn handelen volledig beïnvloedde. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen overgenomen, die stelden dat de feiten de verdachte niet konden worden toegerekend. Hierdoor werd de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank deelde de zorgen over de psychische gesteldheid van de verdachte, maar kon geen straf of maatregel opleggen, aangezien dit niet mogelijk was zonder strafrechtelijk kader. De benodigde behandeling zal via een zorgmachtiging plaatsvinden.
Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 10 januari, 20 maart en 6 november 2020. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor enkele feiten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandelingen en bedreiging, maar dat deze niet aan hem konden worden toegerekend. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte.