ECLI:NL:RBDHA:2020:11166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
AWB-20_8133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening tegen toegangsweigering vanwege Covid-19 inreisverbod

Op 31 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Colombiaanse man, had op 30 oktober 2020 administratief beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem op 29 oktober 2020 de toegang tot Nederland had geweigerd. De verzoeker stelde dat hij op doorreis was naar zijn partner in Duitsland en dat hij onder de tijdelijke regeling voor langeafstandsgeliefden viel. Hij vroeg de voorzieningenrechter om de toegangsweigering op te schorten totdat op zijn administratief beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor toegang tot Nederland, aangezien hij niet kon aantonen dat hij aan de uitzonderingen op het inreisverbod voldeed. De voorzieningenrechter wees erop dat de Nederlandse autoriteiten de toegang tot Nederland toetsen voor derdelanders en dat de verzoeker zelf had gekozen om via Nederland naar Duitsland te reizen, terwijl hij niet voldeed aan de eisen die Nederland stelde voor toegang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen had en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn telefonisch op de hoogte gebracht van de beslissing. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8133

mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 oktober 2020

in het openbaar uitgesproken door mr. S. Mac Donald, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E. Schoneveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. van Bel, werkzaam bij de immigratie- en naturalisatiedienst).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 30 oktober 2020 administratief beroep ingesteld tegen het besluit tot toegangsweigering van 29 oktober 2020. Hij verzoekt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verweerder hem toegang tot de Europese Unie verleent, althans de toegangsweigering intrekt dan wel opschort totdat op het administratief beroep is beslist, zodat verzoeker zijn reis naar Duitsland kan vervolgen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op 31 oktober 2020 gesloten.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Verzoeker is geboren op [geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Hij is op 29 oktober 2020 vanuit Colombia, via Panama, aangekomen op luchthaven Schiphol. Verweerder heeft verzoeker de toegang geweigerd en aan hem een loungemaatregel opgelegd. Voor verzoeker is een vlucht naar Colombia geboekt die zal vertrekken op 1 november 2020 om 11.10 uur.
Verweerder heeft de toegangsweigering gebaseerd op artikel 14, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van Verordening (EU) 2016/399 (de Schengengrenscode), omdat verzoeker wordt beschouwd als een bedreiging van de volksgezondheid vanwege de huidige Covid-19 pandemie.
Verzoeker voert aan dat hij op doorreis is naar zijn partner in Hamburg. Hij stelt dat hij valt in een uitzonderingscategorie op het algemene inreisverbod, namelijk de tijdelijke regeling langeafstandsgeliefden en stelt dat hij aan alle voorwaarden van de Duitse regeling voldoet.
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of het administratief beroep een redelijke kans van slagen heeft.
Hoewel de voorzieningenrechter verzoeker gelooft dat hij op doorreis is naar Duitsland gaat hier om de vraag of verweerder verzoeker de toegang kon weigeren omdat hij een gevaar zou vormen voor de volksgezondheid. De voorzieningenrechter heeft daar, gelet op de reactie van verweerder, geen twijfel over.
Zoals verweerder aanvoert geldt voor derdelanders een algemeen inreisverbod vanwege maatregelen in verband met de coronacrisis. Verweerder verwijst naar de website:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/reizen-en-op-vakantie-gaan/inreizen-doorreizen-nederland-en-het-eu-inreisverbod/tijdelijke-regeling-langeafstandsgeliefden.
Niet is in geschil dat Colombia niet als veilig land wordt aangemerkt.
Omdat verzoeker als derdelander via Nederland het Schengengebied in reist, toetsen de Nederlandse autoriteiten of verzoeker toegang tot Nederland kan worden verleend. Verzoeker heeft er zelf voor gekozen om niet rechtstreeks naar Duitsland te vliegen, maar het Schengengebied via Nederland binnen te reizen en zo door te willen reizen naar Duitsland.
Niet in geschil is dat verzoeker niet voldoet aan de uitzonderingen om tot Nederland te worden toegelaten. Anders dan in Duitsland, dient immers te worden aangetoond dat de partners elkaar voorafgaand aan het inreisverbod door corona niet één keer, maar minimaal twee keer (binnen 2 afzonderlijke reizen) een periode fysiek hebben gezien.
Verzoeker heeft voorts geen officiële, gepersonaliseerde verklaring overgelegd waaruit blijkt dat aan hem de toegang wordt verleend tot Duitsland, bijvoorbeeld een bewijs van de Duitse ambassade te Colombia waaruit blijkt dat voor hem de toegang tot Duitsland is gewaarborgd. De door verzoeker overgelegde bijlagen waarmee verzoeker tracht aan te tonen dat hij een duurzame relatie heeft met zijn partner in Duitsland en waarmee hij stelt te voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot Duitsland, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om de door hem gestelde doorreis naar Duitsland toe te staan.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de omstandigheid dat er vanuit Colombia geen rechtstreekse vluchten naar Duitsland mogelijk zouden zijn en dat Amsterdam een noodzakelijke tussenstop is, er niet aan af doet dat verzoeker eventueel via een (ander) derde land rechtstreeks naar Duitsland kan reizen, dan wel bij aankomst in Nederland een gepersonaliseerde verklaring van de Duitse autoriteiten had kunnen overleggen. Ook is de voorzieningenrechter vooralsnog niet van oordeel dat verzoeker voldoende heeft onderbouwd dat verweerder te strenge voorwaarden stelt die geen wettelijke basis hebben. Het enkele feit dat de door Nederland gestelde voorwaarden strenger zijn dan de Duitse voorwaarden, is daartoe onvoldoende.
Onder de huidige omstandigheden heeft het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
griffier voorzieningenrechter
Partijen zijn telefonisch op de hoogte gebracht van deze beslissing.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll: