ECLI:NL:RBDHA:2020:11632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
C/09/597302 / FA RK 20-5192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die al tien jaar voorwaardelijke machtigingen had ontvangen. De laatste machtiging eindigde in mei 2020. Tijdens de mondelinge behandeling werd naar voren gebracht dat betrokkene stabiel was en goed meewerkte aan zijn behandeling. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige benadrukte dat er een risico op ernstig nadeel bestaat als betrokkene niet onder zorg blijft, vooral gezien zijn voorgeschiedenis van psychotische ontregelingen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene op dit moment ernstig nadeel zal ondervinden dat door verplichte zorg moet worden afgewend. De rechtbank constateerde dat betrokkene sinds 2011 stabiel is en dat er geen aanwijzingen zijn dat zijn toestand zal verslechteren. De rechtbank wees het verzoek tot zorgmachtiging af, maar wees betrokkene op de mogelijkheid om een zelfbindingsverklaring op te stellen, waarmee hij samen met de zorgverantwoordelijke kan bepalen onder welke omstandigheden verplichte zorg verleend kan worden.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de geldende wetgeving en de bijzondere omstandigheden rondom de coronamaatregelen, die invloed hadden op de behandelingstermijnen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het verlenen van de zorgmachtiging zoals verzocht, en dat het verzoek om deze reden werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/597302 / FA RK 20-5192
Datum beschikking: 21 oktober 2020

Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. Y. Polko te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 15 juli 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 11 juni 2020;
- een zorgplan van 12 mei 2020, ondertekend op 11 juni 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 23 juli 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een blanco afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] ;
- de [psychiater 2]
Allen werken mee aan deze wijze van horen.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De sociaal psychiatrisch verpleegkundige – hierna ook spv - heeft allereerst naar voren gebracht dat het verzoek tot een zorgmachtiging onbedoeld later is ingediend. Het was de bedoeling dat deze zou aansluiten op de nieuwe voorwaardelijke machtiging. Hij is als spv al ruim tien jaar betrokken bij de behandeling van betrokkene. Hij kent betrokkene daardoor goed en noemt hun contact, evenals dat met diens familie, prima. Het gaat nu goed met betrokkene; maar dat kan veranderen. Als betrokkene mild hypomaan wordt kan er namelijk vrij snel een psychose volgen. Op dat moment wil betrokkene geen hulp meer en ontstaat de situatie dat hij niet meer in staat is in te schatten wat de gevolgen voor hem zijn als hij de zorg afhoudt en stopt met zijn medicatie. De samenwerking, die al jaren goed is, valt dan geheel weg en betrokkene raakt steeds meer ontregeld. Om dat te voorkomen is een zorgmachtiging noodzakelijk. Op basis van die machtiging kan tijdig worden ingegrepen en ernstig nadeel worden afgewend. De laatste psychotische ontregeling van betrokkene was in 2011. Betrokkene heeft zichzelf toen vanuit een psychotisch toestandsbeeld ernstig verwond. Dit incident heeft dusdanig veel impact gehad op betrokkene en zijn familie dat zij allen graag zien dat er een zorgmachtiging komt om een herhaling daarvan te voorkomen. Ten tijde van de Wet Bopz heeft betrokkene om die reden ook altijd meegewerkt aan op elkaar aansluitende voorwaardelijke machtigingen, de laatste tot en met 12 mei 2020.
Desgevraagd bevestigt de spv dat er ook sinds het aflopen van de voorwaardelijke machtiging in mei 2020 geen verslechtering in het toestandsbeeld van betrokkene is opgetreden. Evenmin is er verandering gekomen in de behandelrelatie met hem. De eerlijkheid gebiedt erbij te zeggen dat ieder ervan uitging dat de voorgaande machtiging zou doorlopen totdat op het onderhavige verzoek is beslist. Desondanks acht de spv een zorgmachtiging op zijn plaats, zodat het ambulant team direct kan ingrijpen met een opname zodra er enig signaal is van ontregeling. De familie heeft niet alleen zorgen omtrent de toestand van betrokkene maar ook nog omtrent die van een ander familielid met een psychische stoornis. Een zorgmachtiging zou een groot deel van de belasting die zij daardoor ervaren wegnemen en zorgen voor een gevoel van veiligheid.
