ECLI:NL:RBDHA:2020:11398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
8704912 EJ VERZ 20-85039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing tegenverzoek gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker tevens verweerder] en EA Bed Business B.V. [verzoeker tevens verweerder] verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem op 4 juni 2020 was gegeven door EA Bed. Hij betwistte de aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten en stelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat [verzoeker tevens verweerder] er op mocht vertrouwen dat het ontslag was ingetrokken na een gesprek met een mediator. De rechter oordeelde dat EA Bed [verzoeker tevens verweerder] moest vergoeden voor het loon over de periode van 4 juni 2020 tot en met 16 september 2020, alsook een billijke vergoeding van € 1.750,= en een transitievergoeding van € 481,97. Daarnaast werd EA Bed veroordeeld tot betaling van een bedrag voor niet opgenomen vakantiedagen. Het verzoek van EA Bed om [verzoeker tevens verweerder] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken werd afgewezen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan EA Bed, die in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
MN/zaaknr.: 8704912 EJ VERZ 20-85039
Beschikking van de kantonrechter d.d. 3 november 2020 in de zaak van:
[verzoeker tevens verweerder],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij, tevens verwerende partij,
hierna te noemen: [verzoeker tevens verweerder] ,
gemachtigde: mr. E. Kilic,
en
de besloten vennootschap
EA Bed Business B.V.,
gevestigd te Lekkerkerk (gemeente Krimpenerwaard),
verwerende partij, tevens verzoekende partij,
hierna te noemen: EA Bed,
gemachtigde: mr. U. Karatas.

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, waaruit tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van dit gerecht op 21 juli 2020;
- de verwijzingsbeschikking van de kantonrechter te Dordrecht;
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek;
- het verweerschrift op het zelfstandig tegenverzoek;
- de spreekaantekeningen van mr. Kilic;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 13 oktober 2020;
- de in het geding producties;

2.De overwegingen

2.1
[verzoeker tevens verweerder] verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat EA Bed binnen 5 dagen na de betekening van deze beschikking aan hem betaalt een bedrag ad € 7.500,=;
2. te bepalen dat EA Bed binnen 5 dagen na de betekening van deze beschikking aan hem betaalt een bedrag ad € 648,04;
3. te bepalen dat EA Bed binnen 5 dagen na de betekening van deze beschikking aan hem betaalt een bedrag ad € 5.384,94;
4. te bepalen dat EA Bed binnen 5 dagen na de betekening van deze beschikking een normale eindafrekening dient op te stellen waarbij de nog openstaande vakantiedagen worden uitbetaald;
5. te bepalen dat EA Bed binnen 30 dagen na de betekening van deze beschikking een deugdelijke salarisspecificatie aan hem dient te verstrekken ter zake de sub 1 tot en 4 genoemde betalingen, op straffe van een dwangsom ad € 100,= voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
met veroordeling van EA Bed in de kosten van de procedure.
