ECLI:NL:RBDHA:2020:11126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
C/09/601063 / FA RK 20-7310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, een vrouw geboren in 1974, is gediagnosticeerd met een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en depressieve-stemmingsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting, waarbij de betrokkene niet aanwezig was en niet bereikbaar bleek. De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene, die dakloos is en in slechte omstandigheden leeft, in overweging genomen. De spv-er heeft verklaard dat de betrokkene een zorgmachtiging voor zes maanden nodig heeft, terwijl de advocaat van de betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek of een beperking van de machtiging tot drie maanden. De rechtbank heeft uiteindelijk de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van voeding, medicatie en toezicht. De beschikking is vastgesteld op 5 november 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/601063 / FA RK 20-7310
Datum beschikking: 28 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te ’s-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 12 oktober 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 12 oktober 2020;
- een zorgplan van 8 oktober 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 13 oktober 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de waarnemend advocaat mr. J. Gravesteijn;
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Betrokkene is door de rechtbank per brief op de hoogte gesteld van de zitting. Daarnaast is betrokkene door de spv-er op de hoogte gesteld van de zitting. Zij is uitgenodigd op de locatie van Parnassia aan de Zoutkeetsingel om de telefonische zitting samen met de spv-er bij te wonen. De spv-er heeft tevens het nummer van de advocaat aan betrokkene doorgegeven. Uit de verklaring van de spv-er is gebleken dat betrokkene geen benzine heeft en waarschijnlijk niet naar de Zoutkeetsingel kan komen. Ook wist betrokkene niet of zij haar advocaat zou kunnen bellen in verband met te weinig batterij op haar telefoon.
De advocaat heeft meerdere pogingen ondernomen (via e-mail, whatsapp en per brief) om in contact te komen met betrokkene, maar dit is niet gelukt.
De rechtbank acht het gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat betrokkene een volgende keer wel telefonisch bereikbaar zal zijn om zich te doen horen. De rechtbank zal – nu de advocaat daar eveneens geen bezwaar tegen heeft gemaakt – de zaak inhoudelijk behandelen.

Standpunten ter zitting

De spv-er heeft verklaard dat betrokkene een postadres heeft en dat er een uitkering zou worden aangevraagd. Betrokkene wil echter niets meer met Parnassia te maken hebben. Betrokkene wil maar één ding en dat is haar privacy terug. Er is al twee keer een huis voor betrokkene geregeld, maar steeds ontstonden er financiële problemen. Betrokkene is momenteel dakloos en leeft met haar hond in de auto. Zij verzorgt zich slecht en er is sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Daarnaast heeft betrokkene haar drie kinderen die bij haar ex-man wonen al geruime tijd niet gezien en is het contact met haar familie sterk verstoord. De spv-er heeft verzocht om de machtiging toe te wijzen voor de duur van zes maanden. Betrokkene is niet eerder in zorg geweest en het is de bedoeling om haar zo snel mogelijk op te nemen voor diagnostiek en behandeling. Mocht de behandeling binnen zes maanden succesvol blijken, dan kan betrokkene altijd met ontslag.
De advocaat heeft aangegeven dat hij betrokkene niet gesproken heeft, maar dat uit alles duidelijk naar voren komt dat betrokkene niet wil worden opgenomen. De advocaat heeft namens betrokkene verzocht het verzoek af te wijzen. Mocht de rechtbank het verzoek toch toewijzen, dan wordt verzocht de machtiging in duur te beperken tot een periode van drie maanden.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en depressieve-stemmingsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
De overige in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie, bij decompensatie en voor zo kort mogelijke duur.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend. De rechtbank ziet –gelet op de verklaring van de spv-er – geen aanleiding om de machtiging in duur te beperken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie, bij decompensatie en voor zo kort mogelijke duur.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 april 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink, rechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.