ECLI:NL:RBDHA:2020:11254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een reis van Sint Maarten naar Curaçao in het kader van ambtenarenrecht en vergoeding van verblijfskosten

Op 9 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, werkzaam bij het Recherche Samenwerkingsteam (RST) op Sint Maarten, en de korpschef van politie. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om vergoeding van declaraties voor maaltijden tijdens een evacuatie naar Curaçao in verband met orkaan Irma. Eiseres had in september 2017 een dienstopdracht gekregen om Sint Maarten te verlaten en werd tijdelijk gehuisvest in een gemeubileerde woning op Curaçao. De rechtbank oordeelde dat de reis van Sint Maarten naar Curaçao niet als een dienstreis kan worden beschouwd, omdat deze reis niet direct verband hield met de dienst zelf, maar met de evacuatie vanwege de orkaan. Eiseres had geen recht op vergoeding van de gemaakte kosten, omdat deze onder de uitzendtoelage vielen en niet als dienstreis werden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke wetsuitleg en de voorwaarden waaronder kosten voor ambtenaren kunnen worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.J. Blekman),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: L. Stove).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om vergoeding van twee declaraties afgewezen.
Bij besluit van 3 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videoverbinding plaatsgevonden op 20 juli 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting is aangehouden. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om te berichten of hij een voorstel aan eiseres zou doen en zo ja, welk voorstel.
Bij brief van 24 augustus 2020 heeft verweerder een voorstel gedaan.
Eiseres heeft dit voorstel bij brief van 3 september 2020 afgewezen.
Bij brieven van 17 september 2020 heeft de griffier partijen gewezen op hun recht om tijdens een zitting te worden gehoord en partijen erop gewezen dat zij, als zij gebruik wilden maken van dat recht, dat binnen vier weken na de datum van verzending van die brief moesten laten weten. Partijen hebben niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres was geplaatst bij het Recherche Samenwerkingsteam (RST) op Sint Maarten als senior intelligence. In verband met de orkaan Irma, in de nacht van 5 op 6 september 2017 hebben alle medewerkers van het RST (op 9 en 10 september 2017) een dienstopdracht gekregen om Sint Maarten te verlaten. Iedereen is per militair transport geëvacueerd naar Curaçao. Eiseres is op 10 september 2017 op Curaçao aangekomen.
Op Curaçao is eiseres vanaf die datum (tijdelijk) gehuisvest in een gemeubileerde (vakantie)woning. Vanaf 5 oktober 2017 is eiseres weer teruggekeerd naar Sint Maarten.
Eiseres heeft een aantal declaraties ingediend. Het gaat om een bedrag van € 2.846,83 voor ontbijten, lunches en diners op Curaçao in de periode van 10 september 2017 tot 5 oktober 2017. De tweede declaratie omvat een bedrag van € 2.028,85 voor ontbijten, lunches en diners op Sint Maarten.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de kosten van maaltijden, zoals gebruikelijk, dienden te worden bekostigd uit de door eiseres op grond van het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen uitzendtoelage. De kosten voor maaltijden op Curaçao worden niet vergoed omdat hiervoor de uitzendtoelage is bedoeld.
Eiseres heeft een dienstopdracht gekregen om Sint Maarten te verlaten. Dat wil niet zeggen dat sprake was van een buitenlandse dienstreis in de zin van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). In dit geval is de dienstopdracht niet gericht geweest op het verrichten van werk door de medewerkers van het RST Sint Maarten en hun gezinsleden, maar op lijfsbehoud. Ook de kosten voor de periode na terugkeer op Sint Maarten dienen uit de uitzendtoelage te worden betaald en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Door het verblijf in de gemeubileerde (vakantie)woning was eiseres zelfvoorzienend en is zij niet voor extra kosten op Curaçao komen te staan. Verblijfkosten die normaliter gepaard gaan met een ‘echte’ buitenlandse reis (kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven) zijn in dit geval voor eiseres niet aan de orde geweest. Bij een ‘echte’ buitenlandse reis verblijft men normaliter in een hotel, wat ‘dubbele kosten’ genereert. In deze situatie zijn deze extra kosten achterwege gebleven.
