Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 september 2020, met producties EP1 tot en met EP20;
- de conclusie van antwoord, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2020, met producties GP1 tot en met GP18;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van SUM, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2020, met producties EP21 tot en met EP23;
2.De feiten
Urban Arrow,elektrische bakfietsen op de markt in vier verschillende modellen. Eén van de modellen die SUM vermarkt, is het model Family (hierna: de Family), net als de Cargo Bike bedoeld voor het vervoer van kinderen. De Family wordt standaard geleverd met een antracietkleurige bak, vervaardigd van EPP [1] , en met witte of zwarte
frame- en bakomsluitende buizen/elementen, maar kan, wat betreft de kleurstelling van die bak en die buizen/elementen, ook aan de wensen van de klant worden aangepast.
– onder meer – de onderstaande foto opgenomen [3] :
‘Deze bakfiets is gemaakt met een EPP bak (zacht kunststof, maar super sterk) met rondom een aluminium beugel. Dit geeft de bakfiets een snelle en moderne uitstraling. (…)
3.Het geschil
Beste Bakflets.nl Dealer,
us from introducing this model.”
4.De beoordeling
Auteursrecht
lex loci protectionis), ofwel naar het recht van Nederland en naar het recht van iedere overige lidstaat van de Europese Unie. Op grond van rechtspraak van het HvJ [10] zijn het auteursrechtelijk werkbegrip en de beschermingsomvang geharmoniseerd [11] . Dit brengt mee, zoals SUM ook heeft gesteld, dat mocht geoordeeld worden dat de Family in Nederland een auteursrechtelijk beschermd werk is en Azor met de Shepherd in Nederland inbreuk maakt op dit auteursrecht, moet worden aangenomen dat naar het recht van de andere lidstaten van de Europese Unie dezelfde conclusies kunnen worden getrokken. Door Azor is overigens ook niet andersluidend bepleit.
voor- en achterzijde van de bakfiets – een lichte buiging naar voren maken, en – bezien van de bovenzijde en vanaf de voor-en achterzijde – van achteren naar voren versmallen;
IE-zaken (versie van 1 april 2017). Met partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat onderhavige zaak onder de in die Indicatietarieven genoemde categorie ‘normaal kort geding’ valt. Aan die categorie is een maximumtarief van € 15.000,- voor honoraria verbonden. Voor het IE-deel van de zaak zullen die kosten daarom worden begroot op een bedrag van € 12.000,- (80% x € 15.000,-). De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om, zo Azor heeft bedoeld dit te betogen, tot verdere matiging van de honoraria over te gaan. Voor het ‘niet-IE-deel’ van de zaak zal de voorzieningenrechter voor het vaststellen van de honoraria van de bij de zaak betrokken advocaten van SUM het reguliere liquidatietarief toepassen. Dit betekent (omdat het een gemiddeld kort geding betreft) dat een bedrag van
€ 196,- (20% van € 980,- ) zal worden toegekend. Vermeerderd met het door SUM betaalde griffierecht (van € 656,-) en de door haar betaalde deurwaarderskosten (van € 87,99; de voorzieningenrechter sluit aan bij het in de dagvaarding genoemde bedrag), sluiten de proceskosten dan op een totaalbedrag van € 12.939,99.
5.De beslissing
.