ECLI:NL:RBDHA:2020:11787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
09/195861-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en doodslag, veroordeling voor openlijke geweldpleging en poging tot afpersing

Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot moord dan wel doodslag, en subsidiair medeplichtigheid aan een poging tot moord dan wel doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze ernstige beschuldigingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de voorbedachte raad en het medeplegen van de poging tot moord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet zelf een vuurwapen had gebruikt en dat er geen bewijs was dat hij opzettelijk had bijgedragen aan de poging tot moord.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging en poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de aangever had opgezocht in een kapperszaak en daar geweld had gebruikt met als doel de aangever te dwingen tot het betalen van een geldbedrag. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden die de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldshandeling bevestigden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden als gevolg van de geweldshandeling. De rechtbank kende een bedrag van € 2113,17 toe, bestaande uit materiële en immateriële schade, en legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/195861-20
Datum uitspraak: 19 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ),
[adres 1] ,
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. F. Yildiz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 juli 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen (van korte afstand) (met een vuurwapen) heeft beschoten, waarbij die [slachtoffer] viermaal, althans meermalen in het lichaam, waaronder in het hoofd, is geraakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] ., op of omstreeks 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen (van korte afstand) (met een vuurwapen) heeft beschoten, waarbij die
[slachtoffer] viermaal, althans meermalen in het lichaam, waaronder in het hoofd, is geraakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- op de uitkijk te staan en/of in de gaten te houden of de situatie al geschikt was voor het plegen van die (poging tot) moord en/of
- te proberen die [slachtoffer] uit de kapperszaak te trekken en/of
- te vechten met die [slachtoffer] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een kapperszaak gelegen aan de [adres 2] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het meermalen met een vuurwapen schieten op die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan/stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) trekken aan de arm(en) en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] ;
2
hij op of omstreeks 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer] hebben/heeft opgezocht terwijl die [slachtoffer] zich in een kapperszaak bevond en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen “Denk jij dat je gewoon zoiets kan doen” en/of “doekoe” en/of 'Je weet waarvoor ik kom, ik krijg nog geld van je”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) hebben/heeft vastgepakt bij zijn armen en/of hoofd en/of (boven)lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) aan de armen en/of het (boven)lichaam hebben getrokken in de richting van een zich in de buurt bevindende (gereedstaande) personenauto en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, viermaal, althans meermalen, op die [slachtoffer] hebben/heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet, die [slachtoffer] hebben/heeft opgezocht terwijl die [slachtoffer] zich in een kapperszaak bevond en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen “Denk jij dat je gewoon zoiets kan doen” en/of “doekoe” en/of “Je weet waarvoor ik kom, ik krijg nog geld van je”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) hebben/heeft vastgepakt bij zijn armen en/of hoofd en/of (boven)lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) aan de armen en/of het (boven)lichaam hebben getrokken in de richting van een zich in de buurt bevindende (gereedstaande) personenauto en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, viermaal, althans meermalen, op die [slachtoffer] hebben/heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot partiële vrijspraak voor wat betreft de voorbedachte raad.
Op de specifieke standpunten van de officier van justitie wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit voor het schieten met een vuurwapen.
Op specifieke standpunten van de verdediging wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 23 juli 2020 reden de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de [adres 2] te Den Haag. Zij zagen dat een man op hen af kwam rennen, uit de richting van een daar gevestigde kapperszaak. De man zei dat iemand was neergeschoten bij de kapper. In de kapperszaak troffen de verbalisanten vijf personen aan, waaronder een man, naar later bleek aangever [slachtoffer] , die met een bloedende hoofdwond op de grond lag. Op de vraag hoe vaak hij geraakt was, antwoordde de man dat er ongeveer vier keer geschoten was. De man is vervolgens met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [2] Daar bleek dat hij meerdere schotwonden had en geopereerd moest worden aan zijn been en rug. [3]
