3.4De beoordeling van de tenlastelegging
De processtukken bevatten aanwijzingen dat de aangevers en overige getuigen in de dagen na het incident op 5 november 2017 onderling contact hebben gehad. Daarbij zou informatie over het incident en over de verdachten zijn gedeeld. Om die reden gaat de rechtbank behoedzaam om met de verklaringen die in deze zaak zijn afgelegd. Zij zal – waar mogelijk – telkens de verklaringen gebruiken die direct na het incident zijn afgelegd.
Tegelijk stelt de rechtbank voorop dat zij de verklaringen die hierna voor het bewijs worden gebezigd, voldoende betrouwbaar acht om tot bewijs te dienen. De omstandigheid dat de verklaringen op onderdelen niet geheel eensluidend zijn doet daar niet aan af, gelet op het chaotische karakter van het incident en het feit dat ieder vanuit zijn eigen perspectief verklaart. Het vormt ook geen aanwijzing dat sprake is geweest van op elkaar afgestemde verklaringen, juist gelet op bestaande verschillen. Bovendien zijn naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen op kernpunten (de geweldshandelingen en de rol van verdachte , [medeverdachte 1 ] en [medeverdachte 2] hierin) eenduidig en ondersteunend aan de verklaringen van de aangevers.
Bewijsmiddelen
Op 5 november 2017 is de [verdachte] ) samen met de [medeverdachte 1 ] en [medeverdachte 2] en nog een andere vriend naar het “Oktoberfest” op de [naam voetbalclub] in Wateringen gegaan. Zij waren niet verkleed.[medeverdachte 1 ] is het langste van dit groepje.Hij is ongeveer 1,95 meter lang en heeft een dik postuur en had die avond blauwe Adidas schoenen aan.
[slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij samen met zijn vrienden op het feest bij [naam voetbalclub] was en dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1 ] en een zekere [naam 1] er ook waren. Hij kent deze jongens al heel lang van de straat en van vroeger.
[slachtoffer 2] en de voorzitter van [naam voetbalclub] , [naam 3] , stonden te praten met [medeverdachte 2] en [verdachte] en [slachtoffer 1] hoorde dat [slachtoffer 2] tegen [medeverdachte 2] zei: "Waarom heb je de deur van de WC vernield?" en dat [verdachte] hierop zei: "Nee, dat heb ik gedaan." [slachtoffer 2] zei: "Waarom doe je dat dan?" Hierop ontstond duw en trekwerk en [naam 3] en [slachtoffer 2] wilden de vier jongens eruit zetten. [slachtoffer 1] zag dat de vier jongens niet wilden meewerken en is er naartoe gegaan. Ineens zag hij dat de hand van [verdachte] in de richting van zijn hoofd ging en dat [verdachte] een voorwerp in zijn hand had. [slachtoffer 1] wendde zijn hoofd af, dook naar beneden en werd geraakt op zijn linkeroor. Hij hoorden mensen roepen: "Hij steekt met glas, hij steekt met glas". Hij voelde direct hevige pijn in zijn linkeroor. Hij voelde aan zijn linkeroor en zag veel bloed toen hij naar zijn hand keek. Hij hoorde van anderen dat er een snee in zat. Er zaten glassplinters in. Hij is bij de huisarts geweest, waarschijnlijk zit nog een glassplinter in de wond op zijn oorlel. Deze moet eruit groeien. Zijn moeder heeft al twee splinters eruit gehaald.Van het letsel dat [slachtoffer 1] aan zijn oor heeft opgelopen is een foto gemaakt.
[naam 4] ) heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] en zijn voetbalteam op het feest bij [naam voetbalclub] was. Er waren vier jongens op het feest die daar niet hoorden, zij droegen geen passende kleding.
[naam 4] zag dat [slachtoffer 2] en nog iemand van [naam voetbalclub] stonden te praten met twee jongens en hij hoorde van mensen die bij hem stonden dat deze jongens [verdachte] en [medeverdachte 2] heetten. Hij hoorde dat het ging over de kapotte deuren in het herentoilet. Het werd onrustig en er werd geduwd en getrokken. [slachtoffer 1] ging richting [slachtoffer 2] en wilde [slachtoffer 2] weghalen. [slachtoffer 1] stond met zijn rug richting [medeverdachte 2] en [verdachte] . Ineens zag hij dat [verdachte] achter [medeverdachte 2] vandaan kwam en een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] maakte. [verdachte] had iets in zijn hand Hij zag dat [slachtoffer 1] net voordat hij geraakt werd, zichzelf een beetje klein maakte en dat er bloed bij zijn oor zat.
