ECLI:NL:RBDHA:2020:11687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
8402885 RL EXPL 20-4767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor vertraging van vlucht en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vorderen de eisers, passagiers van vlucht OR 790 van Tuifly, een schadevergoeding wegens vertraging van meer dan drie uur op 13 juli 2019. De eisers hebben een boeking gemaakt voor een vlucht van Izmir naar Amsterdam. Na de vertraging hebben de partijen geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, waarbij Tuifly een bedrag van € 1.274,43 heeft aangeboden, maar deze regeling is niet tot stand gekomen. De eisers hebben vervolgens hun vordering gewijzigd en vorderen nu onder andere een schadevergoeding van € 800,- voor de vertraging, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Tuifly impliciet heeft erkend dat de vlucht vertraging heeft opgelopen en dat de passagiers recht hebben op een vergoeding van € 400,- per persoon. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de eisers recht hebben op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij werkzaamheden hebben verricht om Tuifly tot betaling te bewegen. De kantonrechter heeft Tuifly veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 920,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
CB/b
Rolnummer: 8402885 RL EXPL 20-4767
20 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiseres] ,

en
2.
[eiser],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: [eisers] of de passagiers,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
de besloten vennootschap
Tui Airlines Nederland B.V., mede h.o.d.n. Tuifly
(statutair) gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Tuifly,
gemachtigde: mevr. mr. M. Lustenhouwer (AKD).

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 maart 2020 met vijf producties (nrs. 1 tot en met 5);
  • de conclusie van antwoord van 8 juli 2020 met een productie (nr. 1);
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging en vermeerdering van eis van 28 juli 2020 met vier producties (nrs. 5 (bis) tot en met 8);
  • de conclusie van dupliek van 22 september 2020.
1.2
Aansluitend is vonnis bepaald op heden, van welke datum partijen schriftelijk bericht hebben gekregen van de griffier. Geen van partijen heeft naar aanleiding van de brief van de griffier en in het licht van artikel 134 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nog te kennen gegeven te verlangen hun standpunten nog nader mondeling te willen toelichten.

2.De feiten

2.1
[eisers] hadden een boeking voor een vlucht met Tuifly van Izmir (Turkije) naar Amsterdam op 13 juli 2019 met vlucht OR 790.
2.2
De betreffende vlucht is met een vertraging van meer dan drie uur uitgevoerd.
2.3
Partijen hebben gesproken over een minnelijke regeling, waarbij Tuifly heeft aangeboden om tegen algemene en finale kwijting een bedrag van € 1.274,43 te betalen, waarvan een bedrag van (tweemaal € 400,- =) € 800,- vergoeding voor de vertraging en een bedrag van € 474,43 aan kosten.
2.4
Tuifly heeft daartoe aan de passagiers op 9 juni 2020 een Vasstellingsovereenkomst gestuurd, maar deze is niet door beide partijen getekend.

3.De vordering

3.1
[eisers] vorderen, na wijziging en vermeerdering van eis bij vonnis, voor uitvoerbaar bij voorraad, (I.) Tuifly te veroordelen tot betaling van een bedrag ad
€ 800,= te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, te rekenen vanaf 13 juli 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (II.) Tuifly te veroordelen tot betaling van de volledige buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf 13 juli 2019 althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (III.) Tuifly te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; (IV.) Tuifly te veroordelen in de nakosten van het te wijzen vonnis.
3.2
Aan hun vordering leggen Van Worp c.s. ten grondslag dat Europese regelgeving en jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; ‘de Verordening’) en (onder meer) de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2008 (C-549/07, Wallentin-Hermann-arrest), van 19 november 2009 (C-402/07, Sturgeon-arrest) hen recht geven op een vergoeding voor de opgelopen vertraging alsmede, in het voorliggende geval, de buitengerechtelijke incassokosten

4.Het verweer

4.1
Tuifly voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van [eisers] Tuifly stelt dat de passagiers geen recht hebben op de buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze op geen enkele wijze onderbouwd zijn.

