Op 3 november 2020 heeft de besloten vennootschap [X] B.V. verzet ingesteld tegen het vonnis van 20 oktober 2020, waarbij zij op verzoek van de heer [A] in staat van faillissement werd verklaard. De rechtbank heeft op 10 november 2020 het verzet behandeld, waarbij de gefailleerde werd vertegenwoordigd door mr. V.G. Baran en de verzoeker door mr. Craanen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de argumenten van beide partijen, waarbij de gefailleerde aanvoerde dat zij niet behoorlijk was opgeroepen voor de zitting van 20 oktober 2020 en dat de verzoeker geen recht had op de gevorderde loonbetaling, omdat hij als directeur-grootaandeelhouder (DGA) zou zijn verloond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gefailleerde niet op het juiste adres was opgeroepen, maar dat dit gebrek was geheeld doordat de gefailleerde zich had laten vertegenwoordigen door een advocaat en haar bestuurders. De rechtbank heeft vervolgens de vordering van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er summierlijk bewijs was voor de loonvordering, aangezien de verzoeker als werknemer van de gefailleerde had gewerkt en recht had op achterstallig loon. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de gefailleerde in de toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen, en dat er geen sprake was van misbruik van faillissementsrecht door de verzoeker.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waarmee de faillissementsverklaring in stand bleef. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. van Harten op 17 november 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.