1.4Eiser I heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, eiseressen II niet.
2. Bij bestreden besluit I heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland van 7 augustus 2018, het primaire besluit en het besluit van 25 mei 2018 gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder bepaald dat de begunstigingstermijn zes weken na de datum van dat besluit verloopt en dat eiser I een dwangsom van € 2.000,- verbeurt voor iedere maand of gedeelte daarvan dat hij aan de [laan] [huisnummer 1] woont, met een maximum van € 20.000,-. Verweerder heeft zich in dit besluit op het standpunt gesteld dat eiser I in strijd met het geldende bestemmingsplan op het perceel woont, omdat de woning als burgerwoning wordt gebruikt in plaats van als bedrijfswoning bij [B.V.] . Daarnaast is overwogen dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat niet aannemelijk is dat eiser I op enig moment de plantenkwekerij zal overnemen en omdat vanuit de gemeente geen medewerking zal worden verleend aan het omzetten van de bestemming van bedrijfswoning naar burgerwoning.
3. Eiser I betoogt dat [holding] geen belanghebbende is. De rechtbank overweegt dat het - door eiser ter onderbouwing aangevoerde - enkele feit dat de grond en de woning bij akte van 24 december 2018 zijn overgedragen aan [eiseres 1] B.V. niet betekent dat [holding] geen belanghebbende is. [eiseres 1] B.V. is immers rechtsopvolger. Nog los daarvan is, in geval van gebruik in strijd met het bestemmingsplan, sprake van een beginselplicht tot handhaving, zodat verweerder niet afhankelijk is van een eventueel ingediend verzoek daartoe. Het betoog faalt.
4. Eiser I betoogt voorts dat geen sprake is van met het geldende bestemmingsplan strijdig gebruik. Hij voert aan dat uit moet worden gegaan van de definitie van een bestaande bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.14 van de planregels en dat het gebruik van een bestaande bedrijfswoning op grond van artikel 3.1, onder b, van de planregels is toegestaan. De bedrijfswoning was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan immers als zodanig aanwezig en werd ook als zodanig gebruikt. Subsidiair stelt eiser I dat sprake is van een aan de bestemming gelieerde woning, onder meer omdat de plantenkwekerij op zijn adres staat ingeschreven. Verder wijst eiser I op mogelijk toekomstig beleid van de gemeente Midden-Delfland, waarbij een regeling in het leven wordt geroepen ten behoeve van herbestemming van bedrijfswoningen tot burgerwoningen. Tot slot voert eiser I aan, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 april 2006, dat handhavend optreden onevenredig is omdat hij het risico loopt met zijn gezin op straat te komen staan.
5. De rechtbank overweegt als volgt, waarbij eerst het wettelijk kader wordt weergegeven.