ECLI:NL:RBDHA:2020:11601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen eervol ontslag wegens onbekwaamheid en/of ongeschiktheid voor ambt, anders dan op grond van ziekten of gebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een eervol ontslag van een ambtenaar wegens onbekwaamheid en/of ongeschiktheid voor zijn functie. De eiser, die werkzaam was als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), had tegen het besluit van de burgemeester en wethouders van Den Haag geprocedeerd, dat hem met ingang van 31 december 2019 eervol ontslag had verleend. Dit ontslag was gebaseerd op een negatieve beoordeling van zijn functioneren over een periode van twee jaar, waarin de gemeente verschillende verbetertrajecten had geprobeerd, maar zonder het gewenste resultaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende inspanningen heeft geleverd om de eiser te ondersteunen in zijn functioneren, waaronder coaching en een formeel verbetertraject. Ondanks deze inspanningen bleef het functioneren van de eiser onder de maat, wat leidde tot meerdere incidenten en een gebrek aan vertrouwen in zijn capaciteiten. De rechtbank oordeelde dat de gemeente op basis van de beschikbare informatie en de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bevoegd was om het ontslag te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de gemeente voldoende kansen had geboden voor verbetering, maar dat de eiser deze kansen niet had benut.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechter heeft in deze zaak de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak is gedaan in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Epe),
en

burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. O.M. Langemeijer).

Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 31 december 2019 eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid en/of ongeschiktheid voor zijn ambt, anders dan op grond van ziekten of gebreken.
Bij besluit van 21 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2020.
Partijen zijn door middel van een video verbinding met skype gehoord.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Buiten, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is voor verweerder verschenen [A] , voormalig leidinggevende van eiser.