2.2
[verzoeker tevens verweerder] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Hij is op 16 september 2019 voor de duur van één jaar en één dag in de functie van productiemedewerker in dienst getreden bij EA Bed. Zijn salaris bedroeg € 1.661,65 per maand bruto. Op deze overeenkomst is volgens artikel 7 van de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst de CAO Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven van toepassing. Bij brief d.d. 21 april 2020 heeft EA Bed aan [verzoeker tevens verweerder] geschreven dat hij zich die dag tijdens werktijd schuldig zou hebben gemaakt aan onbehoorlijk gedrag op de werkvloer en dat hij op 20 april 2020 op de werkvloer een collega zou hebben beledigd. Op 22 april 2020, voor de ontvangst van de zojuist genoemde brief, heeft [verzoeker tevens verweerder] zich ziek gemeld. [verzoeker tevens verweerder] betwist dat hij zich aan de in de brief d.d. 21 april 2020 bedoelde gedragingen schuldig heeft gemaakt. Hij heeft op 21 april 2020 voor die middag vijf uur vrij gevraagd en hij heeft toen vrij gekregen. Terug op het werk kreeg hij van de heer [bestuurder] van EA Bed te horen dat hij zijn uren in de avond zou moeten inhalen. [verzoeker tevens verweerder] was daarmee niet akkoord en heeft gezegd dat EA Bed zijn vrije uren kon afboeken op zijn verlofsaldo, omdat hij in de avonduren de zorg had voor zijn zoon. Het gesprek hierover vond plaats op de werkvloer. Daarbij was geen klant aanwezig. Bij brief d.d. 30 april 2020 heeft EA Bed aan [verzoeker tevens verweerder] geschreven dat zij zijn ziekmelding d.d. 22 april 2020 had ontvangen, dat zij hem op 28 april 2020 had gebeld, maar dat hij onbereikbaar was, met het verzoek om binnen 24 uur na de ontvangst van deze brief contact op te nemen met AE Bed, bij gebreke waarvan zij de opschorting van haar loonbetalingsverplichting aankondigde. Aan het einde van de maand april 2020 heeft [verzoeker tevens verweerder] zijn loon niet ontvangen. Bij brief d.d. 1 mei 2020 heeft de gemachtigde van [verzoeker tevens verweerder] EA Bed aangemaand om hem het loon te betalen en is zij er op gewezen dat zij naar aanleiding van de ziekmelding van [verzoeker tevens verweerder] een Arbo-arts moest inschakelen. Naar aanleiding van deze brief heeft EA Bed het loon alsnog voldaan. Bij brief d.d. 4 mei 2020 heeft de gemachtigde van [verzoeker tevens verweerder] aan EA Bed geschreven dat hij als gevolg van de onterechte verwijten die EA Bed hem maakte, psychische druk ervaart. Op 7 mei 2020 heeft [verzoeker tevens verweerder] een telefonisch consult gehad bij de bedrijfsarts. [verzoeker tevens verweerder] was naar het oordeel van de bedrijfsarts arbeidsongeschikt. Op initiatief van EA Bed hebben partijen op 4 juni 2020 een afspraak gemaakt bij een mediator. De mediation is vervolgens op initiatief van de mediator voortijdig afgebroken. Het is niet juist dat [verzoeker tevens verweerder] zich tijdens het gesprek met de mediator heeft misdragen. EA Bed heeft zich tijdens het gesprek met de mediator desondanks op enig moment op het standpunt gesteld dat [verzoeker tevens verweerder] haar (de heer [bestuurder] ) had beledigd, om welke reden zij hem tijdens dat gesprek op staande voet heeft ontslagen. Vervolgens heeft EA Bed echter gezegd dat zij de relatie met [verzoeker tevens verweerder] wil voortzetten indien hij in staat is om te werken. De mediator heeft daarop voorgesteld dat [verzoeker tevens verweerder] opnieuw door de bedrijfsarts wordt gezien. EA Bed heeft daarmee ingestemd. Bij deze stand van zaken is het gesprek met de mediator beëindigd. [verzoeker tevens verweerder] ging er op dat moment vanuit en mocht er van uit gaan dat partijen hun arbeidsrelatie zouden continueren. Vervolgens heeft EA Bed hem echter op 1 juli 2020 geschreven dat hij per 4 juni 2020 op staande voet was ontslagen. [verzoeker tevens verweerder] betwist de aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten. Deze feiten zijn in de ontslagbrief niet voldoende concreet omschreven en leveren geen dringende reden op. EA Bed heeft geen hoor en wederhoor toegepast. Het ontslag is niet onverwijld gegeven. [verzoeker tevens verweerder] heeft inmiddels geen vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking tussen partijen. Hij wil geen herstel van het dienstverband, maar maakt aanspraak op de billijke vergoeding. Deze vergoeding is in de gegeven omstandigheden te bepalen op een bedrag ad € 7.500,=. Aangezien EA Bed de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kan opzeggen, kan [verzoeker tevens verweerder] op grond van artikel 7:677 lid 4 BW aanspraak maken op het loon vanaf 4 juni 2020 tot en met 16 september 2020. Het gaat hierbij om een netto bedrag ad € 5.384,94 inclusief de vakantietoeslag van 8%. [verzoeker tevens verweerder] maakt verder aanspraak op de transitievergoeding ten bedrage van € 648,04. EA Bed dient verder veroordeeld te worden tot het opmaken van een normale eindafrekening. Zij heeft 24 niet opgenomen vakantiedagen met [verzoeker tevens verweerder] af te rekenen.
