ECLI:NL:RBDHA:2020:11163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
09/837239-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en seksueel corrumperen van minderjarigen door een zorgverlener

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met twee minderjarige jongens, die aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd. De verdachte, geboren in 1957, heeft in de periode van 1 mei 2006 tot en met 22 oktober 2011 in Den Haag en Leidschendam ontucht gepleegd met de minderjarigen, door hen te aanraken en hen te laten getuigen van seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongens heeft aangeraakt tijdens massages en zich in hun bijzijn heeft afgetrokken. Daarnaast heeft hij hen ertoe bewogen om in elkaars bijzijn pornofilms te kijken en seksueel getinte online spelletjes te spelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische normen en dat hij het vertrouwen van de minderjarigen op grove wijze heeft beschaamd. De verklaringen van de slachtoffers werden als geloofwaardig beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de jongens de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtoffers, toegewezen, waarbij elk een schadevergoeding van € 1.000,- kreeg toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837239-19
Datum uitspraak: 6 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 juli 2020 (regie) en 23 oktober 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. F.H. Bruggink naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 22 oktober 2011 te Den Haag en/of Leidschendam, in elk geval in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), te weten [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 1] ) en/of [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ) immers heeft hij meerdere malen althans eenmaal
- genoemde minderjarige(n) (al dan niet tijdens een massage) aangeraakt bij de billen en/of de rug en/of de benen en/of
- (tijdens het douchen) de piemel van genoemde minderjarige(n) aangeraakt en/of beetgepakt en/of - zich afgetrokken in het bijzijn van genoemde minderjarige(n) althans zich afgetrokken terwijl dit voor (en van) hen zichtbaar was en/of
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 22 oktober 2011 te Den Haag en/of Leidschendam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 1] ) en/of [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ) van wie wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door
  • genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (een) pornofilm(s) te laten zien en/of samen met hen te bekijken althans (een) pornofilm(s) te bekijken in het bijzijn van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
  • genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (een) seksueel getint(e) (online) spelletje(s) te laten spelen en/of dit/deze spelletje(s) samen met (een van) hen te spelen althans (een) seksueel getint(e) (online) spelletje(s) te spelen in het bijzijn van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede het seksueel corrumperen van deze minderjarigen door hen getuige te laten zijn van seksuele handelingen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Voor zover van belang zal de rechtbank in het navolgende op specifieke verweren van de verdediging ingaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 20 augustus 2018 deed [naam vader slachtoffers] , de vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte van ontucht namens [slachtoffer 1] . Vader verklaarde daarin onder meer dat [slachtoffer 1] in november/december 2011 tegen [getuige] , de vriendin van vader, had verteld dat hij en [slachtoffer 2] bij de verdachte porno hadden gekeken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben dat daarna beiden ook aan vader verteld. Eind 2017 of begin 2018 sprak [slachtoffer 1] de vriendin van vader weer aan. Hij vertelde dat hij en [slachtoffer 2] bij de verdachte niet alleen porno hadden gekeken, maar dat hij en [slachtoffer 2] ook waren aangeraakt door de verdachte en dat de verdachte zich in hun bijzijn had afgetrokken onder de douche. [2]
[getuige] de vriendin van [naam vader slachtoffers] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op een zeker moment vreemde seksuele dingen zei tijdens het ontbijt. Hij vertelde haar vervolgens dat hij dingen had gezien op de website
[naam website]en dat hij daar altijd samen met de verdachte en met zijn broer [slachtoffer 2] naar keek. [getuige] heeft op die website expliciet seksueel beeldmateriaal aangetroffen. Een tijd erna vertelde [slachtoffer 1] dat hij met [slachtoffer 2] en de verdachte onder de douche had gestaan en dat [verdachte] zich toen had afgetrokken. [3]
Tijdens het studioverhoor op 3 oktober 2018 verklaarde [slachtoffer 1] dat, toen hij nog jong was, hij en zijn broer [slachtoffer 2] meerdere keren bij de verdachte hebben gelogeerd. Hij verklaarde dat de verdachte op een laptop een pornosite opzocht en aan hem en [slachtoffer 2] pornofilmpjes liet zien waarop een man zijn penis in de vagina van een vrouw stopte. Ook liet de verdachte hem en [slachtoffer 2] een spelletje op de laptop spelen waarbij hij een nepfiguur moest aftrekken door met de muis heen en weer te gaan. Daarna ging de verdachte met [slachtoffer 2] en hemzelf douchen. De verdachte ging achter [slachtoffer 1] staan, raakte hem dan van voren aan en ging dan naar beneden met de handen. Hij raakte de piemel van [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 1] verklaart daarover letterlijk: “Hij heeft me, ja ja bij m'n piemel gepakt.” “En eh ik weet nou niet exact wat die ermee, wat die heeft gedaan of hoe die het heeft gedaan of.” Het ging door “totdat hij er klaar mee was.” Ook verklaarde [slachtoffer 1] dat de verdachte zichzelf onder de douche aftrok. Hij kwam in de douche klaar en spoelde vervolgens het sperma in de douchebak met de douchekop weg. [4]