Tijdens een bijeenkomst van het RST op 13 september 2017 is ook aangegeven dat (vanaf dat moment) geen eten/drank gedeclareerd mocht worden op Curaçao.
Het betoog van eiseres
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de dienstopdrachten om naar Curaçao af te reizen en weer terug naar Sint Maarten te reizen wel degelijk aan te merken als dienstreizen. Zij moest voor haar werk naar Curaçao omdat op Sint Maarten niet meer kon worden gewerkt. Zij komt daarom in aanmerking voor de door haar gemaakte verblijfkosten.
Eiseres heeft extra kosten moeten maken omdat zij de kosten voor haar maaltijden al had gemaakt op Sint Maarten. Eiseres deed namelijk voor langere tijd boodschappen maar heeft deze vanwege de evacuatie niet kunnen gebruiken. Op Curaçao heeft eiseres deze kosten opnieuw moeten maken en bij terugkeer op Sint Maarten waren de gekochte levensmiddelen niet meer bruikbaar. De kosten hoeven niet te worden betaald uit de uitzendtoelage, omdat die ziet op kosten in het land van plaatsing, dus op Sint Maarten. Eiseres kan zich niet herinneren dat tijdens een voorlichtingsbijeenkomst is gezegd dat zij de kosten van maaltijden niet mocht declareren.
Juridisch kader
4. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetsuitleg met zich dat de reis van Sint Maarten naar Curaçao niet als een dienstreis kan worden beschouwd. Deze reis hing immers samen met de orkaan Irma en niet zozeer met de dienst zelf. Eiseres heeft niet, zoals gebruikelijk bij een dienstreis, in een hotel verbleven, maar in een gemeubileerde (vakantie)woning. De kosten die eiseres heeft moeten maken voor maaltijden in deze woning zijn naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de kosten die zij zou hebben moeten maken als zij in een hotel verbleef. In de Handelswijze BZK Orkaanschade, die op 21 september 2017 definitief is vastgesteld, staat ook dat de kosten van boodschappen en andere levensmiddelen voor eigen rekening waren en konden worden bekostigd uit de uitzendtoelage. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen of eiseres hierop tijdens de voorlichtingsbijeenkomst op 13 september 2017 is gewezen, maar in ieder geval had zij hierover navraag kunnen doen. Het betrof immers een bijzondere situatie.
Ook de reis terug van Curaçao naar Sint Maarten kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een dienstreis worden beschouwd. Van een opdracht van het bevoegd gezag om naar Sint Maarten te reizen is de rechtbank niet gebleken. Uit de brief van [A] van 1 november 2017 blijkt dat sprake is geweest van onderling overleg. Bovendien brengt een redelijke wetsuitleg naar het oordeel van de rechtbank mee dat een (terug)reis naar de woning van een ambtenaar geen dienstreis is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
Op grond van artikel 16 van het Brvvp wordt onder dienstreis verstaan: een reis naar, in of uit het buitenland wanneer daartoe door het bevoegd gezag een opdracht is gegeven. In bijzondere gevallen kan een dergelijke opdracht ook achteraf worden gegeven.
Op grond van artikel 22, eerste lid, van het Brvvp ontvangt de ambtenaar een tegemoetkoming in de in verband met een dienstreis door hem gemaakte verblijfkosten voor maaltijd, logies en kleine uitgaven.
Op grond van artikel 3.1, eerste lid, van het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de belanghebbende gedurende zijn plaatsing en met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel gedurende een termijn van maximaal vijf jaar aanspraak op een uitzendtoelage, bestaande uit:
de koopkrachtcomponent;
de verblijfscomponent;
de verplaatsingscomponent.
In de Handelswijze BZK orkaanschade Irma staat dat de kosten van boodschappen en andere levensmiddelen voor eigen rekening zijn en zoals gebruikelijk kunnen worden bekostigd uit de uitzendtoelage.