2.3
EA Bed heeft verzocht om [verzoeker tevens verweerder] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans om deze af te wijzen, met veroordeling van hem, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Daartoe voert zij het volgende aan. Zij erkent de door [verzoeker tevens verweerder] gestelde arbeidsovereenkomst. [verzoeker tevens verweerder] is een werknemer die geen tegenspraak duldt. Hij maakte gedurende werktijd veelvuldig gebruik van zijn telefoon. [bestuurder] van EA Bed heeft hem hierop aangesproken. [verzoeker tevens verweerder] schoot daarop dadelijk fel in de verdediging. Gedurende de corona pandemie heeft hij een vrouwelijke collega, die bekend is met chronische hoestklachten, gezegd dat hij haar niet in zijn buurt wilde hebben omdat zij corona had. De heer [bestuurder] heeft haar vervolgens huilend aangetroffen. Toen hij [verzoeker tevens verweerder] hierop aansprak, schoot hij opnieuw dadelijk fel in de verdediging. Op 21 april 2020 zei [verzoeker tevens verweerder] tegen het einde van de ochtend tegen de heer [bestuurder] dat hij die dag vanaf 12.00 uur vrij wilde hebben om een auto te kopen. De heer [bestuurder] heeft hem geantwoord dat dit, vanwege de drukte op het werk, niet kon. [verzoeker tevens verweerder] had daar geen enkel begrip voor. Om hem tegemoet te komen heeft de heer [bestuurder] voorgesteld dat hij de middag vrij kon nemen als hij zijn uren in de avond in zou halen. [verzoeker tevens verweerder] was daartoe niet bereid omdat hij in de avond wilde sporten. Hij heeft die middag doorgewerkt en heeft zijn irritatie duidelijk laten merken. Tegen 17.00 uur is hij naar de heer [bestuurder] gelopen, die op dat moment in gesprek was met een klant, om op hoge toon en met veel handgebaren zijn ongenoegen te laten blijken. Hij heeft de heer [bestuurder] aldus tegenover de klant in zijn hemd gezet. Vanwege dit gedrag heeft EA Bed aan [verzoeker tevens verweerder] een officiële waarschuwing gegeven. Een uur nadat [bestuurder] was vertrokken heeft [verzoeker tevens verweerder] aan EA Bed laten weten dat hij de volgende dag niet zou komen werken omdat hij te 12.00 uur een afspraak zou hebben met een psycholoog. De ochtend daarna heeft hij zich ziek gemeld. Dit had duidelijk te maken met het conflict dat op 21 april 2020 was ontstaan. De heer [bestuurder] heeft vervolgens bij herhaling contact proberen te krijgen met [verzoeker tevens verweerder] , maar hij was onbereikbaar. Bij e-mailberichten d.d. 28 en 30 april 2020 heeft zij hem laten weten dat hij in het kader van zijn re-integratie bereikbaar moest zijn voor EA Bed en voor de Arbodienst. Bij brief d.d. 1 mei 2020 liet zijn gemachtigde aan EA Bed weten dat hij niet staat was geweest om EA Bed terug te bellen, dat zijn salaris niet was betaald en dat EA Bed een Arboarts moest inschakelen. [verzoeker tevens verweerder] heeft op 7 mei 2020 een