ECLI:NL:RBDHA:2020:11492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
NL20.18258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder weigert asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst met Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De zitting vond plaats op 30 oktober 2020, waar eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat Italië al eerder verantwoordelijk was gesteld voor het asielverzoek van eiser en dat hij op 12 juni 2019 aan Italië was overgedragen. De Italiaanse autoriteiten hadden zich bereid verklaard om het asielverzoek van eiser te behandelen, en de rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat Italië zijn verplichtingen niet zou nakomen.

De rechtbank concludeerde dat de informatie over tekortkomingen in het Italiaanse asielsysteem, zoals vermeld in een rapport, niet wezenlijk afweek van eerder bekende informatie en dat er geen reden was om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser's verklaring dat zijn asielverzoek niet in Italië was behandeld, werd niet als voldoende bewijs gezien, vooral omdat hij na de overdracht onmiddellijk Nederland had verlaten. De rechtbank oordeelde dat de tijdelijke onmogelijkheid om eiser over te dragen aan Italië vanwege de coronapandemie geen invloed had op de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 oktober 2020, en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18258
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. Yap, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Voorop staat dat al in de vorige procedure is vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor het asielverzoek van eiser. Eiser is op 12 juni 2019 overgedragen aan Italië en hij is nog dezelfde dag teruggekeerd naar Nederland. De Italiaanse autoriteiten hebben zich op het verzoek van Nederland in de huidige procedure opnieuw bereid verklaard hem terug te nemen.
2 Met het claimakkoord hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd om het asielverzoek van eiser te zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt onverkort. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser niet met stukken of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn verplichtingen in dit verband jegens eiser niet na zal komen.
3. Het AIDA rapport van 27 mei 2020 waarop in dat verband door gemachtigde van eiser is gewezen, vermeldt weliswaar tekortkomingen in het asielsysteem in Italië, maar deze informatie wijkt niet wezenlijk af van wat daarvóór al bekend was. Tot op heden heeft dit niet geresulteerd in twijfels omtrent het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. De verklaring van eiser dat zijn asielverzoek na de eerdere overdracht niet in Italië is behandeld leidt niet tot een andere conclusie. Dat eisers asielverzoek niet is behandeld na overdracht aan Italië is eerst en vooral ook het gevolg van het feit dat eiser meteen na overdracht uit Italië is vertrokken. De verklaring van eiser dat hij na aankomst in bewaring is gezet en dat hij geen hulp kreeg, maakt dan ook nog niet aannemelijk dat Italië eiser geen toegang heeft willen geven tot de asielprocedure. Voor zover eiser na overdracht aan Italië van mening is dat de Italiaanse autoriteiten hem niet correct behandelen, moet hij daarover bij de Italiaanse autoriteiten klagen. Het is niet aannemelijk geworden dat eiser die mogelijkheid niet heeft.
5. De omstandigheid dat eiser als gevolg van de Corona-pandemie niet kan worden overgedragen aan Italië is van tijdelijke feitelijke aard en doet niet af aan de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.
6. Verweerder heeft op grond van het voorgaande geen aanleiding hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek toch inhoudelijk te behandelen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2020 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.