ECLI:NL:RBDHA:2020:11789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
AWB 20/7054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek om medische redenen in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van een Congolese vrouw om uitstel van vertrek uit Nederland op medische gronden. De vrouw, die lijdt aan diabetes mellitus en andere gezondheidsproblemen, had verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te verbieden totdat er op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek was beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag afgewezen, omdat volgens het Bureau Medische Advisering (BMA) de noodzakelijke medische behandeling in de Democratische Republiek Congo (DRC) beschikbaar was en de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij de kosten van deze behandeling niet kon betalen.

Tijdens de zitting heeft de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. Ze heeft aangegeven dat ze geen netwerk meer heeft in de DRC en dat haar familie niet in staat is om haar financieel te ondersteunen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de noodzakelijke medische zorg in de DRC niet toegankelijk voor haar is. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat de vrouw de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij de kosten van de behandeling niet kan dragen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar bezwaar tegen de afwijzing van het uitstel van vertrek een redelijke kans van slagen heeft. De uitspraak is mondeling gedaan en er is geen mogelijkheid tot rechtsmiddel tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7054
[V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedag] september 1966, van Congolese nationaliteit, verzoekster
(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van uitstel van vertrek om medische redenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 5 november 2020.
Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de taal Lingala was E. Nyembokatumbwe aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoekster is afkomstig uit de Democratische Republiek Congo (DRC). Zij is in 2015 naar Nederland gekomen voor verblijf bij haar toenmalige echtgenoot. Ze heeft vanaf [datum 1] 2015 tot [datum 2] 2017 een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf bij partner’ gehad. Zij is inmiddels van haar echtgenoot gescheiden. Op [datum 3] 2020 heeft verzoekster het verzoek om uitstel van vertrek op medische gronden ingediend.
2. Op [datum 4] 2020 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) advies uitgebracht over de medische situatie van verzoekster. In dat advies staat dat verzoekster lijdt aan diabetes mellitus, met daarbij problemen aan haar ogen, nieren en voeten. Ze wordt behandeld door een endocrinoloog en door een revalidatiearts. Ze gebruikt als medicatie kortwerkende insuline, langwerkende insuline, diabetestabletten, een bloeddrukverlager en een cholesterolverlager. Bij het uitblijven van de behandeling met insuline zal op korte termijn een medische noodsituatie ontstaan. Verzoekster is in staat om te reizen met de gebruikelijke vervoermiddelen, maar kan geen lange afstanden lopen. Ze dient haar medische gegevens en voldoende medicijnen om de reis te overbruggen mee te nemen. Volgens het BMA-advies is de voor verzoekster noodzakelijke behandeling aanwezig in de DRC.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de aanvraag van verzoekster afgewezen, omdat uit het BMA-advies blijkt dat de voor haar noodzakelijke behandeling in de DRC aanwezig is. Verzoekster heeft volgens verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de medische behandeling die zij nodig heeft niet feitelijk toegankelijk voor haar is. Zij heeft weliswaar een indicatie gegeven van de kosten van de behandeling, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen middelen heeft of kan verkrijgen om de behandeling te betalen. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 25 februari 2020. [1]
4. Verzoekster betoogt dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij de kosten van de noodzakelijke behandeling in de DRC niet kan betalen, ook niet met de hulp van anderen. Bij terugkeer kan verzoekster vanwege haar medische problemen en de levensstandaard in de DRC niet zelfstandig het inkomen verwerven om de kosten van de medicijnen te betalen. Verzoekster heeft geen netwerk meer in de DRC en ook haar familieleden kunnen niet de kosten van insuline voor haar betalen. Haar ouders zijn overleden. Ze heeft al jaren geen contact meer met haar zus, die lang geleden naar Angola is vertrokken. De jongste dochter van verzoekster woont in Nederland, maar zij zit in de beschermde opvang en wil geen contact meer met haar moeder. De oudste dochter woont in België, maar zij heeft een jong kind en geen baan, waardoor zij afhankelijk is van de financiële ondersteuning van haar man. De noodzakelijke behandeling in de DRC is daarom voor haar niet feitelijk toegankelijk, aldus verzoekster.
5. De voorzieningenrechter dient voornoemde uitspraak van de Afdeling als uitgangspunt te nemen en is gelet daarop dan ook van oordeel dat verzoekster vooralsnog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de kosten van de voor haar noodzakelijke medische behandeling in de DRC niet kan dragen, ook niet met de hulp van anderen of met ondersteuning van een charitatieve organisatie. Verzoekster heeft geen bewijsstukken overgelegd van het inkomen van haar in België wonende dochter en schoonzoon en heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat zij haar niet financieel kunnen ondersteunen. Ook heeft verzoekster – hoe lastig dat in de door haar gestelde situatie ook is – geen bewijsstukken overgelegd ten aanzien van haar in Nederland wonende dochter of haar in Angola wonende zus. Daarnaast is nog niet gebleken dat er geen charitatieve organisaties zijn die verzoekster in de DRC kunnen ondersteunen of dat zij geen ziektekostenverzekering kan afsluiten die de kosten van de voor haar noodzakelijke medicijnen dekt. Verzoekster heeft daarom niet voldaan aan de bewijslast die blijkens de door verweerder aangehaalde Afdelingsjurisprudentie op haar rust.
6. Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar van verzoekster bij de huidige stand van zaken geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. F.P. van Straelen mr. A.K. Mireku
griffier
voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.