telefonisch consult gehad bij de bedrijfsarts. Uit zijn rapportage blijkt dat er sprake was van een arbeidsconflict. Het advies was om een mediator in te schakelen. EA Bed heeft dat advies opgevolgd. Het eerste gesprek met de mediator vond plaats op 4 juni 2020. Tijdens dit gesprek sprak [verzoeker tevens verweerder] dadelijk op hoge toon. Hij zei dat hij niet meer voor EA Bed wilde werken. Hij was fel en geïrriteerd en heeft EA Bed bij herhaling onderbroken met scheldkanonnades en dreigementen. De heer [bestuurder] moest volgens hem
eerst maar eens een man wordenen zou
laf als een vrouwzijn. EA Bed heeft de mediator gevraagd om in te grijpen, maar zij was daartoe niet bereid. EA Bed heeft daardoor de indruk gekregen dat zij partijdig was. Tijdens het gesprek bij de mediator heeft [verzoeker tevens verweerder] gezegd dat hij zijn medicatie niet innam indien hij auto wilde rijden. Daarmee gaf hij tot verbazing van EA Bed te kennen dat hij, door geen medicijnen in te nemen, zijn herstel frustreerde. Omdat duidelijk was dat [verzoeker tevens verweerder] zich niet kon inhouden, heeft de mediator het gesprek beëindigd. Het salaris over de periode vanaf 1 tot 4 juni 2020 heeft EA Bed op 30 juni 2020 aan [verzoeker tevens verweerder] betaald. Omdat hij stelde dat zij hem het salaris over de hele maand juni 2020 diende te betalen, heeft EA Bed hem vervolgens schriftelijk bevestigd dat EA Bed hem op 4 juni 2020, tijdens het gesprek bij de mediator, op staande voet heeft ontslagen. Aangezien het ontslag rechtsgeldig is gegeven, dienen de verzoeken van [verzoeker tevens verweerder] te worden afgewezen. Daarbij is van belang dat [verzoeker tevens verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding wel toewijsbaar zouden zijn, is er aanleiding om te matigen. Tot slot heeft EA Bed nog aangevoerd dat [verzoeker tevens verweerder] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak heeft op 70% van zijn loon.
2.4
EA Bed verzoekt de veroordeling van [verzoeker tevens verweerder] , bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen het bruto equivalent van € 5.384,94 netto, met veroordeling van hem in de kosten van de procedure.
2.5
EA Bed legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verzoeker tevens verweerder] haar door opzet en/of schuld een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst tussen partijen onverwijld op te zeggen, zodat hij op grond van artikel 7:677 lid 3 sub b BW is gehouden haar het loon over de opzegtermijn te betalen. Het gaat hierbij om het bruto equivalent van een bedrag ad € 5.384,94 netto.
2.6
[verzoeker tevens verweerder] heeft verzocht om EA Bed niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans om deze af te wijzen, met veroordeling van EA Bed, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Daartoe voert hij aan hetgeen hij aan zijn verzoeken ten grondslag heeft gelegd.