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft in eerste instantie alleen een getuigenverklaring afgelegd. Hij verklaarde dat hij zich dat de verdachte hem en [slachtoffer 1] seksspelletjes liet spelen op internet. Dat was op sites waarop je een poppetje kon besturen die een vrouw anaal, vaginaal of oraal kan bevredigen. Ook verklaarde hij dat de verdachte met [slachtoffer 1] douchte. [5]
De moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft in december 2018 verklaard dat de kinderen weleens bij de verdachte logeerden. Op een gegeven moment vertelde [slachtoffer 2] aan haar dat ze bij de verdachte naar beelden hadden gekeken waarop mensen seks met elkaar hadden en dat de verdachte die beelden voor hen had opgezet. [slachtoffer 1] vertelde dat hij een keer met de verdachte onder de douche had gestaan en dat er toen wit spul uit de piemel van de verdachte kwam. De kinderen wilden toen niet meer bij de verdachte logeren. [6]
Uit de politiesystemen blijkt dat [naam moeder slachtoffers] , de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , op 22 oktober 2011 melding deed van ontucht gepleegd door de verdachte bij haar minderjarige kinderen. Zij meldde dat [slachtoffer 1] aan haar had verteld dat de verdachte zijn billen, rug en piemel had gemasseerd en dat beide kinderen met de verdachte onder de douche hadden gestaan. [7]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de huisvriend was van de oma van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een vriend van hun moeder. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben vanaf 2010 of 2011 een aantal keer bij hem gelogeerd. De kinderen gingen ‘s avonds onder de douche en daarna masseerde hij hun rug en billen. [8] Ter terechtzitting van 23 oktober 2020 heeft de verdachte bevestigd, naast de rug en de billen, ook de benen te hebben gemasseerd.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van bovenstaande als volgt. Hoewel de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een aantal punten niet volledig overeenkomen, hebben beide jongens gedetailleerd verklaard over hun ervaringen met de verdachte. Het dossier biedt geen enkele aanwijzing op grond waarvan zou moeten worden vermoed dat hun verklaring in strijd met de waarheid zou zijn afgelegd. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken van enige beïnvloeding of van enig motief om de verdachte in diskrediet te brengen. Bovendien zijn de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zeer specifiek, bijvoorbeeld daar waar het gaat om de beschrijving van de spelletjes die zij speelden op de computer en (in de verklaring van [slachtoffer 1] ) de wijze waarop de verdachte zich aftrok en klaar kwam. Ook dit komt de geloofwaardigheid van de verklaringen ten goede. Ten slotte acht de rechtbank het van belang dat met name [slachtoffer 1] al in 2011 een aantal hele specifieke ervaringen heeft gedeeld met zijn moeder, stiefmoeder en vader, zoals het aanraken en het aftrekken en klaar komen onder de douche, maar ook de website die de verdachte met hem en zijn broer bezocht. De leeftijd van [slachtoffer 1] destijds (7 jaar), maakt het voor de rechtbank zeer onaannemelijk dat hij dergelijke informatie zelf zou hebben bedacht. De verklaringen komen de rechtbank al met al dan ook als uiterst geloofwaardig voor en zij zal deze bezigen voor het bewijs.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet op zichzelf staan, maar op meerdere en specifieke onderdelen worden bevestigd door de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft immers verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij hem thuis hebben gelogeerd, dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedoucht en dat hij hun billen en rug heeft gemasseerd. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan derhalve niet op zichzelf, maar zijn ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
TussenconclusieVoor de rechtbank staat op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 oktober 2011
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tijdens een massage heeft aangeraakt bij rug, billen en benen, dat hij tijdens het douchen de piemel van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en dat hij zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] heeft afgetrokken, en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pornofilms heeft laten kijken en hen seksueel getinte spelletjes heeft laten spelen op de computer.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of deze handelingen ook opleveren het plegen van ontucht met de aan zijn zorg en of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of het seksueel corrumperen, een en ander op de wijze zoals aan de verdachte is ten laste gelegd.
Ontucht
Het aanraken van de piemel van een kind tijdens een massage en onder de douche, het masseren van de billen van een kind en het zich aftrekken in het bijzijn van een minderjarige met de leeftijd die [slachtoffer 1] destijds had, zijn seksueel gerichte handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm. Ook het masseren van de rug en benen is, bezien binnen de context van en in samenhang met die andere handelingen te zien als seksuele handelingen in strijd met diezelfde sociaal ethische norm. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de handelingen daarom aan te merken als ontuchtige handelingen.
A
an zorg en/of waakzaamheid toevertrouwdNu de verdachte een huisvriend was van de oma van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een vriend van hun moeder en de kinderen bij de verdachte kwamen logeren, is sprake geweest van een situatie waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als minderjarigen aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte werden toevertrouwd.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande van oordeel dat het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen, zij het voor een kortere periode. Ten aanzien van de periode voor 2010 zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Het seksueel corrumperenDe vragen die de rechtbank voor een bewezenverklaring van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ moet beantwoorden, is of de hiervoor beschreven handelingen in dat kader onder de gegeven omstandigheden moeten worden beschouwd als het ertoe bewegen om getuige te zijn van seksuele handelingen en of dit met ‘ontuchtig oogmerk’ heeft plaatsgevonden. Om die vraag te beantwoorden acht de rechtbank het noodzakelijk eerst een inleidende beschouwing over artikel 248d Sr te maken.
Artikel 248d Sr.
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 248d Sr is van strafbaar gedrag in het kader van dit artikel sprake als de verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een minderjarige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen, dan wel indien de verdachte beoogt daardoor het kind zodanig te beïnvloeden dat die in de toekomst eerder geneigd zou zijn in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen. Het artikel beoogt kinderen te beschermen tegen persoonlijke en seksuele scheefgroei die kan plaatsvinden op het moment dat zij worden bewogen tot het vrijwillig aanschouwen van seksueel misbruik of seksuele activiteiten waarvan zij op dat moment zelf de schadelijkheid mogelijk niet inzien. Wat onder seksuele handelingen exact moet worden verstaan is daarbij niet uitgewerkt, maar wel is overwogen dat met dit artikel een ernstiger feit wordt bestraft dan hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 240a Sr, namelijk het tonen van schadelijk beeldmateriaal aan een minderjarige. Dit uit zich in een hoger strafmaximum voor artikel 248d Sr. [9]
Naar het oordeel van de rechtbank impliceert dit dat artikel 248d Sr in beginsel niet beoogt te bestraffen het ‘indirect’ getuige zijn van seksuele handelingen (zoals bij pornografisch beeldmateriaal). Het artikel lijkt eerder te vereisen dat de minderjarige fysiek aanwezig is geweest bij seksuele handelingen die door een ander zijn verricht. Daarmee rijst de vraag of de onderhavige feitelijke handelingen van de verdachte die door de rechtbank worden bewezen, namelijk het laten bekijken van pornofilms op de computer van de verdachte en het daarop laten spelen van seksueel getinte spelletje, wel onder de reikwijdte van artikel 248d Sr vallen. De verdediging heeft deze vraag ontkennend beantwoord.
Ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen
De rechtbank overweegt in dat verband dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deze handelingen samen heeft laten verrichten. Zij hebben dus niet alleen zelf naar pornografische beelden gekeken en spelletjes gespeeld, zij zijn er ook getuige van geweest dat de ander dat deed en wel op initiatief van de verdachte. En juist het er getuige van zijn dat een vertrouwd iemand als een broer of broertje ook dat soort dingen deed, zal er in de regel aan bijdragen dat een kind eerder vertrouwd zal raken met dergelijke handelingen en deze eerder normaal zal gaan vinden. Niet alleen is dus sprake van het getuige zijn van seksuele handelingen (door broer/broertje) in letterlijke zin, ook is sprake van gedrag dat leidt tot de schadelijke gevolgen voor kinderen waartegen artikel 248d Sr nu juist poogt te beschermen. Daarmee kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ertoe heeft bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen zoals ten laste gelegd.
Ook kan worden bewezen dat de verdachte dit heeft gedaan met ontuchtig oogmerk. Uit de omstandigheid dat de verdachte, na de handelingen op de computer, eerst ontucht met [slachtoffer 1] pleegde onder douche en daarna met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tijdens het masseren, leidt de rechtbank af dat de verdachte heeft beoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig te beïnvloeden dat zij eerder geneigd zouden zijn in te stemmen met het ondergaan van deze ontuchtige handelingen.
