ECLI:NL:RBDHA:2020:11546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
SGR 19/7613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens niet tijdige inburgering en de gevolgen van medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres, die sinds 19 november 2014 inburgeringsplichtig is, kreeg een boete van €1.250,- opgelegd omdat zij niet tijdig aan haar inburgeringsplicht had voldaan. De termijn voor inburgering liep af op 18 november 2017, maar eiseres voldeed niet aan deze verplichting. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting, die plaatsvond via een skypeverbinding op 4 november 2020, heeft eiseres aangevoerd dat de boete is opgelegd op basis van onvolledige gegevens, aangezien zij chronisch ziek is en daardoor niet in staat was om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Eiseres heeft medische documentatie overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de medische adviezen van Argonaut, die door de minister zijn ingeroepen, geen voldoende basis bieden voor het verlenen van een vrijstelling van de inburgeringsplicht. De rechtbank concludeert dat eiseres geen tegenbewijs heeft geleverd tegen de adviezen van Argonaut en dat de minister zich op deze adviezen heeft mogen baseren.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres(gemachtigde: A. Stolze),

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder
(gemachtigde: P. Slagter).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een boete opgelegd aan eiseres, omdat zij niet tijdig heeft voldaan aan de inburgeringsplicht.
Bij besluit van 23 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op grond van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid plaatsgevonden via een skypeverbinding op 4 november 2020. Daaraan hebben eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiseres is sinds 19 november 2014 inburgeringsplichtig. De termijn voor inburgering voor eiseres liep af op 18 november 2017. Omdat eiseres op 18 november 2017 niet aan de inburgeringsplicht heeft voldaan, heeft verweerder haar bij het primaire besluit op grond van gegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een boete ter hoogte van €1.250,- opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit richt dit beroep zich.
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het besluit van verweerder om aan eiseres een boete op te leggen omdat zij niet tijdig is ingeburgerd rust op onvoldoende en onvolledige gegevens. Eiseres is chronisch ziek, waardoor zij niet aan de deadline van het inburgeren kon voldoen. Zij kan door haar ziekte niet deelnemen aan klassikale cursussen. De maximale boete is onduidelijk omdat eiseres voor één onderdeel een vrijstelling heeft. Inmiddels heeft eiseres op één examen na alle examens gehaald. Eiseres heeft een e-mailwisseling met DUO en een deel van haar medische dossier overgelegd.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De DUO heeft bij Argonaut om medisch advies gevraagd. Argonaut heeft op 18 oktober 2017 een advies gegeven over de medische toestand van eiseres. Dat advies is gebaseerd op dossieronderzoek, de aanvraag en een rapportage. Op grond van die informatie heeft Argonaut geconcludeerd dat op basis van de aangeleverde informatie niet gesteld kan worden dat eiseres door een medische situatie in de periode van de inburgeringsplicht gedurende een periode van tenminste drie aaneengesloten maanden buiten staat is geweest om onderwijs te volgen.
Op 15 juli 2019 heeft Argonaut op verzoek opnieuw een medisch advies opgesteld. Dit advies is gebaseerd op dossieronderzoek, een verklaring en begeleidende brief van eiseres van 15 april 2019, algemene informatie van het integraal kankercentrum Nederland, een brief van huisarts A. Pauw van 9 mei 2019 en een brief van chirurg W.E. Hueting van 17 juni 2019. In dit advies heeft Argonaut geconcludeerd dat de inburgeringstermijn van eiseres niet is vermeld. Om uitspraken te kunnen doen welke problematiek binnen de inburgeringstermijn viel en of dit reden geeft voor verlenging moet dit vermeld worden en opnieuw een aanvraag worden ingediend. Op basis van de aanwezige stukken heeft Argonaut geen uitspraak kunnen doen over de medische situatie.
Op 1 september 2019 heeft Argonaut wederom een medisch advies opgesteld. Dit advies is gebaseerd op de verklaring van eiseres van 15 april 2019, de brief van de huisarts van 9 mei 2019 en de brief van de chirurg van 17 juni 2019. Op grond van die informatie heeft Argonaut geconcludeerd dat op basis van de aangeleverde informatie niet gesteld kan worden dat eiseres door een medische situatie in de periode van de inburgeringsplicht gedurende een periode van tenminste drie aaneengesloten maanden buiten staat is geweest om onderwijs te volgen.
Op 30 januari 2020 heeft Argonaut opnieuw advies uitgebracht. Dit advies is gebaseerd op dossieronderzoek en een screen van 4 november 2019 met onbekende afzender. In dit advies heeft Argonaut geconcludeerd dat geen uitspraak mogelijk is op grond van de aangeleverde informatie. Er is geen nieuwe informatie overgelegd, zodat ook geen nieuw oordeel kan worden gestart.
3.2.
De rapportages van Argonaut betreffen een deskundigenadvies dat verweerder aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie de uitspraak van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:278), mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen tegenadvies heeft overgelegd of anderszins de inhoud van het advies gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen of onvoldoende concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd voor twijfel aan de inhoud van de bevindingen van de arts van Argonaut.
Omdat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medisch adviezen heeft verweerder zich bij het nemen van het besluit op de adviezen mogen baseren.
3.4.
Ook de overige gronden van eiseres slagen niet. Als eiseres meent dat ze niet kan voldoen aan de inburgeringsplicht op medische gronden zal ze dat met medische stukken moeten onderbouwen. Voor zover eiseres stelt dat het onevenredig is dat verweerder de maximale boete aan haar oplegt, overweegt de rechtbank dat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd. Dat eiseres inmiddels alle examens heeft gehaald, kan aan het voorgaande niet afdoen, nu dat niet het geval was op het moment dat verweerder de boete aan haar heeft opgelegd.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.