Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de situatie van een cliënt, geboren in 1934, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een mengbeeld van vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer. De cliënt verblijft momenteel in een verzorgingstehuis, maar er zijn zorgen over haar veiligheid, aangezien zij regelmatig wegloopt en niet in staat is om de weg terug te vinden. Dit leidt tot ernstige verwaarlozing en gevaar voor haar gezondheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2020 werd de cliënt bijgestaan door een advocaat, die pleitte voor afwijzing van het verzoek op basis van de onafhankelijkheid van de arts die de medische verklaring had afgegeven. De rechtbank oordeelde echter dat de arts voldoende onafhankelijk was, aangezien zij de cliënt niet kende en niet betrokken was bij haar behandeling. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en het verblijf in een accommodatie noodzakelijk zijn.
De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 4 mei 2021, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.