ECLI:NL:RBDHA:2020:11118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs duurzame en exclusieve relatie en middelenvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. Eiseres, van Tadzjiekse nationaliteit, had een relatie met een referent en had een mvv aangevraagd voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De aanvraag werd echter afgewezen, omdat verweerder van mening was dat er onvoldoende bewijs was voor een duurzame en exclusieve relatie en dat niet voldaan was aan het middelenvereiste.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2020, waarin het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 24 september 2020 heeft eiseres haar gemachtigde laten vertegenwoordigen, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had. De rechtbank heeft overwogen dat de door eiseres overgelegde documenten, waaronder een traditionele huwelijksakte en WhatsApp-berichten, niet voldoende waren om de duurzame en exclusieve relatie aan te tonen. Bovendien was er een onderzoek van de Inspectie SZW naar de referent, waaruit bleek dat hij niet werkzaam was bij zijn werkgever, wat de beoordeling van de middelen van bestaan beïnvloedde.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie onderhouden. Ook is er onvoldoende bewijs geleverd dat referent over duurzame en voldoende middelen van bestaan beschikt. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.