ECLI:NL:RBDHA:2020:11590
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt in het kader van de Wet zorg en dwang
Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 29 oktober 2020. De cliënt, geboren in 1944 en thans verblijvende in een zorgaccommodatie, had een verzoek ingediend voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de cliënt dat het goed met haar ging en dat zij snel terug naar haar appartement wilde. De advocaat van de cliënt pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de cliënt niet opgenomen wilde blijven en dat de mogelijkheden voor zorg thuis nog niet waren uitgeput.
De behandelend arts en andere zorgverleners gaven aan dat de cliënt, ondanks haar Covid-19 situatie, in staat was om voor zichzelf te zorgen en dat er geen acute noodzaak was voor gedwongen opname. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een crisissituatie die een onmiddellijke gedwongen opname rechtvaardigde. De rechtbank benadrukte dat eerst alle opties voor zorg thuis moeten worden onderzocht voordat een opname overwogen kan worden. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af, met de overweging dat de cliënt op dit moment geen Covid-klachten vertoonde en dat er geen direct ernstig nadeel was aangetoond.
De beschikking werd gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 november 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.