ECLI:NL:RBDHA:2020:11373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
NL20.17174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische moeder met kinderen niet-ontvankelijk verklaard op basis van Eurodac-registratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Syrische moeder met drie kinderen, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit besluit is genomen op basis van de Eurodac-registratie, waaruit blijkt dat eiseres al internationale bescherming heeft gekregen in Duitsland. Eiseres betwist de juistheid van deze registratie en stelt dat zij en haar dochter lijden aan psychische klachten, wat haar situatie zou verergeren.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2020 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het Eurodac-systeem heeft gebaseerd, aangezien de registratie actueel en duidelijk was. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij in Duitsland niet de bescherming kan krijgen die haar is toegezegd. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over psychische klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was dat zij niet de benodigde zorg in Duitsland zou kunnen krijgen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17174

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiseres, V-nummer: [V-nummer], mede namens haar minderjarige kinderen
[Naam 2],
[Naam 3]en
[Naam 4]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL20.17175, plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Eiseres en haar kinderen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Shikh Salo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1989 en de Syrische nationaliteit te bezitten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het Eurodac-systeem is gebleken dat aan eiseres al internationale bescherming is verleend door de autoriteiten van Duitsland.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert aan dat verweerder zich er onvoldoende van heeft vergewist dat zij daadwerkelijk nog internationale bescherming heeft in Duitsland door enkel te verwijzen naar de registratie in het Eurodac-systeem.
5. Deze stelling volgt de rechtbank niet. Op grond van vaste jurisprudentie mag verweerder uitgaan van een registratie van een andere lidstaat in het Eurodac-systeem mits deze voldoende actueel en voldoende duidelijk is. Aan beide voorwaarden is in dit geval voldaan. Verweerder heeft het Eurodac-systeem op 1 augustus 2020 geraadpleegd en het bestreden besluit dateert van 18 september 2020. Uit het resultaat van de raadpleging blijkt onomwonden dat aan eiseres internationale bescherming is verleend. Ook overigens getuigt het overleggen door eiseres van een Duits verblijfsdocument daarvan.
6. Verder voert eiseres aan dat zij in Duitsland opnieuw het risico loopt om te worden blootgesteld aan bedreigingen, terwijl de autoriteiten van Duitsland haar onvoldoende bescherming zullen bieden. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres vertaalde chatberichten overgelegd die er volgens haar van getuigen dat zij is bedreigd.
7. Met het verlenen van internationale bescherming aan eiseres hebben de Duitse autoriteiten het op zich genomen om eiseres te behoeden voor eventuele bedreigingen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel dient ervan uit te worden gegaan dat zij dit ook daadwerkelijk zullen doen. Eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Haar stelling dat een eerdere aangifte in Duitsland niet in behandeling is genomen is niet gestaafd en bovendien is niet gebleken dat het niet mogelijk zou zijn om daarover bij hogere autoriteiten te klagen.
8. Ten slotte voert eiseres aan dat zijzelf en haar dochter [Naam 2] lijden aan psychische klachten. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres foto’s van afspraakbevestigingen bij het Gezondheidscentrum asielzoekers overgelegd, onderdeel POH-GGZ (praktijkondersteuner huisarts-geestelijke gezondheidszorg).
9. Dat eiseres en haar dochter deze afspraken hebben gemaakt, onderbouwt nog niet dat zij daadwerkelijk psychische klachten hebben. Bovendien is echter niet aannemelijk gemaakt dat het in Duitsland niet mogelijk zou zijn om toegang te verkrijgen tot de noodzakelijke psychische zorg.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.