[slachtoffer] (hierna: de aangever) heeft aangifte gedaan van voornoemd incident. Hij heeft verklaard dat hij drie personen heeft gezien. De eerste man die de kapperszaak binnenkwam (de rechtbank begrijpt: de verdachte) zei: “Kom mee, even praten”. De tweede man die binnenkwam, [medeverdachte 1] , was de persoon die hem heeft neergeschoten met een vuurwapen. [medeverdachte 1] zei tegen hem dat het om geld ging. [4]
De verdachte heeft ter zitting het volgende verklaard. Hij was op 23 juli 2020 even uitgestapt uit een auto, waarin hij met onder meer [medeverdachte 1] onderweg was, bij de kapperszaak aan de [adres 2] te Den Haag. [medeverdachte 1] vroeg hem om de aangever, die in de kapperszaak was, te roepen. Hij is naar de kapperszaak gelopen en rookte daar voor de deur een sigaret. Toen de aangever naar buiten liep, zei de verdachte dat [medeverdachte 1] met de aangever wilde praten. Er ontstond een discussie tussen de verdachte en de aangever, waarbij werd getrokken en geduwd. Het duwen en trekken ging door in de kapperszaak. Vervolgens kwam een tweede man de kapperszaak binnen. Deze man pakte de aangever bij zijn benen vast. De verdachte pakte de aangever ook vast en heeft hem een klap gegeven. Daarna kwam [medeverdachte 1] de kapperszaak binnen. Toen de aangever op de bank zat, zei [medeverdachte 1] tegen de aangever: “Waar is mijn geld?”. De verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] een vuurwapen had. De verdachte zag het vuurwapen voor het eerst toen de aangever in de kapperszaak op de bank zat en [medeverdachte 1] met de aangever aan het praten was. Dit speelde zich voorin in de kapperszaak bij de deur af. [medeverdachte 1] en de aangever verplaatsten zich daarna naar achter in de kapperszaak. [5]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 23 juli 2020 samen met zijn collega en drie klanten in zijn kapperszaak aan de [adres 2] te Den Haag was. Hij zag dat een Marokkaans uitziende man (de rechtbank begrijpt: de verdachte) de aangever in de deuropening van de kapperszaak vastpakte bij zijn handen of zijn kleding. Hij hoorde de man tegen de aangever zeggen: “Denk jij dat jij zoiets gewoon kan doen”. Hij hoorde het woord “Doekoe”. Vervolgens kwam een tweede man de kapperszaak binnen, deze pakte een vuurwapen uit zijn broeksband. Hij zag dat zij aan het duwen en trekken waren. Tijdens het heen en weer geduw hoorde hij drie of vier schoten. Hij is toen naar buiten gerend. Toen hij terug naar binnen liep, zag hij de aangever in de keuken op de grond liggen met een bloedende hoofdwond. [6]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 23 juli 2020 in de kapperszaak aan de [adres 2] te Den Haag was. Hij zag dat de man die voor de deur stond te roken (de rechtbank begrijpt: de verdachte) de kapperszaak in liep. Hij zag dat de man de aangever beetpakte en hoorde hem zeggen: “Je weet waarvoor ik kom, ik krijg nog geld van je”. Even later zag hij alle drie de mannen de aangever slaan. [7]
Op de ter zitting bekeken camerabeelden van het naast de kapperszaak gelegen [adres 3] was te zien dat de verdachte in de deuropening met kennelijke kracht aan de aangever trok, met hem samen naar binnen verdween, op enig moment naar buiten kwam lopen en om 16:47:42 uur wegliep van de kapperszaak. Om 16:47:49 uur kwamen drie klanten versneld de kapperszaak uitlopen. De medeverdachte [medeverdachte 1] kwam om 16:48:02 uur de kapperszaak uit lopen. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat enige tijd (20 seconden) zat tussen het moment dat de verdachte wegliep van de kapperszaak en het moment dat de medeverdachte naar buiten liep. [8]
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangever op 23 juli 2020 door drie mannen, waaronder de verdachte, is opgezocht in een kapperszaak aan de [adres 2] te Den Haag. In en voor de deur van de kapperszaak heeft in ieder geval de verdachte samen met een andere man de aangever vastgepakt, aan hem getrokken en hem geslagen, kennelijk met het doel om de aangever te dwingen tot het betalen van een geldbedrag. Daarna is op enig moment door de [medeverdachte 1] meerdere keren geschoten op de aangever.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte
strafrechtelijk moet worden gekwalificeerd.
Feit 1
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan een poging tot moord, nu geen aanwijzing bestaat voor voorbedachte raad.
Uit de verklaringen van de verdachte ter zitting, de getuigenverklaringen en de getoonde camerabeelden valt het volgende te concluderen.
Niet gebleken is dat de verdachte een vuurwapen in handen heeft gehad. De enkele omstandigheid dat de verdachte het vuurwapen in de handen van de medeverdachte heeft gezien, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte opzet heeft gehad op het daadwerkelijk gebruiken van het wapen, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van of de medeplichtigheid aan een poging tot doodslag.
