ECLI:NL:RBDHA:2020:11783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
AWB 20/ 6736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening bij afwijzing verblijfsvergunning voor verblijf bij partner

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Deze aanvraag werd op 3 augustus 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Tijdens de zitting op 5 november 2020 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. V.M. Oliana, en zijn echtgenote was ook aanwezig. De gemachtigde van verweerder, mr. H. Chamkh, verklaarde dat verweerder zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft na sluiting van het onderzoek onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij het verweerder werd verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,- en moest het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6736
[V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] januari 1953, van Marokkaanse nationaliteit, verzoeker
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten tot vier weken nadat het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 5 november 2020.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was zijn echtgenote [naam] , referent in deze procedure, aanwezig. Als tolk in de (Marokkaans) Arabische taal was M. Bouker aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het verweerder wordt verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffiegeld van € 187,- aan verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verklaard dat verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
2. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. Ook dient verweerder het betaalde griffierecht aan verzoeker te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. F.P. van Straelen mr. A.K. Mireku
griffier
voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.