Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.De feiten
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
- Afronden verantwoording projecten eerste periode;
- Participe (….)
- Huurovereenkomst ruimtes [werkgever] , verlengen en een onderzoek te doen naar nieuwe ruimte voor [werkgever] . (….)
- Nieuwe logo, ter introductie, moment bepalen, kosten in kaart brengen voor logo op folders, briefpapier en promotie.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
in de zaak van het verzoek
“Hij refereert hierbij …. naar de toekomst”en onder 2.9
“Deze taken staan ver af van alles wat eerder be- en afgesproken is over mijn taken”), ondanks dat de werkgever, in de persoon van [naam] , hem duidelijk heeft gemaakt dat de organisatie inmiddels is veranderd (zie onder 2.6, 2.7 en 2.8). Ook tijdens de zitting is de kantonrechter gebleken dat partijen een geheel andere visie hebben over de taakinvulling van de werknemer. Dat sprake is van onder druk zetten, pesten en liegen, zoals de werknemer aanvoert, is de kantonrechter niet gebleken. Uit de overgelegde stukken komt het beeld naar voren van een werkgever die erkent dat zij het in de beginperiode niet goed heeft gedaan, maar dat zij vanaf oktober 2018 de consequenties daarvan heeft aanvaard en heeft geprobeerd een nieuwe start met de werknemer te maken. In het verslag van 4 oktober 2018 staat dat ook met zoveel woorden vermeld: “
Het bestuur respecteert de uitspraak van de rechtbank en heeft aan [naam] gevraagd de werkrelatie weer op te pakken.”Ook het verzoek om op een locatie van de werkgever te komen werken kan de kantonrechter niet plaatsen in een sfeer van onder druk zetten of pesten. De werkgever heeft toegelicht dat zij dit heeft gedaan in het kader van herstel van het vertrouwen, het opbouwen van een goede werkrelatie met collega’s en het duidelijk maken dat de werknemer weer voor de organisatie zou werken. Dit komt de kantonrechter niet onredelijk voor, mede gelet op de lange tijd die de werknemer toen al thuis had gezeten. Ook hier blijft de werknemer echter vasthouden aan oude afspraken (zie onder 2.11). De werknemer heeft nog aangevoerd dat sprake zou zijn van een totaal geïsoleerde werkplek waar slechts één collega een dagdeel per week zou werken. Dit is gemotiveerd weersproken door de werkgever en niet nader onderbouwd door de werknemer, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Bovendien ging het niet alleen om de samenwerking met collega’s, maar zou het werken op een locatie van de werkgever ook gericht zijn op het herstel van het vertrouwen en het weer zichtbaar maken van de werknemer in de organisatie. Anders dan de werknemer is de kantonrechter van oordeel dat de verstoorde arbeidsverhouding zich niet beperkt tot [naam] , maar ook betrekking heeft op de medewerkers en het niveau van het bestuur raakt. Als onweersproken heeft de werkgever immers naar voren gebracht dat de medewerkers die destijds hebben gereageerd op de vraag of zij bereid waren individueel in gesprek te gaan met de werknemer de helft van het totaal betrof en dat deze medewerkers nog steeds werkzaam zijn bij de werkgever. Door daarnaast de werkgever te betichten van aandragen van valse redenen, leugens, verdraaiingen van de werkelijkheid, en onder druk zetten en pesten, zonder dat dit uit de stukken blijkt, heeft de werknemer de verhoudingen zelf onder druk gezet. Tot slot is niet gebleken dat de mediation slechts dossieropbouw betrof. De opdracht aan de mediator was algemeen van aard en was niet gericht op een ‘exit’ van de werknemer. Bovendien hebben twee bemiddelingsgesprekken plaatsgevonden waarbij in wisselende samenstelling directie en bestuursleden aanwezig waren.