ECLI:NL:RBDHA:2020:11402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/09/601065 / FA RK 20-7312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 14 oktober 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1981 in de Sovjet-Unie, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat zijn gehoord. De advocaat heeft verzocht om de machtiging af te wijzen of de termijn van opname te beperken tot drie maanden. De behandelaar heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire stoornis en verslavingsproblemen, en dat hij recentelijk weer is opgenomen na een terugval in drugsgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met inbegrip van verschillende vormen van verplichte zorg, en deze machtiging geldt tot en met 3 mei 2021. De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/601065 / FA RK 20-7312
Datum beschikking: 3 november 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] , Sovjet-Unie,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 9 oktober 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 23 september 2020;
- een zorgplan van 10 september 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 13 oktober 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [behandelaar] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft aangegeven dat hij nu geen medicatie gebruikt en geen vrijheden heeft. Betrokkene zou wel medicatie innemen als dit geen bijwerkingen heeft. Volgens betrokkene is hij niet manisch en niet psychotisch en hij ervaart de dingen die bij [verblijfplaats] gebeuren niet als hulp.
De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene een voorwaardelijke machtiging had en dat betrokkene zelf in maart heeft aangegeven dat het niet goed ging. De machtiging is uiteindelijk geconverteerd en sindsdien is betrokkene opgenomen. Volgens de advocaat lijken er weinig vorderingen te zijn het afgelopen jaar, betrokkene is er aan toe om meer zelfstandigheid te krijgen. Betrokkene wil wel met ambulante hulpverlening verder gaan. De advocaat heeft primair verzocht de machtiging af te wijzen en subsidiair heeft de advocaat verzocht te termijn van de opname te beperken tot drie maanden.
De advocaat heeft tot slot verzocht om de medicatie specifiek in de beschikking op te nemen waarbij aansluiting wordt gezocht met het zorgplan.
De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene in maart is opgenomen vanwege decompensatie. In juli was betrokkene stabiel en is hij overgeplaatst naar een HAT-woning. Betrokkene viel echter snel terug in drugsgebruik waarbij hij decompenseerde en weer moest worden opgenomen op de gesloten afdeling. Betrokkene zit op dit moment ook in een manisch psychotische episode. De behandelaar heeft aangegeven dat betrokkene wel medicatie krijgt, maar dit de afgelopen week een aantal keer heeft geweigerd. Betrokkene heeft op dit moment geen vrijheden, omdat hij eerder bij vrijheden steeds drugs heeft gebruikt.
De behandelaar heeft verder aangegeven dat bij betrokkene een dag eerder een COVID-test is afgenomen, maar dat betrokkene moeilijk te instrueren was om op zijn kamer te blijven en hij daarom naar een time-out kamer moest. Op dit moment wordt er gewerkt aan het uitbreiden van dagbesteding en het toewerken naar een open afdeling. De behandelaar verwacht echter niet dat betrokkene binnen drie maanden zodanig stabiel is dat hij al naar een open afdeling kan.

Beoordeling

Op 19 december 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 15 november 2020.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten bipolaire stemmingsstoornissen en middelgerelateerde- en verslavingsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
De overige in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank acht het te verstrekkend om nader te specificeren welke medicatie aan betrokkene toegediend kan worden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank in het zorgplan voldoende toegelicht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het opnemen in een accommodatie in duur te beperken. In juli is geprobeerd om betrokkene de volgende stap te laten zetten door hem over te plaatsen naar een HAT-woning. Vanwege een terugval in drugsgebruik is deze plaatsing mislukt en is betrokkene teruggeplaatst op de gesloten afdeling. Er wordt gewerkt naar meer zelfstandigheid, maar dat gaat niet met grote stappen. Wanneer betrokkene naar een open afdeling kan worden geplaatst is nog niet duidelijk.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] , Sovjet-Unie,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 mei 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
3 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.