ECLI:NL:RBDHA:2020:11119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
09/755010-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een Colombiaanse man in een moord- en drugszaken, gebrek aan bewijs en rechtsmacht

Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een 40-jarige Colombiaanse man vrijgesproken van de beschuldigingen van moord dan wel doodslag op twee slachtoffers, en het onttrekken van hun lijken aan nasporing. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor deze beschuldigingen. Daarnaast werd de man vrijgesproken van het binnen of buiten Nederland brengen van cocaïne, omdat het dossier hiervoor geen aanknopingspunten bood. De rechtbank concludeerde dat het openbaar ministerie geen vervolgingsrecht had, aangezien de verdachte geen Nederlandse nationaliteit bezat en de veronderstelde voorbereidingshandelingen buiten Nederland hadden plaatsgevonden.

De zaak kwam aan het licht na de ontdekking van menselijke lichaamsdelen in Delfgauw, wat leidde tot een onderzoek naar de slachtoffers, die van Colombiaanse afkomst waren. De verdachte had verklaard betrokken te zijn geweest bij een drugstransactie, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij verantwoordelijk was voor de moord op de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, maar concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor feit 2 zou worden veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet kon worden bewezen, vooral omdat de verdachte niet in Nederland woonde en de handelingen buiten het land plaatsvonden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de beperkingen van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in zaken die zich buiten Nederland afspelen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755010-14
Datum uitspraak: 6 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 mei 2014, 19 januari 2018 (alle pro forma) en 23 oktober 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.J.B.G. van Kleef naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks de periode van 17 mei 2013 tot en met 19 mei 2013 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere (vuur)wapen(s), meerdere, althans één kogel(s) afgevuurd op/in het bovenlichaam en/of het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn overleden;
2. hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 19 mei 2013 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland en/of Spanje en/of Colombia en/of Panama en/of Australië, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een lading cocaïne (ter waarde van 500.000 euro), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een ander heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders
- opgetreden als tussenpersoon bij een (voorgenomen) drugstransactie tussen Australiërs en Colombianen en/of
- één of meer gesprek(ken) gevoerd met deze Australiërs en/of
- deze Colombianen benaderd en/of
- één of meer gesprek(ken) gevoerd met deze Colombianen en/of
- deze Australiërs en Colombianen met elkaar in contact gebracht en/of
- 500.000 euro, althans enig geldbedrag, in ontvangst genomen van deze Australiërs (teneinde dat geldbedrag over te dragen aan deze Colombianen, welke Colombianen in ruil daarvoor een hoeveelheid drugs zouden leveren) en/of
- 500.000 euro, althans enig geldbedrag, overgedragen aan deze Colombianen en/of
- een afspraak gemaakt tussen deze Australiërs en Colombianen te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland en/of (vervolgens)
- op 17 mei 2013 naar Amsterdam (Schiphol) is gevlogen en/of
- in de periode van 17 mei 2013 tot en met 20 mei 2013 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland met één of meer van deze Australiërs en/of Colombianen en/of (een) tussenperso(o)n(en) van deze Australiërs en/of Colombianen één of meer gesprek(ken) gevoerd en/of ontmoeting(en) gehad om te spreken over die/dat feit(en);
3. hij op of omstreeks de periode van 17 mei 2013 tot en met 19 mei 2013, te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , de lijken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vernietigd en/of weggemaakt en/of weggevoerd en/of verborgen en/of begraven, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de lijken van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in stukken gezaagd en/of gesneden, althans die lijken in meerdere stukken gedeeld en/of (vervolgens) (delen van) de lichamen vernietigd en/of weggemaakt en/of weggevoerd en/of verborgen en/of begraven, althans handelingen verricht om (delen van) de lichamen onvindbaar te maken en/of onvindbaar te houden.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank zich voor wat feit 2 op de tenlastelegging betreft onbevoegd dient te verklaren aangezien alle onder dat feit genoemde handelingen zijn verricht door niet-Nederlanders in het buitenland en niet gericht waren op Nederland.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het voor haar bevoegdheid aankomt op hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen en niet op wat daarvan uiteindelijk wel of niet bewezen is. In die tenlastelegging wordt Nederland vermeld als land waar één of meer van de omschreven feiten zouden hebben plaatsgevonden. Daarmee is de bevoegdheid van de rechtbank gegeven.

