ECLI:NL:RBDHA:2020:11544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen een crisismaatregel en afwijzing schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Delft was opgelegd aan een vrouw, hierna te noemen betrokkene. Het beroep was ingediend op 3 maart 2020, naar aanleiding van een crisismaatregel die op 11 februari 2020 was genomen. De betrokkene, geboren in 1987, was ten tijde van de crisismaatregel emotioneel verstoord door het overlijden van haar oma. De advocaat van betrokkene, mr. A.A. van Harmelen, stelde dat de burgemeester niet had kunnen oordelen dat een crisismaatregel noodzakelijk was en dat de wettelijke voorschriften niet in acht waren genomen. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk afgedaan, omdat een fysieke zitting vanwege de coronamaatregelen niet mogelijk was.
De rechtbank heeft de argumenten van de betrokkene en de burgemeester beoordeeld. De burgemeester had zich beroepen op een medische verklaring van een psychiater die stelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van deze verklaring de crisismaatregel mocht nemen. De betrokkene stelde verder dat zij geen afschrift van de maatregel had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel, aangezien de advocaat en de behandelende instelling wel op de hoogte waren gesteld.
Daarnaast werd aangevoerd dat de betrokkene niet op de juiste wijze was gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat het horen telefonisch was toegestaan en dat de burgemeester dit had mogen uitbesteden aan de Nationale Hoorservice. De rechtbank concludeerde dat de crisismaatregel rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank geen aanleiding zag om dit te beoordelen.