al hetgeen krachtens zaaksvervanging voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden.
Zaaksvervanging
Uit de lijst van aanbrengsten volgt dat de man ten huwelijk heeft aangebracht dertien auto’s, vijftien motorfietsen en twee gitaren. Te dien aanzien heeft de man gesteld dat een aantal van de op de staat van aanbrengsten vermelden voertuigen zijn verkocht. De man heeft uiteengezet wanneer en voor hoeveel geld deze voertuigen zijn verkocht. Voorts heeft de man gesteld een drietal voertuigen tijdens het huwelijk te hebben aangekocht en dat deze aangekochte voertuigen buiten het te verrekenen vermogen dienen te blijven. De rechtbank begrijpt de stelling van de man aldus dat er te dien aanzien sprake is van zaaksvervanging. Nu de aangekochte voertuigen van (aanzienlijk) minder waarde zijn dan de verkochte voertuigen en in ongeveer dezelfde periode van aankoop eveneens een voertuig is verkocht voor een hoger bedrag, is de rechtbank van oordeel dat de aangekochte voertuigen direct dan wel indirect zijn gefinancierd met de verkoop van de voertuigen die op de staat van aanbrengsten zijn vermeld en dienen deze aangekochte voertuigen op de grond van zaaksvervanging buiten het te verrekenen vermogen te blijven.
Voorhuwelijks vermogen
De (door zowel de man als de vrouw) ingenomen stelling dat voorhuwelijks (privé)vermogen buiten de verrekening dient te worden gehouden, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Uitgegaan dient te worden van de tekst van het finale verrekenbeding waaruit volgt dat de echtgenoten bij het einde van het huwelijk afrekenen alsof zij in wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Volgens artikel 1;94 lid 1 BW omvat de wettelijke gemeenschap in beginsel alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten. In de huwelijkse voorwaarden wordt geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van het bij huwelijk aangebrachte vermogen. Het voorhuwelijks (privé)vermogen is niet opgenomen in de in artikel 14, lid 1 onder b van de huwelijkse voorwaarden genoemde uitzonderingen. Ook dit (deel van het) vermogen dient dan ook in zijn geheel conform het tussen partijen overeengekomen finale verrekenbeding bij de verrekening te worden betrokken, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of dit vermogen voorhuwelijks is opgebouwd.
Ten aanzien van de vrouw ziet dit op de door haar ter zitting ingenomen stelling met betrekking tot de haar in eigendom toebehorende percelen grond in Brazilië.
Ten aanzien van de man betreft dit een tweetal uitkeringen in 2015 van zijn voormalig werkgever [bedrijf] (die volgens de man zien op de bonussen uit 2011 en 2012) en de transitievergoeding die de man in 2016 heeft ontvangen. Of dit voorhuwelijks/privévermogen betreft is voor de vraag of het bij de finale verrekening dient te worden betrokken niet relevant. Dit geldt ook voor de stelling van de man dat hij met voorhuwelijks/privévermogen in 2016 aandelen [aandelen] voor een bedrag van € 59.992,-- heeft aangekocht. Ook dit vermogen dient dan ook in de afrekening te worden betrokken.
Inboedel
Ten aanzien van de inboedel zijn partijen bij artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden overeengekomen dat de toentertijd aanwezige inboedel eigendom van de man is en dat de nadien aangeschafte inboedel “
de echtgenoten ieder voor onverdeelde helft toebehoort”, zodat ten aanzien van de aangeschafte inboedelgoederen vanaf datum huwelijk er sprake is van een gemeenschap van inboedel.
De voorhuwelijkse inboedelgoederen behoren dan ook in eigendom toe aan de man en dienen de finale verrekening te worden betrokken. Echter, gesteld noch is gebleken dat deze voorhuwelijkse inboedel een waarde vertegenwoordigt die de kosten van taxatie overtreffen. Bij deze stand van zaken begroot de rechtbank de waarde van deze (voorhuwelijkse) inboedel op nihil. De overige (na huwelijksdatum aangeschafte) inboedelgoederen dienen tussen partijen te worden verdeeld.
Bank-, spaar- en beleggingsrekeningen
Tussen partijen is niet in geschil dat de bank- en spaarrekeningen bij de verrekening dienen te worden betrokken. Ook de vrouw dient hiervoor inzage te verstrekken in de saldi van de beleggingsrekening en de bankrekening van de vrouw. Partijen zullen elkaar inzage moeten geven van deze saldi per peildatum 1 oktober 2018.
Onroerend goed in Brazilië
De vrouw heeft de stelling van de man dat zij een of meer appartementen in Brazilië bezit gemotiveerd betwist. Uit de door de man in het geding gebrachte Braziliaanse stukken volgt reeds dat het voor de vrouw niet mogelijk is om het appartement van haar oma over te nemen. De rechtbank zal daarom voorbij gaan aan deze niet nader onderbouwde stelling van de man.
De vrouw heeft de stelling van de man dat zij twee percelen grond in Brazilië bezit niet betwist. Nu deze stukken grond niet op basis van de huwelijkse voorwaarden zijn uitgesloten van verrekening dienen ook deze stukken grond in de verrekening te worden betrokken. De waarde van deze stukken grond is onbekend. De vrouw zal deze stukken grond daarom moeten laten taxeren per peildatum 1 oktober 2018.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank ten aanzien van de wijze van afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden beslissen dat de navolgende vermogensbestanddelen bij de verrekening dienen te worden betrokken:
Van de zijde van de man:
- bank-, spaar- en beleggingsrekeningen;
- (certificaten van) aandelen [aandelen] .
Van de zijde van de vrouw:
- bank-, spaar- en beleggingsrekeningen;
- tweetal percelen grond in Brazilië.
Afgifte stukken
De vrouw heeft verzocht om inzage en afgifte van informatie betreffende de financiën van de man gedurende het huwelijk. Met dit verzoek wil de vrouw inzage verkrijgen in de (her)investering van het overgespaard inkomen.
De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw tot inzage in de door haar gevraagde bescheiden als een verzoek als bedoeld in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van die bepaling kan een partij bij een rechtsbetrekking die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Los van de vraag of de vrouw ter onderbouwing van haar verzoek tot afgifte van bescheiden voldoende heeft gesteld, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen, nu de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken. Immers, partijen zijn bij de huwelijkse voorwaarden geen periodiek verrekenbeding overeengekomen, zodat de gevraagde gegevens voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden niet relevant zijn.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
De woning te [plaats 1] aan de [adres 1] is eigendom van de man. Nu de vrouw niet heeft verzocht om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, kan het verzoek van de man tot bepaling dat het gebruiksrecht van deze woning aan hem toekomt, met bepaling dat de vrouw de echtelijke woning per datum inschrijving echtscheidingsbeschikking met het hare en de haren dient te verlaten, bij gebreke waarvan de rechtbank haar beveelt die woning te verlaten, worden toegewezen als na te melden.
De rechtbank merkt hierbij op dat de man ter zitting de bereidheid heeft uitgesproken om over de termijn waarop de vrouw de woning dient te verlaten nader in onderhandeling met de vrouw te treden. Hierbij merkt de rechtbank op dat de verzoeken over en weer geen aanleiding boden om de vaststelling van de partneralimentatie aan de zijde van de man tijdelijk rekening te houden met dubbele woonlasten van de man.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek aan te houden, zoals de vrouw heeft verzocht, nu het overnemen van de woning door de vrouw thans niet aan de orde is.