ECLI:NL:RBDHA:2020:11362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis wegens niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Afghaanse nationaliteit hebbende persoon, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel 'nareis', welke aanvraag op 24 juni 2019 door verweerder werd afgewezen. Verweerder handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 5 februari 2020, waarop eiser beroep instelde. De rechtbank heeft partijen gevraagd in te stemmen met een uitspraak zonder zitting, wat door beide partijen werd goedgekeurd.
De rechtbank overwoog dat eiser, geboren in 1910, momenteel niet beschikbaar is voor onderzoek en dat er geen bewijs is dat hij naar Nederland wil reizen. De aanvraag was ingediend om de termijn van drie maanden veilig te stellen, maar deze termijn was al veiliggesteld door een eerdere beschikking. Eiser stelde dat hij niet kon voldoen aan de vereisten voor de aanvraag omdat hij vermist is, wat door zijn zoon, de referent, werd bevestigd. De rechtbank concludeerde echter dat eiser geen rechtens te beschermen belang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij momenteel geen nareis beoogt en niet beschikbaar is voor onderzoek.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat er geen documenten waren overgelegd die de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent onderbouwen, en omdat de identiteit van eiser niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.