4.Overwegingen omtrent de tenlastegelegde feiten

4.1.
Standpunten van Openbaar Ministerie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben geconcludeerd dat de verdachte van de feiten 1 en 3 dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 gevorderd dat de rechtbank dit wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging wegens het ontbreken van rechtsmacht, althans dat verdachte ook van dit feit zou moeten worden vrijgesproken.
4.2.
Algemene overwegingen omtrent de feiten 1, 2 en 3.
Op 31 mei 2013 werden te Delfgauw ter hoogte van een brug vier blauwe plastic zakken in het water aangetroffen waarin zich menselijke lichaamsdelen bevonden. Het bleek te gaan om twee slachtoffers, die kennelijk door schotverwondingen om het leven waren gekomen.
Op grond van vergelijkend DNA-onderzoek kon worden vastgesteld dat de slachtoffers waren genaamd
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2], beide van Colombiaanse nationaliteit en woonachtig in Spanje.
Nader onderzoek wees uit dat de slachtoffers op 18 mei 2013 op de luchthaven Schiphol waren aangekomen en in Amsterdam in een hotel hadden ingecheckt. De aan hen toegeschreven telefoons zijn op 18 mei 2013 te 23.44 uur respectievelijk 19 mei 2013 te 00.55 uur voor het laatst in een netwerk geregistreerd. Daaruit is geconcludeerd dat de slachtoffers na laatstgenoemd tijdstip zijn overleden.
Uit informatie van familieleden van de slachtoffers kwam naar voren dat zij naar Amsterdam zouden zijn gereisd om daar een ontmoeting te hebben met een man die werd aangeduid als [naam] .
[naam] is geïdentificeerd als zijnde de [verdachte] , wonende te [stad] , Spanje . Hij bleek op 17 mei 2013 vanuit [stad] op Schiphol te zijn aangekomen en is op 20 mei 2013 vanaf Schiphol naar Barcelona gereisd. Uit verkregen gegevens van het inmiddels geïdentificeerde telefoonnummer van de verdachte viel af te leiden dat hij zich op 17 mei 2013 in Amsterdam heeft bevonden. Op 18 mei 2013 was hij in Rotterdam en vervolgens weer in Amsterdam. Uit naderhand verkregen inloggegevens van het hotel waar de verdachte verbleef volgt dat hij op 18 mei 2013 te 16.26 uur dat hotel heeft verlaten en daar op 19 mei 2013 te 7.59 uur is teruggekeerd. In die nacht heeft de telefoon van de verdachte geen verbinding gemaakt met enig netwerk.
Van de Spaanse politie zijn geluidsbanden ontvangen met daarop telefoongesprekken die zijn gevoerd door de verdachte met een derde, kennelijk nadat de verdachte op 20 mei 2013 naar Spanje was teruggekeerd. In die gesprekken wordt druk op de verdachte uitgeoefend om over te gaan tot betaling van een groot geldbedrag. De gesprekspartner van de verdachte brengt in dat gesprek “die twee doden” ter sprake, waarop de verdachte antwoordt dat die mannen een afspraak hadden met Australiërs om zich te verantwoorden voor door hen gestolen geld ten bedrage van € 500.000,-. De Australiërs zouden volgens de verdachte deze mannen hebben doodgemaakt.
Op grond van de verdenking die uit vorenstaande omstandigheden voortvloeide is een Europees arrestatiebevel tegen de verdachte uitgevaardigd. Hij is in Spanje gearresteerd en op 29 januari 2014 uitgeleverd en op die dag in Nederland aangehouden.
