ECLI:NL:RBDHA:2020:11133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en persoonlijke hoorplicht
Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Malta verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij ten onrechte niet persoonlijk is gehoord. De rechtbank overwoog dat de Dublinverordening vereist dat een persoonlijk onderhoud met de verzoeker plaatsvindt om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen. Eiser had weliswaar een aanmeldgehoor gehad, maar stelde dat dit niet voldeed aan de vereisten van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat het aanmeldgehoor voldoende was en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn minderjarigheid niet kon onderbouwen. Eiser voerde ook aan dat er in Malta sprake was van structurele tekortkomingen in de asielprocedure, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reëel risico bestond op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel was uitgegaan.