ECLI:NL:RBDHA:2020:11786
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- F.P. van Straelen
- A.K. Mireku
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening voor verblijfsvergunning bij partner op basis van medische omstandigheden en mvv-vereiste
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een Braziliaanse verzoekster die een verblijfsvergunning wilde aanvragen om bij haar partner in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verzoekster niet voldeed aan het mvv-vereiste. Verzoekster had bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om haar tijdelijk verblijf in Nederland toe te staan totdat er op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op een zitting waar zowel verzoekster als haar gemachtigde aanwezig waren. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van beschermenswaardig familieleven, en dat de belangenafweging door de staatssecretaris niet onterecht in het nadeel van verzoekster was uitgevallen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste, ondanks haar medische omstandigheden en de impact van de coronamaatregelen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster haar betoog niet voldoende had onderbouwd en dat er geen aanleiding was om de medische situatie van verzoekster verder te onderzoeken. De afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook gehandhaafd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.