Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1974 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Vanwege haar huwelijk met [naam 2] (hierna: echtgenoot) is zij op 2 mei 2017 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’, geldig van 3 mei 2017 tot 3 mei 2022. Bij besluit van 29 mei 2018 heeft verweerder deze verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 3 mei 2017. Bij besluit van 2 mei 2019 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Op 6 juni 2019 zijn eiseres en haar echtgenoot gescheiden.
2. Op 21 mei 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, omdat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld (hierna: de aanvraag). Bij het besluit van 21 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van een van de uitzonderingsgronden. Verweer heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet zou kunnen terugkeren naar Marokko om zich te onttrekken aan het huiselijk geweld en daarmee niet voldoet aan de voorwaarden van het beleid. Verder meent verweerder dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste in het geval van eiseres niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (hierna: de hardheidsclausule). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
3. Op wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Voor het relevante juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt voorop dat bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juni 2020 (2020002895/1/V2) de intrekking van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier in rechte is komen vast te staan. De beroepsgronden die in verband hiermee zijn ingediend, behoeven daarom geen bespreking.
6. Vaststaat verder dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. De kern van het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vb en daarom dient te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen op het toepasselijke beleid voor slachtoffers van huiselijk geweld zoals is neergelegd in paragraaf B8/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). In zijn verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat het Verdrag van Istanbulin het bestaande vreemdelingenrecht is geïmplementeerd. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet aan alle voorwaarden voor vergunningverlening is voldaan. Zo heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij niet kan terugkeren naar Marokko om zich te onttrekken aan het huiselijk geweld door zich te vestigen in het land van herkomst. Weliswaar volgt verweerder dat eiseres in Nederland zonder verblijfstitel slachtoffer is geworden van huiselijk geweld, maar niet dat zij ook in Marokko voor haar haar ex-echtgenoot heeft te vrezen. De enkele stelling dat hij haar nog steeds bedreigt en zegt haar overal te kunnen vinden, is hiervoor onvoldoende. Terecht heeft verweerder in zijn verweerschrift opgemerkt dat haar ex-echtgenoot in Nederland verblijft en zij daarom in Nederland een groter gevaar loopt om door hem te worden gevonden dan in Marokko. Verweerder heeft verder terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij niet met objectief verifieerbare stukken heeft onderbouwd dat zij in Marokko heeft te vrezen voor haar eigen broers. Niet is aangetoond dat de brief van haar (gestelde) zus en de WhatsApp-gesprekken met haar (gestelde) broer(s) inderdaad afkomstig zijn van haar zus en broer(s). Het in beroep overgelegde familieboekje kan eiseres evenmin baten, nu dit een (niet leesbare) kopie betreft en deze niet op echtheid kan worden onderzocht. Verweerder heeft verder van belang kunnen vinden dat eiseres een volwassen vrouw is die het overgrote deel van haar leven in Marokko heeft gewoond en in Nederland nooit rechtmatig verblijf heeft gehad. Terecht heeft verweerder gewezen op het feit dat eiseres na haar huwelijk in 2012 nog vijf jaar zonder haar echtgenoot in Marokko heeft gewoond. Van haar kan en mag dan ook worden verwacht dat zij zich, al dan niet met hulp, staande weet te houden in Marokko. Zij hoeft niet terug te keren naar haar familie in Marokko of haar familie van haar terugkeer op de hoogte te stellen. De door eiseres in beroep overgelegde landeninformatie van Vluchtelingenwerk van 7 februari 2020 over de positie van (alleenstaande) vrouwen in Marokko en de beschermingsmogelijkheden kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beeld dat daarin wordt geschetst van de omstandigheden waaronder alleenstaande vrouwen in dat land vaak leven, laat onverlet dat eiseres heel lang deel heeft uitgemaakt van die maatschappij.
8. De hardheidsclausule van artikel 3.71, derde lid, van het Vb biedt verweerder de mogelijkheid in zeer uitzonderlijke individuele gevallenvreemdelingen vrij te stellen van het mvv-vereiste. In de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden dat zij in de afgelopen jaren alleen maar tegenslagen heeft gekend, dat zij momenteel in onzekerheid leeft over haar toekomst en dat zij medische klachten heeft ontwikkeld, heeft verweerder niet ten onrechte geen aanleiding gezien om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste. De rechtbank kan begrijpen dat eiseres in Nederland wenst te blijven, maar dit is onvoldoende grond voor verweerder om af te wijken van het mvv-vereiste. De rechtbank volgt evenmin het betoog van eiseres ter zitting dat het besluit in strijd is met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat het aan haar
ex-echtgenoot te wijten is dat haar verblijfsvergunning is ingetrokken en voorts dat zij door hem slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten en omstandigheden die maken dat het voor haar onevenredig bezwarend zou zijn dat verweerder vasthoudt aan het mvv-vereiste en zij moet terugkeren naar Marokko. Voor zover eiseres meent dat zij vanwege haar medische situatie op verblijf in Nederland is aangewezen, zal zij een daartoe strekkende aanvraag moeten indienen.
9. Het beroep van eiseres ter zitting op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) slaagt niet, nu dit niet concreet is onderbouwd.
10. Nu sprake is van een zogenaamde ex-tunc toets heeft verweerder de wereldwijde corona-pandemie en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor eiseres niet kunnen en hoeven meewegen in zijn besluitvorming. Voor zover eiseres betoogt dat zij thans niet kán terugkeren vanwege de pandemie overweegt de rechtbank dat dit een tijdelijk beletsel is dat niet aan de rechtmatigheid van het besluit in de weg staat.
11. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen door eiseres is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor en heeft verweerder kunnen afzien van horen. Van schending van de hoorplicht is geen sprake.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.