2.7
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.8
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte stukken staat het volgende vast. [verzoeker tevens verweerder] is op 16 september 2019 voor de duur van één jaar, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid, in de functie van productiemedewerker in dienst getreden bij EA Bed. Zijn salaris bedroeg € 1.661,65 per maand bruto. Op deze overeenkomst (artikel 7 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen) is de CAO Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven van toepassing. Krachtens artikel 84 van deze CAO heeft de werknemer in geval van ziekte vanaf de dag van de ziekmelding gedurende het eerste jaar van zijn arbeidsongeschiktheid recht op 100% van zijn inkomen. Op 21 april 2020 is tussen partijen discussie ontstaan omdat dat [verzoeker tevens verweerder] ’s middags vrij wilde hebben. Daarvoor is tussen partijen discussie ontstaan omdat [verzoeker tevens verweerder] een collega had aangesproken op het feit dat zij hoestte. [verzoeker tevens verweerder] heeft zich op 22 april 2020 bij EA Bed ziek gemeld. Hij heeft op 7 mei 2020 een telefonisch consult gehad bij de bedrijfsarts. In zijn verslag van dat consult heeft de bedrijfsarts onder meer het volgende geschreven:
Betrokkene is uitgevallen met medische klachten heeft hiervoor een behandelaar geraadpleegd. (…) Betrokkene is beperkt in concentreren, aandacht verdelen, emotie en conflicthandtering, werkdruk en heeft energetische beperkingen. Daarnaast mag betrokkene momenteel geen autorijden vanwege medicatie. (…) Betrokkene is momenteel niet belastbaar voor eigen of passend werk. Gezien de situatie in de arbeidsrelatie, is het advies dat werkgever en werknemer met elkaar in gesprek gaan met een mediator, om zo te komen tot een passende oplossing. Zodra dit is afgerond, is de verwachting dat betrokkene kan starten met zijn re-integratie. (…)EA Bed heeft op advies van de bedrijfsarts een mediator ingeschakeld. Partijen hebben op 4 juni 2020 met haar gesproken. Tijdens dit gesprek heeft de heer [bestuurder] van EA Bed [verzoeker tevens verweerder] op staande voet ontslagen, omdat hij hem in zijn eer had aangetast. EA Bed heeft niet (voldoende) betwist dat partijen nadien, in aanwezigheid van de mediator, hebben gesproken over de voortzetting van hun dienstverband en dat op voorstel van de mediator is afgesproken dat [verzoeker tevens verweerder] , met het oog op zijn inzet bij EA Bed, opnieuw zou worden gezien door de bedrijfsarts. Ruim nadien, bij brief d.d. 1 juni 2020, heeft EA Bed [verzoeker tevens verweerder] per 4 juni 2020 op staande voet ontslagen. In die brief is onder meer het volgende geschreven:
Zoals bij u bekend, staat zijn wij d.d. 4 juni jl. een gesprek met u aangegaan. Tijdens het gesprek heeft u wederom verwijtbaar gedrag vertoond. U heeft tijdens het gesprek zowel mij als mijn vertegenwoordiger [vertegenwoordiger] meerdere keren bedreigd en beledigd. U heeft tijdens het gesprek medegedeeld dat u de sommige dagen uw medicijnen niet gebruikt. Wij hebben tevens geconstateerd dat u voor uw dienstbetrekking al gezondheidsproblemen heeft welke u met opzet verzweeg tijdens het sollicitatiegesprek.
2.9
Aangezien vast staat dat partijen, tijdens het gesprek bij de mediator op 4 juni 2020, nadat de heer [bestuurder] [verzoeker tevens verweerder] op staande voet had ontslagen, hebben gesproken over de voortzetting van hun dienstverband en, met oog op de inzet van [verzoeker tevens verweerder] bij EA Bed, hebben afgesproken dat [verzoeker tevens verweerder] opnieuw zou worden gezien door de bedrijfsarts, heeft [verzoeker tevens verweerder] er op mogen vertrouwen dat EA Bed het hem op 4 juni 2020 gegeven ontslag heeft ingetrokken. Het ontslag dat EA Bed hem per 4 juni 2020 heeft gegeven bij haar brief d.d. 1 juli 2020 kan om die reden niet worden beschouwd als de bevestiging van het ontslag dat zij hem op 4 juni 2020 heeft gegeven. Het ontslag op staande voet dat EA Bed bij haar brief d.d. 1 juli 2020 aan [verzoeker tevens verweerder] heeft gegeven, is niet onverwijld verleend. Reeds om die reden is te oordelen dat dit ontslag niet rechtsgeldig is gegeven. De opzegging d.d. 1 juli 2020 is in strijd met het bepaalde in artikel 7:671 BW.