De verdachte heeft verklaringen afgelegd, zowel in Spanje als in Nederland. De verklaring in Spanje komt op het volgende neer. Een aantal jaren geleden heeft hij een groep Australiërs ontmoet voor wie hij klusjes is gaan doen, te weten het brengen van geld van Australië naar Colombia. Omdat hij meer vertrouwen bij die groep won, stelde men hem een betere deal voor. Die deal zou inhouden het vervoeren van een lading cocaïne van Panama naar Australië. De Australiërs zouden daarvoor een bedrag van
€ 500.000,- betalen. Hij, de verdachte, was bij deze voorgenomen operatie tussenpersoon tussen de Australiërs en een groep van vijf Colombianen, waaronder de slachtoffers. De Colombianen hebben van de Australiërs € 500.000,- ontvangen maar zijn in gebreke gebleven om, zoals overeengekomen, de partij cocaïne te leveren. De oorzaak daarvan zou zijn gelegen in problemen binnen de groep Colombianen. Vanaf dat moment begonnen de Australiërs hem, de verdachte, te bedreigen. Hij moest naar Barcelona komen met de Colombianen om uitleg te geven. Bij die bespreking kwamen de Colombianen echter niet opdagen. Hij weet dat de Australiërs vervolgens een afspraak met de Colombianen in Nederland hebben gemaakt waarbij alleen de slachtoffers aanwezig waren. Hij weet niet wie de feitelijke daders van de moord zijn geweest maar de Australiërs zijn machtig en hadden anderen kunnen bewegen om deze actie uit te voeren. Hij, de verdachte, is inderdaad op de datum van de afspraak die de slachtoffers hadden in Nederland geweest.
Ook tegenover de Nederlandse politie heeft de verdachte verklaard dat hij een rol heeft gespeeld bij het voorbereiden van de hiervoor genoemde drugstransactie. Hij verwachtte daarvoor een beloning te krijgen. Hij is naar Nederland gegaan in opdracht van een van de “grote jongens” onder de Australiërs. Hij verwachtte dat hij in Nederland tegenover deze persoon verantwoording zou moeten afeggen over zijn rol in het mislopen van de drugstransactie. In Nederland aangekomen heeft hij in de avond van 18 mei 2013 een ontmoeting gehad met een Engels sprekend persoon, maar dit was niet de persoon die hij verwachtte te ontmoeten. Degene die hem ontmoette heeft hem in een auto laten plaatsnemen. Vervolgens hebben de verdachte en deze persoon de gehele nacht in de auto rondgereden. De persoon stelde aan verdachte vragen over zijn rol in de misgelopen drugstransactie, en zat daarbij voortdurend op zijn telefoon berichten te versturen. Uiteindelijk kon hij, de verdachte, teuggaan naar zijn hotel. Hij wist niet dat de slachtoffers op 18 en 19 mei 2013 ook in Nederland waren, dat heeft hij pas later gehoord. Nu hij dat weet vermoedt hij dat op het moment dat hij werd ondervraagd ook de slachtoffers werden ondervraagd en dat de verklaringen tegenover elkaar werden afgewogen. Dat is volgens de verdachte kennelijk gunstig voor hem uitgepakt, maar ongunstig voor de slachtoffers.
4.3.
Overwegingen over de feiten 1 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor deze feiten geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Tot die beslissing is het volgende redengevend.
De gruwelijke levensbeëindiging van de slachtoffers en wat er daarna met hun lichamen is gebeurd is een uitzonderlijk ernstige gebeurtenis die schokkend is niet alleen voor de nabestaanden van de slachtoffers maar ook voor de Nederlandse rechtsorde. Het is dan ook onbevredigend dat niet met zekerheid valt vast te stellen wie voor deze feiten verantwoordelijk is. Duidelijk is dat de verdachte een rol heeft gespeeld in de gebeurtenissen die zijn voorafgegaan aan de situatie die voor de slachtoffers fataal is geworden. Maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in wat voor (strafrechtelijke) vorm dan ook verantwoordelijk of mede verantwoordelijk is voor wat de slachtoffers is aangedaan. Uit het dossier valt niet af te leiden dat de verdachte gedurende zijn verblijf in Nederland op 18 en 19 mei 2013 de slachtoffers heeft ontmoet, laat staan dat hij aanwezig of rechtstreeks betrokken is geweest bij de moord op die slachtoffers. Ook blijkt niet dat de verdachte van een voorgenomen levensbeëindiging van de slachtoffers op de hoogte was. Tenslotte kan niet worden uitgesloten dat de veronderstelling van de verdachte, dat ook hij ter verantwoording werd geroepen en aan een soortgelijk lot als de slachtoffers is ontkomen, op juistheid berust. Onder die omstandigheden kan niet tot een andere beslissing dan tot vrijspraak worden gekomen.
