ECLI:NL:RBDHA:2020:11464
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in bestuursrechtelijke zaak over Wmo-maatwerkvoorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiser, een alleenstaande man met beperkingen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente dat hem een maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Categorie 2 had toegekend voor een periode van één jaar. De gemeente had het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. De eiser was het niet eens met de verlaging van het aantal uren huishoudelijke hulp en stelde dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld door geen rekening te houden met de belangen van de andere bewoners van het pand.
Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, heeft de rechtbank vastgesteld dat de Wmo-voorziening inmiddels was beëindigd omdat de eiser een Wlz-indicatie had gekregen, die levenslang geldt. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat dit niet het geval was, omdat de Wmo-voorziening betrekking had op een afgesloten periode en zorg niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. De gestelde schade was niet aannemelijk gemaakt en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser om deze redenen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.