De verdachte wordt dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord dan wel doodslag en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord dan wel doodslag, vrijgesproken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met twee andere mannen openlijk in vereniging geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer] , waarbij het aandeel van de verdachte bestond uit trekken aan en slaan van de aangever. Daarmee heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de geweldshandelingen en de sfeer van geweld in de kapperszaak, in welke setting de aangever uiteindelijk is neergeschoten door de medeverdachte.
Feit 2
De onder 2 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging acht de rechtbank op basis van de onder 3.3 besproken verklaringen van de aangever en de getuigen, alsmede de verklaring van de verdachte ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen. De verdachte en zijn mededaders hebben de aangever opgezocht in de kapperszaak en hebben daar geprobeerd om de aangever door dreigende woorden en geweld te dwingen tot het betalen van een geldbedrag. Deze vorm van eigenrichting kan niet anders worden gekwalificeerd dan als een poging tot afpersing, in vereniging gepleegd. Voor zover daarbij is tenlastegelegd dat er zou zijn getracht de aangever af te persen door op hem te schieten, zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel vrijspreken. Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte op enig moment tijdens het incident het vuurwapen heeft gezien en hij zich niet onmiddellijk van het dreigen met dit vuurwapen heeft gedistantieerd, maakt dit nog niet dat hij ook (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het (gericht) schieten ermee met het doel om af te persen. Het dreigen met een vuurwapen is niet tenlastegelegd.
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht om de [medeverdachte 1] , de [medeverdachte 2] , de aangever [slachtoffer] en verdere aanwezigen in de kapperszaak als getuigen te horen. Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, is de noodzaak tot het horen van de getuigen niet gebleken. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuigen dan ook af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1
meer subsidiair:
hij op 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een kapperszaak gelegen aan de [adres 2] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het meermalen met een vuurwapen schieten op die [slachtoffer] en
- het meermalen met kracht slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het met kracht trekken aan de armen en het (boven)lichaam van die [slachtoffer] ;
2
hij op 23 juli 2020 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] hebben opgezocht terwijl die [slachtoffer] zich in een kapperszaak bevond en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “Denk jij dat je gewoon zoiets kan doen” en/of “doekoe” en/of 'Je weet waarvoor ik kom, ik krijg nog geld van je”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt bij zijn armen en (boven)lichaam en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam hebben/heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de medische situatie van de verdachte en met het feit dat hij een gezin heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en aan een poging tot afpersing. Daarbij is door een medeverdachte ook geschoten met een vuurwapen op de aangever. Dit alles heeft zich afgespeeld in een kapperszaak in een woonwijk. Werknemers en klanten van de kapperszaak waren de ongewilde getuigen van het geweld waarmee zij werden geconfronteerd. Dit handelen van de verdachte en zijn mededaders kan, met name ook door het openlijke karakter ervan, leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 8 oktober 2020 waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van (soortgelijke) geweldsfeiten.
De straf
De aard en ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en komt daarom tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Verder heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat voor het bewezen verklaarde oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar passend en geboden is. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 53.760,09, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 3760,09 aan materiële schade en € 50.000 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de hoogte van de vordering van de benadeelde partij. De officier van justitie heeft, indien de rechtbank de vordering geheel of gedeeltelijk toewijst, zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk moet worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 meer subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde feiten.
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten: ziekenhuis- en revalidatiegeldvergoeding, eigen risico, bezoek fysiotherapie, bezoek ziekenhuis en bezoek advocaat en officier van justitie (een bedrag van totaal € 1113,17) is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
De rechtbank is ten aanzien van de overige posten van oordeel dat uit de stukken niet is gebleken dat deze kosten rechtstreeks verband houden met de bewezenverklaarde feiten (mantelzorg, bezoek naasten, parkeerkosten) dan wel onvoldoende zijn onderbouwd (toekomstige reiskosten, kosten aangepast bed). De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, waarbij ter zitting is aangegeven dat het grootste gedeelte van de geleden schade het directe gevolg is van het schieten door één van de medeverdachten, zal de rechtbank de geleden immateriële schade in het kader van dit strafgeding vaststellen op een bedrag van € 1000, -. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2113,17, bestaande uit € 1113,17 aan materiële schade en € 1000, -, aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 juli 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2113,17, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 57, 141, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe tot een bedrag van € 2113,17 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juli 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2113,17, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juli 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 42 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Prosperini, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020218090, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag - Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 326).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62 en 63; proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
3.Geneeskundige verklaring, p. 177.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 35; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 259.
5.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2020.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 40 en 41.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] p. 48.
8.Eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 5 november 2020.