Tenslotte moet de verdachte, alleen al gelet op de leeftijd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] destijds, hebben geweten dat zij de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt.
De rechtbank is, concluderend, van oordeel dat ook het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen, zij het ook voor een kortere periode. Ten aanzien van de periode voor 2010 zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van
1 januari 2010tot en met 22 oktober 2011 in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), te weten [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 1] ) en/of [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ) immers heeft hij
- genoemde minderjarigen tijdens een massage aangeraakt bij de billen en de rug en de benen en
- (tijdens het douchen) de piemel van
[slachtoffer 1]aangeraakt en zich afgetrokken in het bijzijn van
[slachtoffer 1]
en
hij in de periode van
1 januari 2010tot en met 22 oktober 2011 in Nederland [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 1] ) en [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ) van wie
hijwist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door
  • genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (een) pornofilm(s) te laten zien en samen met hen te bekijken.
  • genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel getinte (online) spelletjes te laten spelen
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting verwezen naar de bepleite vrijspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte (destijds 53 jaar) heeft ontuchtige handelingen gepleegd met twee minderjarige jongens. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] logeerden bij de verdachte en waren aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd. De verdachte heeft het vertrouwen op grove wijze beschaamd. Hij heeft de slachtoffers gebruikt enkel en alleen ter bevrediging van zijn eigen gevoelens.
Het behoeft geen betoog dat de handelwijze van de verdachte als uiterst verwerpelijk moet worden gekwalificeerd en een grote beschadigende invloed op de slachtoffers heeft gehad en nog heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat ontuchtige handelingen bij jonge minderjarigen tot ernstige psychische schade kan leiden. Zo ook in dit geval. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijken het nog steeds moeilijk te hebben en hun leven en persoonlijke ontwikkeling is negatief beïnvloed.
De persoon van de verdachte
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het blanco strafblad van de verdachte, de leeftijd van de verdachte en zijn medische conditie, zoals duidelijk is geworden ter terechtzitting.
De straf
De ernst van de bewezenverklaarde feiten maken een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd in beginsel passend. De rechtbank ziet echter in de omstandigheid dat enerzijds de zaak in 2011 al bij de politie bekend was, maar vervolgens niet is opgepakt en anderzijds de gezondheid van de verdachte inmiddels aanzienlijk is verslechterd aanleiding een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en wel voor de duur van drie maanden. Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten en ter vergelding, acht de rechtbank voorts een taakstraf voor de duur van 150 uur passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich eveneens gevoegd als benadeelde partij. Hij vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering strekt tot de vergoeding van immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, omdat hij vrijspraak heeft bepleit van de ten laste gelegde feiten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat door [slachtoffer 1] immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Het gevorderde bedrag van € 1.000,- komt de rechtbank als billijk voor zal om die reden worden toegewezen.
De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal ten aanzien van de vordering worden toegewezen vanaf de datum van de uitspraak van dit vonnis, te weten 6 november 2020.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 1.000,- vanaf 6 november 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1]
De rechtbank zal daarbij bepalen dat voor de duur van ten hoogste 20 dagen gijzeling kan worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat door [slachtoffer 2] immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Het gevorderde bedrag van € 1.000,- komt de rechtbank als billijk voor zal om die reden worden toegewezen.
De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal ten aanzien van de vordering worden toegewezen vanaf de dag van de uitspraak van dit vonnis, te weten 6 november 2020.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 1.000,- vanaf 6 november 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2]
De rechtbank zal daarbij bepalen dat voor de duur van ten hoogste 20 dagen gijzeling kan worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 248d en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat die straf, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
150 (honderdvijftig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
75 (vijfenzeventig) dagen;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 1] een bedrag van € 1.000,-;
- [slachtoffer 2] een bedrag van € 1.000,-;
telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging moet maken;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2020, van:
- [slachtoffer 1] een bedrag van € 1.000,-;
- [slachtoffer 2] een bedrag van € 1.000,-;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt telkens gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de slachtoffers niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partijen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.G. Salvadori, voorzitter,
mr. J.W. du Pon, rechter,
mr. S. Sicking, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. F. Badji en M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018147252, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 109).
2.Proces-verbaal van aangifte, p, 29-34.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44-46.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53-60.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 73-74.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 80.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p 37.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 98, 101, 103.
9.Zie voor deze wetsgeschiedenis de Memorie van toelichting, kamerstukken II 2008/09, 31810 nr. 3