7.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door in zijn woning met een omgebouwd gaspistool diverse malen in de lucht te schieten. Door zo te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij met name de omwonenden van zijn woning veroorzaakt. Voorts heeft de verdachte een omgebouwd gaspistool voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 29 september 2020 blijkt dat hij in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven. Ook heeft de verdachte in 2017 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd gekregen. Het baart de rechtbank ernstige zorgen dat dit de verdachte er niet van heeft weerhouden om de bewezenverklaarde feiten te plegen.
Over de verdachte is door [naam 2] , arts in opleiding, onder supervisie van D. van Dam, psychiater, op 29 juli 2020 gerapporteerd. Ook heeft mr.drs. R.A. Sterk, psycholoog, over de verdachte gerapporteerd op 10 augustus 2020. Uit deze rapporten komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis in alcohol-, cocaïne en cannabisgebruik, van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van zwakbegaafdheid. Voornoemde stoornissen waren alle aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De rapporteurs concluderen dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend. De rapporteurs hebben het recidiverisico als hoog ingeschat en adviseren, naast behandeling in een klinisch kader, stevige begeleiding en ondersteuning in het kader van een tbs met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. Op grond van deze conclusies is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige stoornis of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, bestond. De rechtbank stelt voorts vast dat het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als het misdrijf zoals omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een in artikel 37a, eerste lid onder 2 van het Wetboek van Strafrecht genoemd artikel. Gelet op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen naar het oordeel van de rechtbank dat de maatregel van tbs wordt opgelegd. De verdachte heeft immers het dreigen met geweld ten opzichte van personen niet geschuwd. Ook schatten de rapporteurs het recidiverisico op geweldsdelicten als hoog in.
Door de reclassering is op 20 oktober 2020 een advies voor voorbereiding tbs met voorwaarden opgesteld. De conclusie van het rapport is een positief advies voor het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden, welke voorwaarden nader in het rapport staan omschreven. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij liever geen tbs krijgt opgelegd, wil hij wel graag de behandeling volgen die nodig is. In het reclasseringsrapport staat vermeld dat de verdachte gemotiveerd is voor een behandeling en dat hij ‘deze zal aangaan’ binnen het kader dat de rechtbank aan hem oplegt, ook wanneer dit kader een tbs met voorwaarden is. De rechtbank leidt daaruit af dat de verdachte bereid is om mee te werken met de op te leggen voorwaarden.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen vormt een passende en geboden reactie. Deze straf is daarnaast uit praktisch oogpunt wenselijk, aangezien de verdachte aansluitend op zijn invrijheidstelling klinisch kan worden opgenomen bij FPK De Woenselse Poort.
De rechtbank ziet in het voorgaande voorts aanleiding om, naast de reeds genoemde gevangenisstraf, de maatregel van tbs met voorwaarden te gelasten. Bij het formuleren van de voorwaarden zal de rechtbank aansluiten bij het door de reclassering opgestelde rapport.
Gelet op de ernst van het feit en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit de rapportages, zal de rechtbank op de voet van artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Duur maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde bedreiging niet kan worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft immers in de lucht geschoten met een gaspistool. Hoewel dit zonder meer als agressief gedrag kan worden aangemerkt, is niet aannemelijk geworden dat er daadwerkelijk gevaar voor personen is ontstaan. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
De voorlopige hechtenis
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorlopige hechtenis nu al op te heffen. Het verzoek van de raadsman wordt dan ook afgewezen.