ECLI:NL:RBDHA:2020:11405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/09/601089 / FA RK 20-7328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend op 12 oktober 2020 en betrof een cliënt, geboren in 1941, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd), waarbij de noodzaak van opname werd beoordeeld aan de hand van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2020 werd de cliënt telefonisch gehoord, evenals haar advocaat en een specialist ouderengeneeskunde. De cliënt gaf aan niet in het verpleeghuis te willen blijven, maar de specialist benadrukte dat zij zonder hulp niet kan lopen en vaak valt. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van ernstig nadeel voor de cliënt, waaronder valproblematiek en de noodzaak voor toezicht en zorg. De echtgenoot van de cliënt was overbelast en kon niet langer de zorg bieden die nodig was.

De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren om het ernstig nadeel te voorkomen en verleende daarom de machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 12 april 2021. De beschikking werd gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is vastgesteld op 10 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/601089 / FA RK 20-7328
Datum beschikking: 3 november 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 12 oktober 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1941 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te ’s-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
25 augustus 2020
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 8 oktober 2020;
- een op 2 oktober 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 24 september 2020;
- een verklaring van de [specialist ouderengeneeskunde 1] van 2 oktober 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt,
- de advocaat,
- de [specialist ouderengeneeskunde 2] .

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft aangegeven dat zij het er niet mee eens is dat zij in het verpleeghuis is.
De advocaat heeft aangegeven dat wanneer uitdrukkelijk aan cliënt wordt gevraagd of zij in het verpleeghuis wil blijven zij aangeeft dat zij dit niet wil. De advocaat heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat cliënt niet zonder hulp kan lopen en zij vergeet vaak de rollator te gebruiken. Cliënt vindt het te druk in de huiskamer en daarom leest zij veel op haar kamer. Cliënt staat niet bij de deur en loopt niet met mensen mee naar buiten, maar zij geeft wel aan dat zij naar huis wil wanneer dit aan haar wordt gevraagd.

Beoordeling

Op 31 augustus 2020 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend tot en met 12 oktober 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten ziekte van Alzheimer.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de cliënt of een ander;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Er is bij cliënt sprake van valproblematiek. Zij loopt zeer wankel (ook met de rollator) en kan zich zonder hulp en toezicht niet verplaatsen. In de thuissituatie is zij al vaak gevallen met fysiek letsel tot gevolg. Daarnaast moet cliënt gestimuleerd worden om te eten en te drinken.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De echtgenoot is overbelast geraakt en niet langer in staat cliënt 24/7 in de gaten te houden. Daarnaast hebben diverse ergotherapeutische aanpassingen in huis niet geholpen het valrisico te verminderen.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Cliënt toont fysiek weliswaar geen tekenen van verzet, maar zij geeft – indien dit aan haar wordt gevraagd – verbaal wel aan dat zij naar huis wil . Daarom is een artikel 21 Wzd op dit moment nog niet aan de orde.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1941 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 12 april 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.