ECLI:NL:RBDHA:2020:11593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
C/09/601440 / FA RK 20-7535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de situatie van een cliënt, geboren in 1934, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een mengbeeld van vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer. De cliënt verblijft momenteel in een verzorgingstehuis, maar er zijn zorgen over haar veiligheid, aangezien zij regelmatig wegloopt en niet in staat is om de weg terug te vinden. Dit leidt tot ernstige verwaarlozing en gevaar voor haar gezondheid.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2020 werd de cliënt bijgestaan door een advocaat, die pleitte voor afwijzing van het verzoek op basis van de onafhankelijkheid van de arts die de medische verklaring had afgegeven. De rechtbank oordeelde echter dat de arts voldoende onafhankelijk was, aangezien zij de cliënt niet kende en niet betrokken was bij haar behandeling. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en het verblijf in een accommodatie noodzakelijk zijn.

De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 4 mei 2021, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/601440 / FA RK 20-7535
Datum beschikking: 4 november 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 19 oktober 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1934 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.M.D. Naarden te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
21 juli 2020;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 29 september 2020;
- een op 24 september 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een brief van de [specialist ouderengeneeskunde]
- een levenstestament van 04 oktober 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 04 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt, bijgestaan door [medewerkster woonplaats]
- de [specialist ouderengeneeskunde]
- de advocaat.

Standpunten ter zitting

Cliënt geeft aan dat het goed met haar gaat, maar dat zij graag terug zou willen naar haar eigen huis.
De specialist ouderengeneeskundige verklaart dat de diagnose dementie in 2018 is gesteld. cliënt verblijft nu in een verzorgingstehuis, in een geheel open setting waarvandaan zij regelmatig wegloopt en verdwaalt. Vaak moeten haar broer, omstanders of de politie haar weer terugbrengen. De broer van cliënt is overbelast geraakt en in de huidige setting kan haar onvoldoende bescherming worden geboden.
De advocaat heeft opgemerkt dat de specialist ouderengeneeskunde die de medische verklaring heeft afgegeven, verbonden is aan [woonplaats] . Zij vraagt zich af of deze specialist voldoende onafhankelijk is. [specialist ouderengeneeskunde] heeft hierop tijdens de zitting aangegeven dat een arts die verbonden is aan dezelfde organisatie wel een medische verklaring mag afgeven zolang die arts maar niet betrokken is bij de patiënt. In dit geval kent de specialist ouderengeneeskunde, [arts] , cliënt niet, is zij niet betrokken bij haar behandeling en is zij ook nooit aanwezig bij overleggen waarin (de toestand van) cliënt besproken wordt.
De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek gelet op het verzet van haar cliënt. Daarnaast is niet aan de vereisen van de wet gedaan nu de medische verklaring is opgesteld door een onvoldoende onafhankelijke arts. Dit is in strijd met artikel 26 Wzd.

Onafhankelijkheid opsteller medische verklaring

Namens cliënt heeft de advocaat zich op het standpunt gesteld dat de arts die de medische verklaring heeft opgesteld niet onafhankelijk is, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van de Wzd, wat zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek.
De rechtbank gaat hieraan voorbij en oordeelt als volgt. Met ingang van 29 oktober 2020 is de Spoedreparatiewet Wvggz/Wzd in werking getreden. Door een wijziging van artikel 26 vijfde lid, onderdeel d mag de arts die de medische verklaring afgeeft in dienst zijn van de zorgaanbieder waar betrokkene is opgenomen (het huidige artikel 26 lid 7 Wzd vervalt). Wel dient de arts ‘onafhankelijk van de zorgaanbieder te functioneren’ en mag deze gedurende ten minste één jaar geen zorg aan betrokkene hebben verleend.
Met de uitleg ter zitting van de specialist ouderengeneeskunde – [arts] kent cliënt niet, is niet betrokken bij haar behandeling en is ook niet aanwezig bij overleggen waarin (de toestand van) cliënt besproken wordt – is voldoende duidelijk geworden dat de betreffende specialist nooit zorg heeft verleend aan cliënt en voldoende onafhankelijk was om de medische verklaring op te stellen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementieel syndroom; mengbeeld vasculaire dementie en ziekte van Alzheimer.
De psychogeriatrische aandoening van cliënt leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
levensgevaar
ernstig lichamelijk letsel
ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang
- ernstig nadeel voor de psychische gezondheid van een ander.
Cliënt verblijft momenteel in een verzorgingstehuis, waar onvoldoende zicht op haar is. Cliënt gaat vaak naar buiten en kan dan de weg niet meer terugvinden. Regelmatig moet zij teruggebracht worden naar [woonplaats] , meestal door de politie.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er is 24-uurs toezicht nodig om de veiligheid van cliënt te kunnen garanderen. De huidige afdeling biedt deze veiligheid onvoldoende.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Cliënt is meegaand en vriendelijk op de afdeling maar geeft regelmatig aan, ook ter zitting, dat zij naar huis wil.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1934 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 04 mei 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door
K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.