Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Met betrekking tot het beroep van eiser op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb waarin is opgenomen dat een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen, wordt overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij zijn bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post heeft bezorgd. Immers, het bezwaarschrift is via de interne Defensiepost verstuurd en bevat geen poststempel waaruit blijkt wanneer het geschrift aan het posttransportbedrijf is aangeboden. De rechtbank volgt het betoog van verweerder dat niet kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding eiser niet is toe te rekenen. Desgevraagd heeft eiser verklaard niet bekend te zijn geweest met de mogelijkheid om voorlopig bezwaar te maken ter veiligstelling van het verstrijken van de termijn. Hij heeft opgemerkt dat de Belastingdienst, anders dan verweerder in zijn correspondentie aangeeft wat de laatste dag voor het maken van bezwaar is. Met het verzenden van zijn bezwaar heeft eiser gewacht tot de laatste dag omdat hij de inhoud van het bezwaarschrift wilde afstemmen met collega’s die ook bezwaar tegen een vergelijkbare afwijzing van verweerder wilden maken.