ECLI:NL:RBDHA:2020:11467
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang bij beëindiging Wmo-voorziening en toekenning Wlz-indicatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiser, een alleenstaande man met beperkingen, had een maatwerkvoorziening Begeleiding Individueel Specialistisch toegekend gekregen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Deze voorziening was van kracht van 7 augustus 2018 tot en met 5 augustus 2019. Eiser maakte bezwaar tegen het besluit van 8 februari 2019, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard en hij voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser stelde dat de gemeente onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn persoonlijke situatie en dat het aantal uren voor begeleiding ten onrechte was vastgesteld op gemiddeld 8,5 uur per week, terwijl dit minimaal 11,5 uur per week had moeten zijn.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2020, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunten toegelicht, terwijl de gemeente zich niet liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inmiddels een Wlz-indicatie heeft gekregen, die levenslang geldt, en dat de Wmo-voorziening inmiddels is beëindigd. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Dit werd ontkennend beantwoord, omdat de Wmo-voorziening betrekking had op een afgesloten periode en zorg niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Eiser kon dus niet meer in aanmerking komen voor de zorg die hij aanvankelijk had aangevraagd.
De rechtbank concludeerde dat de gestelde schade niet aannemelijk was gemaakt en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd om deze redenen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.