4.4.
Overwegingen over feit 2
Algemeen: de tenlastelegging
Blijkens door de officier van justitie ter terechtzitting gegeven toelichting moet de tenlastelegging aldus worden verstaan dat daarin het volgende aan de verdachte wordt verweten:
(i) het plegen van voorbereidingshandelingen, als nader in gedachtenstreepjes omschreven, gericht op het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een lading cocaïne en/of
(ii) het plegen van voorbereidingshandelingen (neergelegd in diezelfde gedachtenstreepjes), gericht op het verkopen, afleveren, verstrekken
elders ter wereldvan een lading cocaïne.
Voorbereidingshandelingen, gericht op Nederland
Uit het dossier valt op geen enkele wijze af te leiden dat er ooit sprake is geweest van een al dan niet voorgenomen drugsdelict dat inhield of mede omvatte het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne dan wel enig verdovend middel en dus ook niet van voorbereidingshandelingen, gericht op een dergelijk delict. De verdachte dient dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Voorbereidingshandelingen, gericht op de rest van de wereld
Op grond van de verklaring van de verdachte kan er van worden uitgegaan dat er een drugstransactie is voorbereid, inhoudende het vervoer van een lading cocaïne van Panama naar Australië. Als het gaat om op die transactie gerichte voorbereidingshandelingen, maakt de tenlastelegging onderscheid tussen voorbereidingshandelingen die de verdachte buiten Nederland zouden hebben verricht en voorbereidingshandelingen die in Nederland hebben plaatsgevonden.
De in de dagvaarding omschreven feitelijke handelingen die in Nederland door de verdachte zouden zijn verricht (zoals het vliegen naar Amsterdam en aldaar fungeren als tussenpersoon tussen de Australiërs en Colombianen en het voeren van gesprekken en hebben van ontmoetingen) zien alle op een periode waarin, zoals blijkt uit het dossier, al vaststond dat de voorgenomen transactie niet had plaatsgevonden en ook niet meer zou plaatsvinden. Voor zover één of meer van deze feitelijkheden al zouden zijn bewezen, waren dit handelingen die uitsluitend zagen op de afwikkeling van de niet doorgegane transactie. Deze feitelijkheden kunnen niet worden beschouwd als voorbereidingshandelingen voor enig drugsdelict waar ook ter wereld. De verdachte zal dan ook van het plegen van voorbereidingshandelingen, voor zover die zouden zijn verricht in Nederland, worden vrijgesproken.
Aldus resteren de overige in de tenlastelegging vermelde voorbereidingshandelingen, te weten het optreden als tussenpersoon, het voeren van gesprekken, het benaderen van Colombianen, het in contact brengen van de Australiërs met de Colombianen en het in ontvangst nemen van een geldbedrag.
De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om veronderstelde voorbereidingshandelingen, buiten Nederland verricht, gericht op een drugstransactie die buiten Nederland zou moeten plaatsvinden. Niet is gebleken dat de verdachte de Nederlandse nationaliteit bezit. Dat betekent dat aan het openbaar ministerie geen vervolgingsrecht toekomt wegens het ontbreken van rechtsmacht bij de Nederlandse rechter. De officier van justitie zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in de strafvervolging, voor zover deze ziet op de thans besproken voorbereidingshandelingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Ten aanzien van feit 2:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan, voor zover het ziet op voorbereidingshandelingen gericht op Nederland en op voorbereidingshandelingen, verricht in Nederland en gericht op een delict dat zou plaatsvinden elders ter wereld en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn strafvervolging voor zover die ziet op voorbereidingshandelingen, verricht buiten Nederland en gericht op een delict dat elders ter wereld zou plaatvinden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
mr. S. Sicking, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. F. Badji en M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2020.