Overwegingen

1. Voor een weergave de feiten verwijst de rechtbank naar de opsomming van de feiten zoals opgenomen in het advies van de algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten van 8 mei 2019. Voor zover deze feiten in geschil zijn of relevant voor het oordeel, zal de rechtbank hier in de overwegingen op ingaan.
2 Bij het thans betreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie, eisers bezwaar ongegrond verklaard. Aan het ontslag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat in rechte vast staat dat eiser over het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 11 december 2017 een negatieve beoordeling heeft gekregen. Gedurende deze periode zijn door verweerder inspanningen verricht om het functioneren van eiser te verbeteren middels een coaching traject. Daarnaast is eiser ook de mogelijkheid geboden in het Toezichtteam te worden geplaatst. Ook na deze periode zijn wederom afspraken met eiser gemaakt om zijn functioneren te verbeteren en eiser heeft een intensieve taalcursus gevolgd, een ontwikkelassessment gevolgd en heeft tijdelijk werkzaamheden verricht bij het team Parkeren. In 2018 is eiser teruggekeerd in zijn eigen functie. Daarbij liep eiser in een beoordelingstraject. Uit de verslagen blijkt dat het functioneren van eiser nog niet naar wens is. Op 14 oktober 2018 wordt eiser een formele verbeterkans gedurende 9 maanden kenbaar gemaakt. Ook na de formele verbeterkans zijn meerdere zaken geregistreerd die niet goed gaan en er zijn meerdere veiligheidsincidenten geweest. Het veiligheidsincident van 17 november 2018 heeft ertoe geleid dat verweerder geen vertrouwen meer heeft dat eiser duurzaam kan voldoen aan de in redelijkheid te stellen eisen en normen ten aanzien van zijn functie.
3 In beroep heeft eiser – kort samengevat – aangevoerd dat door verweerder getracht is (een) verbetertraject(en) te starten maar dat zij hierin niet is geslaagd, omdat zij alleen heeft vastgelegd wat in de werkzaamheden van eiser niet goed gaat maar nergens blijkt wat verweerder concreet gedaan heeft om ervoor te zorgen dat die werkzaamheden vervolgens ook verbeteren. Het uiteindelijke door verweerder opgestarte formele verbetertraject is te laat gekomen. Eiser is op achterstand begonnen aan het verbetertraject omdat teveel werd gekeken naar wat eiser eerder werd verweten. Het verbetertraject kende geen meetbare doelen en er is onvoldoende tussentijds geëvalueerd en handvaten aan eiser geboden. Daarbij heeft verweerder ten onrechte de beoordeling opgehangen aan slechts één incident.
Het enkel vastleggen van het verloop van zijn werkdagen en het aanspreken dat hij werkzaamheden niet goed doet, is volgens eiser onvoldoende om te kunnen spreken van een zorgvuldig verbetertraject. Volgens eiser is met name over het jaar 2018 door verweerder te weinig vastgelegd wat in zijn werkzaamheden niet goed gegaan zou zijn. Ook is het goede functioneren van eiser tijdens zijn detachering bij parkeren door verweerder ten onrechte niet meegewogen.
4 Ingevolge artikel 8:6, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) kan aan de ambtenaar ontslag worden verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking anders dan op grond van ziekten of gebreken. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.
5 Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zie de uitspraken van 20 oktober 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU1926) en 9 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2227) moet het bestuursorgaan ongeschiktheid voor het vervullen van een functie - zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van die functie vereist zijn - aantonen aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Naar eveneens vaste rechtspraak van de CRvB, zie de uitspraak van 18 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL9739) is een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekten of gebreken in het algemeen niet toelaatbaar als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren.
6 De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verweerder tot begin 2016 het functioneren van eiser in zijn algemeenheid als voldoende heeft beoordeeld, echter tijdens het planningsgesprek op
4 februari 2016 (en de daarop gevolgde gesprekken) is met eiser besproken dat de vereiste kwaliteit voor een handhaver door eiser niet gehaald wordt. Op 3 april 2018 is de beoordeling over de periode 1 januari 2016 tot en met 11 december 2017 vastgesteld. In deze beoordeling is het functioneren van eiser als onvoldoende beoordeeld. Van de vijf onderdelen scoort eiser op vier onderdelen onvoldoende en één onderdeel is niet beoordeeld. Deze beoordeling staat in rechte vast. Uit deze beoordeling komt het volgende naar voren. Het ingezette coaching traject heeft niet tot een positief resultaat geleid. De mentoren hebben aangegeven dat het lerend vermogen van eiser dusdanig laag is dat coaching geen zin lijkt te hebben en leidde tot frustratie bij eiser. Eiser is ook door anderen begeleid. Gedurende deze periode hebben er diverse (ernstige) incidenten plaatsgevonden waarbij de veiligheid van eiser en zijn collega’s in het geding was. Omdat het onverantwoord leek om eiser nog langer als handhaver in te zetten, is eiser gedetacheerd naar het team Parkeren. In 2017 heeft eiser zijn BOA examen niet gehaald en scoort eiser slecht in de toets voor de Nederlandse taal.
Vervolgens zijn er weliswaar geen officiële beoordelingen meer van eiser opgesteld, maar er is voldoende informatie in het dossier te vinden dat eiser is aangesproken op zijn functioneren. De rechtbank acht eisers stelling dat verweerder te weinig ten aanzien van zijn functioneren heeft vastgelegd over het jaar 2018, dan ook onjuist. Hierbij verwijst de rechtbank naar de over de maanden augustus, september, oktober en november 2018 opgestelde verslagen in het dossier. Hieruit blijkt dat eiser gedurende deze periode door meerdere collega’s is begeleid en dat zij op meerdere punten hebben geconstateerd dat eiser fouten maakte in zijn werk en hem hierop hebben aangesproken. Desondanks bleef eiser veelvuldig fouten maken, soms met gevaarlijke situaties tot gevolg voor collega’s, zoals besproken in de verschillende verslagen van de begeleiders. Uit deze informatie blijkt tevens dat de constateringen bijna altijd besproken zijn met eiser ofwel dat er uitleg is gegeven als eiser iets niet begreep. Op grond van rechtspraak van de CRvB is het aan verweerder om te bepalen op welke wijze invulling gegeven wordt aan een verbetertraject, zie bijvoorbeeld uitspraak van 19 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:716). De door verweerder gekozen aanpak met de begeleiding door mentoren en senior collega’s met bijbehorende verslagen, geeft naar het oordeel van de rechtbank een voldoende beeld van het functioneren van eiser.
Op grond van deze informatie kon verweerder tot het oordeel komen dat eiser ongeschikt dan wel onbekwaam is voor zijn functie. Verweerder was dan ook bevoegd eiser ingevolge artikel 8:6 van de ARG ontslag te verlenen.
De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien dat verweerder van die bevoegdheid in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken. Er hebben immers meerdere gesprekken plaatsgevonden waarbij is aangegeven dat eisers functioneren onvoldoende is. Hoewel het traject uit 2016 geen officieel verbetertraject heeft geheten, stelt de rechtbank vast dat inhoudelijk gezien wel gedurende dit traject aan eiser verbeterkansen zijn geboden. Eiser heeft meerdere waarschuwingen gekregen. Er was sprake van begeleiding en coaching over een langere periode en er zijn hem andere functies aangeboden. Eiser zijn kortom voldoende verbeterkansen geboden, maar hij is er niet in geslaagd de geboden kansen te benutten. Vast staat dat eisers functioneren onvoldoende bleef. De omstandigheid dat eiser tijdens zijn detachering bij de afdeling Parkeren wel goed functioneerde, heeft verweerder buiten beschouwing mogen laten. Van belang is immers om te kijken of eiser geschikt is voor zijn eigen functie. Aan eiser is daartoe een laatste kans geboden met het formele verbetertraject in oktober 2018.
De rechtbank volgt verder het standpunt van verweerder dat het incident van
17 november 2018 aanleiding heeft mogen zijn voor het voortijdig afbreken van dat formele verbetertraject. Ingevolge jurisprudentie van de CRvB is een bestuursorgaan bevoegd een verbetertraject tussentijds te beëindigen indien het functioneren van de betrokken medewerker onverhoopt zozeer onder de maat blijft dat de beoogde verbetering redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht, zie de uitspraak van de CRvB van
6 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3621).
Hoewel eiser en verweerder een andere lezing hebben van het verloop van het incident van 17 november 2018, is de rechtbank van oordeel dat de zich in het dossier bevindende stukken het door verweerder ingenomen standpunt onderbouwen. Eisers eigen lezing van het incident geeft onvoldoende aanleiding om niet uit te gaan van deze informatie. Verweerder heeft daarom voldoende onderbouwd dat de protocollen door eiser niet zijn nageleefd. Daarbij is verder van belang dat dit het derde veiligheidsincident in korte tijd betrof. De rechtbank hecht daarbij ook waarde aan de mail van 17 november 2018 van [B] , teamchef C bij de politie, waarin verweerder gezien alles wat voorgevallen is de afgelopen tijd en de effecten hiervan binnen het team en op de werkvloer, gevraagd wordt om te bekijken of er mogelijkheden zijn om eiser elders te werk te stellen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder over heeft kunnen gaan tot eervol ontslag van eiser.
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 november 2020.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.