5.De beoordeling

5.1
In deze procedure gaat het niet langer over de vraag of de passagiers recht hebben op een vergoeding van € 400,- in verband met de opgelopen vertraging van vlucht OR 790 op 13 juli 2019. Tuifly heeft in ieder geval impliciet erkend dat deze vlucht een vertraging van meer dan drie uur had en dat de passagiers recht hebben op de betreffende vergoeding van € 400,- per persoon. Deze zal dus worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente, die zal worden toegewezen vanaf 13 juli 2019, de dag van verzuim van Tuifly.
5.2
Bij wijze van minnelijke regeling heeft Tuifly aan de passagiers een bedrag van (in totaal) € 1.274,73 aangeboden. Onder aftrek van de vergoeding van € 400,- per persoon voor de vertraging heeft Tuifly aan de passagiers dus een bedrag aangeboden voor
€ 474,43. Zoals blijkt uit punt 1.2 van de conclusie van antwoord is het bedrag van
€ 474,43 bestemd ter dekking van de wettelijke rente, explootkosten, griffierecht en salaris gemachtigde berekend conform het liquidatietarief. Naar eigen zeggen van Tuifly worden hiermee de buitengerechtelijke incassokosten niet vergoed, omdat Tuifly betwist dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt en bovendien betwist Tuifly de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5.3
Voor de beoordeling van het geschil neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat de passagiers de onderhavige procedure zijn gestart met het uitbrengen van hun dagvaarding op 16 maart 2020. De eerst dienende dag was 15 april 2020.
5.4
Bij brief van 3 april 2020 heeft Tuifly verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van haar conclusie van antwoord.
5.5
Het voorgaande betekent dat per 15 april 2020 de passagiers in ieder geval reeds de explootkosten van de dagvaarding (€ 108,59) en de griffierechten (€ 236,-) hebben moeten betalen, in totaal dus € 344,59. Daarnaast heeft hun gemachtigde de dagvaarding moeten opstellen en daarvoor geldt conform het liquidatietarief een vergoeding van één procespunt à € 120,-, los van de vraag welke afspraken de passagiers hierover met hun gemachtigde hebben gemaakt.
5.6
Overleg tussen Tuifly en de passagiers heeft pas op 9 juni 2020 geresulteerd in een concreet schikkingsaanbod van Tuifly aan de passagiers. Het staat Tuifly uiteraard vrij elk schikkingsaanbod te doen, dat zij wenselijk acht, maar het staat de passagiers uiteraard ook vrij om al dan niet op een schikkingsaanbod in te gaan. In dit geval hebben zij ervoor gekozen om niet op het aanbod in te gaan, om reden dat zij menen (ook) recht te hebben op de buitengerechtelijke incassokosten.
5.7
Het feit dat partijen niet tot elkaar zijn gekomen over de schikking betekent dat in deze procedure de beoordeling in volle omvang voorligt. Met betrekking van de hoofdsom is reeds hiervoor in rechtsoverweging 5.1 beslist dat die zal worden toegewezen. Hierna zal nog beslist worden over de gevorderde proceskosten.
5.8
De wetgever heeft in artikel 6:96 BW een regeling in het leven geroepen, waarbij enerzijds de wettelijke mogelijkheid geboden wordt om vermogensschade, waaronder gedefinieerd zijn de
redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, vergoed te krijgen, maar waarbij anderzijds via het vaststellen van een forfaitaire schadevergoedingsbedrag discussies over de hoogte van de schade(vergoeding) moeten worden voorkomen.
5.9
Bij betwisting van de verschuldigdheid van deze vorm van schadevergoeding dient getoetst te worden of er inderdaad kosten zijn gemaakt, bijvoorbeeld door het verrichten van werkzaamheden om de wederpartij tot betaling te bewegen en of deze werkzaamheden in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk waren.
5.1
Bij dagvaarding hebben de passagiers brieven van hun gemachtigde overgelegd van 15 juli 2019, 7 augustus 2019, 21 augustus 2019 en 29 augustus 2019. Pas per e-mail van 17 september 2019 heeft Tuifly afwijzend op deze correspondentie gereageerd. Weliswaar hebben de passagiers geen correspondentie van henzelf of hun gemachtigde meer overgelegd als reactie op de afwijzende reactie van Tuifly van 17 september 2019, maar dat laat onverlet dat de passagiers Tuifly reeds bij brief van 15 juli 2019 aanspraak hebben gemaakt op de vergoeding voor de vertraging en dat zij daarna nog drie brieven hebben moeten schrijven, in de laatste twee brieven met uitdrukkelijke vermelding dat deze waren
ter voorkoming van het starten van een procedure, voordat Tuifly reageerde. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers c.q. hun gemachtigde daarmee, anders dan Tuifly stelt, wel degelijk werkzaamheden verricht ter voorkoming van een procedure en waren deze werkzaamheden ook redelijkerwijze noodzakelijk. Daarmee hebben de passagiers recht op vergoeding van de door hen gemaakte buitengerechtelijke incassokosten voor het (oorspronkelijk) door hen gevorderde bedrag van € 120,-.
5.11
Voor zover in de gewijzigde eis gelezen zou kunnen worden dat de passagiers meer vorderen dan het eerdergenoemde bedrag van € 120,- zal dat meerdere worden afgewezen. De buitengerechtelijke incassokosten betreffen een vergoeding voor de voor de aanvang van de procedure gemaakte kosten, ongeacht de tussen de passagiers en hun gemachtigde gemaakte afspraken en ongeacht de na de aanvang van de procedure verrichtte werkzaamheden. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
5.12
Als de overwegend in het ongelijk gesteld partij zal Tuifly tenslotte worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisers] De kantonrechter zal Tuifly ook in de nakosten veroordelen, als hierna te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Tuifly tot betaling aan [eisers] van een bedrag van
€ 920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 800,- vanaf 13 juli 2019 tot de dag van de dagvaarding en over het gehele toe te wijzen bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Tuifly in de proceskosten aan de zijde van [eisers] , begroot op
€ 584,59, waarvan € 240,- vanwege salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Tuifly tot betaling van € 60,- aan nasalaris, voor zover [eisers] daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.