2.1
De kantonrechter kan op grond van artikel 7:681 BW op verzoek van de werknemer de opzegging van arbeidsovereenkomst, in strijd met (onder meer) artikel 7:671 BW, vernietigen, of op zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen (artikel 7:681 BW). De partij die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd, in strijd met artikel 7:677 lid 1 BW opzegt, is volgens artikel 7:677 lid 4 BW aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
2.11
Op grond van het vorenstaande heeft [verzoeker tevens verweerder] jegens EA Bed aanspraak op zijn loon over de periode vanaf 4 juni 2020 tot en met 16 september 2020. [verzoeker tevens verweerder] heeft onbetwist gesteld dat het hierbij gaat om een bedrag ad € 5.384,74 bedraagt netto, inclusief de vakantietoeslag van 8%. EA Bed zal worden veroordeeld om het bruto equivalent van dit bedrag ten titel van loon aan [verzoeker tevens verweerder] te betalen. Feiten en omstandigheden die tot de conclusie moeten leiden dat dit bedrag is te matigen, zijn niet (voldoende) gebleken.
2.12
Bij de bepaling van de billijke vergoeding is er rekening mee te houden dat [verzoeker tevens verweerder] zijn loon tot het einde van het dienstverband krijgt uitbetaald. Bij de vaststelling van die vergoeding is verder rekening te houden met de andere relevante omstandigheden van het geval, zoals onder meer de gevolgen die het ontslag voor [verzoeker tevens verweerder] heeft gehad, zijn aanspraak op de transitievergoeding en de mate waarin EA Bed van de voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst een verwijt kan worden gemaakt. Rekening houdende met deze omstandigheden is de billijke vergoeding te bepalen op een bedrag ad € 1.750,= bruto. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
2.13
[verzoeker tevens verweerder] heeft aanspraak op de betaling van de transitievergoeding. Deze vergoeding is voor elk kalenderjaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd gelijk aan een derde van het loon per maand en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de overeenkomst korter dan een kalenderjaar heeft geduurd (artikel 7:673 lid 2 BW). Met inachtneming hiervan bedraagt de transitievergoeding, opgebouwd in de periode vanaf 16 september 2019 tot en met 4 juni 2020, in het geval van [verzoeker tevens verweerder] € 481,97 bruto. Ook dit bedrag zal worden toegewezen.
2.14
[verzoeker tevens verweerder] heeft onbetwist aangevoerd dat hij per het einde van het dienstverband 24 niet opgenomen vakantiedagen had opgebouwd. Aldus heeft hij uit dien hoofde van EA Bed te vorderen een bedrag ad (€ 1.661,65 : 30 dagen) x 24 dagen = € 1.329,32. Ook dit bedrag zal worden toegewezen. Voorts zal EA Bed worden veroordeeld om binnen 30 dagen na de dag waarop deze beschikking wordt gegeven aan [verzoeker tevens verweerder] een deugdelijk salarisspecificatie te verstrekken met betrekking tot de door haar aan hem te betalen bedragen, op straffe van een dwangsom ad € 25,= per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 250,=.
2.15
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek van EA Bed niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.16
EA Bed is de partij die in het ongelijk wordt gesteld. Zij wordt om die reden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
Op het verzoek van [verzoeker tevens verweerder] :
a. veroordeelt EA Bed om aan [verzoeker tevens verweerder] te betalen:
1. het bruto equivalent van een bedrag ad € € 5.384,74 netto;
2. een bedrag ad € 1.750,= bruto;
3. een bedrag ad € 481,97 bruto;
4. een bedrag ad € 1.329,32;
b. veroordeelt EA Bed om binnen 30 dagen na de dag waarop deze beschikking wordt gegeven aan [verzoeker tevens verweerder] een deugdelijk salarisspecificatie te verstrekken met betrekking tot de sub 1 tot en met 4 genoemde bedragen, op straffe van een dwangsom ad € 25,= per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 250,=;
veroordeelt EA Bed in de kosten van deze procedure, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 979,00, waarin begrepen een bedrag ad € 480,= voor salaris gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
Op het verzoek van EA Bed:
wijst de verzoeken af;
veroordeelt EA Bed in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 480,= voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2020.