ECLI:NL:RBDHA:2020:11547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
C/09/559607 / HA ZA 18-965(2)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake verjaringstermijn in onrechtmatige rechtspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 een herstelvonnis uitgesproken in de bodemzaak tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden (Ministerie van VWS). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een kennelijke schrijffout was gemaakt in het vonnis van 30 september 2020, waarin ten onrechte de datum van 1 juni 2016 was genoemd als de datum waarop de verjaringstermijn was verstreken, in plaats van de correcte datum van 15 juni 2016. Deze fout werd ontdekt tijdens het anonimiseren van het vonnis voor publicatie op rechtspraak.nl. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich over deze verbetering uit te laten, waarop zij geen bezwaar hebben gemaakt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling uiteengezet dat de vordering van [eiser] is gebaseerd op onrechtmatige rechtspraak en dat de verjaringstermijn is gaan lopen op 15 juni 2011, de dag na het arrest van de Hoge Raad. De verjaringstermijn van vijf jaar is dus op 15 juni 2016 verstreken. Aangezien [eiser] de verjaring niet heeft gestuit, is zijn vordering verjaard. De rechtbank heeft de fout in rechtsoverweging 4.6 van het eerdere vonnis gecorrigeerd en bepaald dat de juiste datum van 15 juni 2016 zal worden vermeld.

In de beslissing heeft de rechtbank de wijziging van de datum vastgelegd en gelast dat partijen de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis aan de griffie retourneren. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken door rolrechter mr. D. Nobel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/559607 / HA ZA 18-965
Herstelvonnis van 21 oktober 2020
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.G. de Jong te Den Haag,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MIN V VWS),
te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Nieuwland te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
De rechtbank heeft partijen bij email van 9 oktober 2020 bericht dat zij bij het anonimiseren van het vonnis van 30 september 2020 in bovenvermelde zaak met het oog op publicatie op www.rechtspraak.nl heeft ontdekt dat in rechtsoverweging 4.6 van het vonnis bij vergissing 1
6juni 2016 in plaats van 15 juni 2016 is genoemd als de datum waarop de verjaringstermijn is verstreken en dat zij voornemens is deze kennelijke (schrijf)fout ambtshalve te verbeteren.
1.2.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over het voornemen van de rechtbank uit te laten. Zij hebben de rechtbank bij emailberichten van 12 en 13 oktober 2020 bericht geen bezwaar tegen verbetering te hebben.

2.De beoordeling

2.1.
In rechtsoverweging 4.6 van het vonnis van 30 september jl. is bij vergissing de datum van 1
6juni 2016 in plaats van 15 juni 2016 genoemd als de datum waarop de verjaringstermijn is verstreken. In 4.6 is als volgt overwogen:
“De vordering van [eiser] is gebaseerd op onrechtmatige rechtspraak. De verjaringstermijn voor de op die juridische grondslag gebaseerde rechtsvordering is gaan lopen de dag nadat het arrest onherroepelijk is geworden, dus de dag na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2011, oftewel op 15 juni 2011. Vanaf dat moment was [eiser] immers bekend met de schade die hij vanwege de gestelde onrechtmatige rechtspraak leed en met de Staat als de op grond van die rechtspraak aansprakelijke persoon. De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016. Omdat [eiser] voordien de verjaring niet heeft gestuit, is zijn vordering verjaard.”
2.2.
Het gaat hier om een kennelijke (schrijf)fout die de rechtbank op grond van artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ambtshalve zal verbeteren, in die zin dat in 4.6 de zin “
De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016” komt te luiden: “
De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 15 juni 2016
.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat nr. 4.6 van het op 30 september 2020 tussen [eiser] en de Staat gewezen vonnis, waar staat

De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016
wordt gewijzigd in

De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 15 juni 2016”,
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 21 oktober 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 30 september 2020,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 30 september 2020 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, mr. J.S. Honée en mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 21 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1772