Door en namens betrokkene is geen verweer gevoerd en verzocht tot toewijzing van het verzoek. Het klopt dat er op dit moment geen sprake is van verzet bij betrokkene omdat hij zich al lange tijd stabiel voelt en alles goed gaat. Echter, in het verleden is gebleken dat hij wel verzet toont zodra hij psychotisch wordt. Er is dan sprake van een aanzienlijk risico op ernstig nadeel bij betrokkene. In 2011 manifesteerde het ernstig nadeel zich toen de situatie van betrokkene in een week tijd ernstig is geëscaleerd. Gelet daarop kan er op dit moment wel degelijk worden gesproken van een aanzienlijk risico op ernstig nadeel. Betrokkene neemt zijn medicatie op dit moment goed in, maar daarin zou in het komende jaar ook iets mis kunnen gaan. Betrokkene heeft onder de wet Bopz meerdere voorwaardelijke machtiging gehad. Dit vangnet is voor hem van levensbelang en stelt hem in staat om rustig, stabiel en zelfverzekerd zijn leven te leiden. Het kan niet zo zijn dat de huidige toetsing onder de Wvggz dusdanig afwijkt van de wet Bopz dat een zorgmachtiging, na jaren van voorwaardelijke machtigingen, ineens niet meer toegewezen kan worden.
Betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat. Hij heeft weinig klachten en zijn toestandsbeeld is al lange tijd stabiel. Ook na afloop van de nieuwe voorwaardelijke machtiging is het goed blijven gaan. Betrokkene heeft aangegeven dat een zorgmachtiging zijn familie en hem zelf rust geeft. Betrokkene en zijn steunsysteem willen voorkomen dat een situatie zoals er was in 2011 zich opnieuw voordoet. Dat het al negen jaar goed gaat betekent niet dat het in de toekomst niet opnieuw mis kan gaan, aldus betrokkene.
De psychiater heeft desgevraagd naar voren gebracht dat met het afgeven van een zorgmachtiging in de geest van de wet wordt gehandeld. Een zelfbindingsverklaring is niet overwogen, omdat alle betrokken partijen tevreden waren met de voorwaardelijke machtigingen. Bovendien las hij dat ook voor een zelfbindingsverklaring een zorgmachtiging vereist is. Omdat het verleden heeft uitgewezen dat het in korte tijd snel ernstig fout kan gaan bij betrokkene zodra er bij hem sprake is van ontregeling, is snel kunnen ingrijpen op basis van een zorgmachtiging naar zijn oordeel noodzakelijk.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop acht de rechtbank zich alsnog bevoegd te beslissen op het verzoek.
Op 4 juni 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 12 mei 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en bipolaire stemmingsstoornissen.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is vast komen te staan dat deze stoornis op dit moment leidt tot ernstig nadeel dat door middel van de toepassing van verplichte zorg dient te worden afgewend. Uit de medische verklaring en het verhandelde ter zitting blijkt dat er in 2011 voor het laatst sprake is geweest van ernstig nadeel voortvloeiend uit de psychische stoornis van betrokkene. Sindsdien gaat het heel goed met betrokkene. Hij is inmiddels al negen jaar stabiel. Er is een goede verstandhouding en samenwerking met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige en het ambulante team. Betrokkene werkt ook al die jaren volledig mee aan zijn behandeling en er is niets gelezen of gehoord over enig bezwaar of discussie of iets dergelijks omtrent de hem voorgeschreven medicatie. Evenmin ziet de rechtbank in de huidige situatie een aanzienlijke kans dat het ernstig nadeel zich binnen afzienbare tijd zal voordoen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het aflopen van de laatst afgegeven voorwaardelijke machtiging op 12 mei 2020 evenmin heeft geleid tot een verandering in de toestand van betrokkene, noch heeft zich daarna ernstig nadeel voorgedaan. Er is, gelet op de wettelijke criteria, geen grond voor een zorgmachtiging als verzocht en het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank wijst betrokkene ten overvloede op de mogelijkheid tot het opstellen van een zelfbindingsverklaring. Dit biedt betrokkene de mogelijkheid om samen met de zorgverantwoordelijke te bepalen onder welke omstandigheden verplichte zorg aan betrokkene moet worden verleend om eventueel ernstig nadeel te voorkomen en deze afspraken in een formele verklaring door gezamenlijke ondertekening, en mede-ondertekend door de geneesheer directeur, met elkaar vast te leggen. Volstaan wordt hier deze mogelijkheid te noemen en voor nadere informatie naar de wet te verwijzen.
Het verzoek zal gelet op het bovenstaande worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door M.M. Leurs als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.