[verdachte] heeft verklaard dat hij na afloop van het feest samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1 ] en nog een andere jongen naar huis is gelopen via de [adres 2] . Toen zij op het bruggetje tegenover de [adres 3] liepen zag hij dat er een groepje gasten kwam aanfietsen. Er werd geschreeuwd en daarna stormde iedereen op elkaar af.
[slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat na het feest bij [naam voetbalclub] ongeveer 200 meter verderop ruzie ontstond en dat hij zich ermee ging bemoeien. Hij kreeg een klap in zijn gezicht en viel daardoor op de grond.
[slachtoffer 3] heeft letsel aan de linker wenkbrauw en hiervan zijn foto’s gemaakt.
[aangever 2] ) heeft verklaard dat hij na het feest bij [naam voetbalclub] naar huis fietste en zag dat op de [adres 2] een groep op de midden oversteekplaats aan het bekvechten was met een groepje dat op het fietspad stond. Er werd geslagen en een persoon viel met zijn hoofd op de grond. Daarna liep een van de jongens, die op het fietspad stond, naar de persoon die op de grond lag en gaf hem een harde trap tegen de linkerkant van het hoofd. Hierdoor werd zijn hoofd de andere kant op geslagen. De jongen die geschopt had moest er om lachen en is daarna weggerend. Deze jongen was ongeveer 1 meter 90 lang, had een fors postuur en kort blond opgeschoren stekelig haar.
[naam 3] is samen met andere mensen achter deze jongen aangerend, is gevallen en terwijl hij op de grond lag werd hij door een jongen in zijn gezicht getrapt. Daarna voelde hij pijn aan zijn linker kaak en zijn gezicht. Na de trap viel de jongen die getrapt had op de grond en [naam 3] is toen bovenop hem gaan zitten. Deze jongen is iets later door de politie aangehouden.
Een getuige, waarvan de identiteit bij de politie bekend is, heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] de eerste klap uitdeelde aan [slachtoffer 3] en dat [slachtoffer 3] knock-out op de grond lag. Hij zag dat [medeverdachte 1 ] aan kwam rennen en heel hard tegen het hoofd van [slachtoffer 3] trapte. Volgens de getuige had [medeverdachte 1 ] met die schop [slachtoffer 3] dood kunnen trappen.
[getuige 1] ) heeft verklaard dat hij [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1 ] op de [adres 2] zag staan en dat zij tegenover een ander groepje stonden. Er werd over en weer wat geduwd en getrokken en uiteindelijk vielen er klappen over en weer. Hij zag dat een jongen een klap kreeg waardoor hij achterover viel en dat vervolgens een grotere jongen een schop gaf in de richting van het hoofd van de jongen die al op de grond lag. Volgens [getuige 1] was deze grotere jongen [medeverdachte 1 ] .
[getuige 2] heeft verklaard dat hij na het feest bij [naam voetbalclub] naar de [adres 3] school op de [adres 2] is gefietst en zag dat een jongen [naam 3] een klap gaf waardoor [naam 3] op de grond terecht kwam. Daarna trapte de jongen [naam 3] in zijn gezicht. Hij zag dat deze jongen iets later op de grond lag en later door de politie is afgevoerd.
Als [verbalisant] ter plaatse komt ziet hij dat er twee slachtoffers op de grond liggen en dat een persoon wordt vastgehouden. Hij hoorde van een andere persoon dat hij zojuist door de jongen die op de grond lag tegen zijn hoofd was geschopt. [verbalisant] herkent de jongen die werd vastgehouden als [medeverdachte 2] . [verbalisant] heeft [medeverdachte 2] daarna aangehouden.Tijdens de inverzekeringstelling zijn de schoenen van [medeverdachte 2] in beslag genomen.
Aangever [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat hij na het feest bij [naam voetbalclub] met [slachtoffer 3] naar huis fietste en zag dat ter hoogte van de [adres 3] drie jongens van eerder op de avond een discussie hadden met ongeveer negen man. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn van hun fiets gestapt en er ontstond een woordenwisseling. [slachtoffer 3] maakte een grapje over de woordenwisseling naar de jongen en daarna lag [slachtoffer 3] ineens op de grond.
[slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 3] op zijn gezicht getikt, [slachtoffer 3] reageerde niet.
[slachtoffer 2] zag dat de jongen die [slachtoffer 3] had geslagen wegrende in de richting van de molen en hij is toen achter die jongen aangerend. Die jongen werd eerst door iemand anders tegengehouden en kwam toen op hem, [slachtoffer 2] , afrennen. Daarna lag hij op de grond en was hij even bewusteloos. Toen [slachtoffer 2] bijkwam voelde hij dat zijn linkeroog erg dik was en veel pijn deed.Van zijn letsel zijn foto’s gemaakt.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] achter [verdachte] aanrende en toen is hij achter [slachtoffer 2] aangerend. Hij zag dat [verdachte] stopte met rennen en zich omdraaide in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] rende nog op volle snelheid en [verdachte] ging met zijn vuist in de richting van [slachtoffer 2] en raakte hem hard. Dit kwam door de snelheid van de vuist van [verdachte] , maar ook omdat [slachtoffer 2] rende.
Bewijsoverwegingen
Het feit dat [slachtoffer 1] pas een paar dagen na het incident aangifte heeft gedaan, doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring niet af. Hij had kort na het incident al aangegeven dat iemand hem met een stuk glas had willen steken en hij een snee aan zijn oor had, maar dat hij vanwege angst voor represailles op dat moment daarvan geen aangifte wilde doen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] degene is geweest die [slachtoffer 1] met glas, dan wel een scherp voorwerp, in de richting van zijn hoofd heeft geslagen, [slachtoffer 1] zich toen klein maakte en vervolgens aan zijn linker oor gewond is geraakt.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de persoon die [slachtoffer 3] tegen het gezicht heeft geslagen [verdachte] is. [slachtoffer 3] is door deze klap op de grond gevallen en was niet meer bij kennis. [verdachte] is daarna weggerend en [slachtoffer 2] is achter hem aangerend. [verdachte] werd tegengehouden, rende weer terug in de richting van [slachtoffer 2] en heeft [slachtoffer 2] toen in zijn gezicht geslagen/gestompt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen verder af dat de persoon die [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd heeft geschopt [medeverdachte 1 ] is geweest. [medeverdachte 1 ] past in het door [naam 3] gegeven signalement van de jongen die [slachtoffer 3] schopte – ongeveer 1,90 meter lang, fors postuur en kort blond opgeschoren stekelig haar en dit wordt ook ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en de (anonieme) getuige. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1 ] hard met zijn schoen tegen het hoofd van [slachtoffer 3] heeft geschopt en dat daardoor het hoofd van [slachtoffer 3] de andere kant op sloeg.
[naam 3] is vervolgens samen met andere mensen achter [medeverdachte 1 ] aangerend en is gevallen. Terwijl hij op de grond lag is hij in zijn gezicht getrapt door de jongen die later is aangehouden.
[getuige 2] ziet dat de jongen die later is aangehouden [naam 3] eerst slaat, waardoor [naam 3] op de grond viel en [naam 3] daarna in het gezicht schopt. De rechtbank stelt vast dat deze jongen [medeverdachte 2] is.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe deze geweldshandelingen kunnen worden gekwalificeerd.
Het oordeel ten aanzien van feit 1
[verdachte] heeft met glas dan wel een scherp voorwerp in zijn hand in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Daardoor heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zou raken op kwetsbare lichaamsdelen, met name diens hoofd en gezicht. Dat betekent dat hij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen en deze ook bewust heeft aanvaard. Dat het letsel van [slachtoffer 1] uiteindelijk relatief beperkt is gebleven, doet hieraan niet af.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Het oordeel ten aanzien van feit 2
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van [verdachte] en de twee medeverdachten kunnen worden aangemerkt als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen de aangevers [slachtoffer 3] , [naam 3] en [slachtoffer 2] . Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat er sprake is geweest van een confrontatie waarbij de verdachten het gezamenlijk opnamen tegen de grotere groep die hoorden bij de voetbalvereniging, waarbij de verschillende geweldshandelingen tegen de aangevers zich in een kort tijdsbestek hebben afgespeeld en dat ieder van de drie hieraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, zoals hierna bewezen wordt verklaard.