ECLI:NL:RBDHA:2020:11196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
NL20.13813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot medische zorg en discriminatie in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L. van Leer, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat zowel zijzelf als haar dochter, die hartpatiënt is, onvoldoende bescherming zouden krijgen in Duitsland vanwege discriminatie en angst voor Irakezen. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.

De rechtbank overwoog dat de stress en zorgen van eiseres over haar dochter niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de overdracht aan Duitsland zouden belemmeren. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat de medische zorg voor haar dochter in Duitsland niet gewaarborgd zou zijn. Bovendien was het aan eiseres om zich bij problemen te wenden tot de Duitse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13813
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.13814, plaatsgevonden op 11 augustus 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Baban. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Eiseres voert aan dat zowel bij haar (meerderjarige) dochter als bij haar onvoldoende rekening is gehouden met de spanningen en stress die zij vanwege de discriminatie en hun angst voor Irakezen in Duitsland hebben ervaren. Deze stress heeft weerslag op de gezondheid van hun beiden en eiseres maakt zich veel zorgen over de gezondheid van haar dochter, die hartpatiënt is. Daarbij voert eiseres aan dat melding maken
bij de Duitse autoriteiten van deze dreiging, zoals verweerder stelt dat zij moet doen, de stress van deze bedreigingen niet wegneemt. Verder voert eiseres aan dat het voor haar dochter van groot belang is dat zij medische behandeling krijgt en onder directe controle blijft van haar behandelend arts en daarbij wordt begeleid door eiseres. Volgens eiseres is het de vraag of haar dochter weer behandeling zal krijgen na overdracht aan Duitsland. Het had dan ook op de weg van verweerder gelegen om zich ervan te vergewissen dat overdracht aan Duitsland niet zal leiden tot een onherstelbare achteruitgang van de medische gesteldheid van de dochter van eiseres en verweerder had daarom nader onderzoek moeten laten verrichten door het Bureau Medische Advisering (BMA). Eiseres verwijst in dit verband naar het arrest C.K. tegen Slovenië1, waaruit volgt dat verweerder ook rekening moet houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht kunnen voortvloeien.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van wat eiseres heeft aangevoerd over de discriminatie in Duitsland en de angst voor Irakezen in Duitsland heeft verweerder terecht overwogen dat het op de weg van eiseres ligt om zich bij voorkomende problemen te wenden tot de Duitse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiseres niet mogelijk is. De stress die eiseres ervaart door de zorgen om haar dochter en door de dreiging die zij in Duitsland ervaart, maakt niet dat zij niet zal kunnen worden overgedragen aan Duitsland. De rechtbank is het met verweerder eens dat de stress die eiseres ervaart onvoldoende is om een bijzondere omstandigheid aan te nemen in de zin van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening en het beleid dat verweerder op dit punt voert. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit dan ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat eiseres geen bijzondere individuele omstandigheid naar voren heeft gebracht op grond waarvan verweerder de aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken.
4. Ten aanzien van wat eiseres heeft aangevoerd over de vraag of haar dochter in Duitsland wel de nodige medische zorg zal ontvangen en haar beroep op het arrest C.K., overweegt de rechtbank dat dit niet van toepassing is op eiseres zelf. De dochter van eiseres heeft beroep aangetekend tegen het besluit van de IND om haar asielaanvraag niet in Nederland in behandeling te nemen en op dit beroep, met zaaknummer NL20.11947, is op 26 juni 2020 uitspraak gedaan door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Het beroep van de dochter van eiseres is ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is verzet aangetekend, waarop nog niet is beslist. Eiseres heeft verder niet onderbouwd dat overdracht aan Duitsland bij haarzelf zal leiden tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen. Verweerder was dan ook niet gehouden hier nader onderzoek naar te laten verrichten door het BMA.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
17 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.