ECLI:NL:RBDHA:2020:11112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
NL19.31635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van lesbische vrouw uit Uganda en de beoordeling van haar verklaringen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vrouw uit Uganda, die asiel heeft aangevraagd op basis van haar homoseksuele geaardheid. De eiseres heeft aangevoerd dat zij in Uganda problemen heeft ondervonden vanwege haar seksuele gerichtheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de verklaringen van eiseres echter als ongeloofwaardig bestempeld, omdat deze summier, oppervlakkig en tegenstrijdig zouden zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet alle verklaringen van eiseres in de beoordeling heeft betrokken en dat de motivering van de staatssecretaris onvoldoende was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van derden, die feitelijke informatie bevatten en opgesteld zijn door personen zonder belang bij de uitkomst van de procedure, ten onrechte niet zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle verklaringen van eiseres en de verklaringen van derden in de motivering moeten worden betrokken. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.31635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

ProcesverloopBij besluit van 3 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, afkomstig uit Uganda, heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd
dat zij lesbisch is. Doordat zij lesbisch is heeft eiseres problemen ondervonden met haar familie en met anderen. Eiseres heeft naar aanleiding van deze problemen Uganda verlaten.
2. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiseres niet wordt
gevolgd in haar gestelde seksuele gerichtheid omdat verweerder de verklaringen hierover tegenstrijdig, ongerijmd en bevreemdingwekkend acht. Ook zijn haar verklaringen als zeer summier en oppervlakkig aan te merken. Het niet geloofwaardig achten van de seksuele gerichtheid van eiseres heeft op voorhand een direct gevolg voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de daaruit voortvloeiende problemen. Verweerder heeft dit element echter ook op zijn eigen merites beoordeeld. Gelet op het geheel aan duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen en verklaringen die als vaag, summier en ongerijmd zijn aan te merken, wordt geconcludeerd dat de verklaringen van eiseres over haar problemen
vanwege haar gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Summiere en oppervlakkige verklaringen
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar verklaringen over de beleving van haar
seksuele gerichtheid ten onrechte als summier en oppervlakkig heeft aangemerkt. Eiseres heeft in haar vrije relaas uitgebreid verklaard. De samenvatting die verweerder van de verklaringen van eiseres geeft, zoals weergegeven in het voornemen, bagatelliseert haar beleving en doet geen recht aan de gevoelens van eiseres. Uit het verslag van het nader gehoor volgt dat eiseres ook door het hele gehoor heen verklaringen heeft afgelegd over haar persoonlijke beleving van haar seksuele gerichtheid. Deze zijn door verweerder niet kenbaar betrokken in de beoordeling.
3.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over de
beleving van haar seksuele gerichtheid summier en oppervlakkig zijn. Zo heeft eiseres verklaard dat zij in de war was nadat zij er achter kwam dat zij interesse had in meisjes, maar na de kus met Esther, een schoolgenote, zeker was van haar geaardheid en meteen een relatie met haar is aangegaan. Volgens verweerder geeft eiseres met deze verklaring geen enkel inzicht in haar gedachtes op het moment dat zij zich realiseerde dat zij dergelijke gevoelens kreeg voor vrouwen. Eiseres verklaart niet hoe de verwarring zich heeft geuit en waarom zij toch heeft besloten om een relatie aan te gaan met Esther. Verweerder verwacht dat eiseres hierover kan verklaren omdat zij zich realiseert, in een land waar LHBTI zijn maatschappelijk onacceptabel is en strafbaar is gesteld, dat zij gevoelens heeft voor een meisje. Dit moet een belangrijk moment zijn geweest voor eiseres en in redelijkheid mag van haar verwacht worden dat zij inzicht verschaft in wat het voor haar betekende om aldaar ‘anders’ te zijn, hoe zij daaraan invulling wilde en kon geven, en hoe zij dit heeft ervaren.
3.2.
In zijn algemeenheid mag verweerder van een vreemdeling verwachten die zijn of
haar seksuele geaardheid als asielmotief noemt dat deze vreemdeling inzicht verschaft in de beleving van deze seksuele geaardheid. De rechtbank kan het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiseres te summier en oppervlakkig zijn om het hiervoor genoemde inzicht te verschaffen echter niet volgen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eiseres terecht aanvoert dat door verweerder niet alle verklaringen van eiseres kenbaar in de beoordeling zijn betrokken. Ter zitting heeft verweerder zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat alle verklaringen van eiseres in de beoordeling zijn betrokken en dat door verweerder in het voornemen en het bestreden besluiten bepaalde aspecten van de verklaringen zijn uitgelicht. Deze stelling kan de rechtbank niet volgen. Verweerder heeft namelijk niet in de besluitvorming enkele voorbeelden genoemd van summiere en oppervlakkige verklaringen van eiseres, maar delen van een verklaring over dezelfde gebeurtenis uitgelicht en geoordeeld dat het betreffende deel van de verklaring summier dan wel oppervlakkig is. Anders dan verweerder stelt, heeft eiseres namelijk niet verklaart dat zij gelijk met Esther een relatie kreeg nadat Esther haar een kus had gegeven. Eiseres heeft verklaard (pagina 13 van het verslag nader gehoor) dat zij na de kus in verwarring was, dat ze Esther ervan verdacht dat zij eiseres wilde uitlokken en dat Esther door iemand anders was gestuurd om te kijken of eiseres verkeerd was. Pas nadat eiseres een uitgebreid gesprek heeft gevoerd, waarbij het wantrouwen dat eiseres richting Esther had werd weggenomen, is de relatie gestart. Indien verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres te summier en oppervlakkig heeft verklaard over de beleving van haar seksuele gerichtheid, dan moet verweerder wel alle verklaringen hierover kenbaar in de beoordeling betrekken. Dat heeft verweerder niet gedaan. De beroepsgrond slaagt.
4. Eiseres voert aan dat het nader gehoor werd onderbroken op het moment dat zij over
haar gevoelens aan het verklaren was en dat hier door verweerder niet op terug is gekomen. Indien verweerder van mening was dat de verklaringen van eiseres onvoldoende waren, dan had het op de weg van verweerder gelegen om hier vervolgvragen over te stellen.
4.1.
Verweerder erkent dat het nader gehoor met eiseres op enig moment is
onderbroken. Verweerder is namelijk door de Forensisch, Medische Maatschappij, Utrecht (FMMU) geadviseerd om regelmatig pauzes in te lassen tijdens het gehoor met eiseres. Eiseres is echter uitgebreid in de gelegenheid gesteld om te verklaren. Ook na de hervatting van het gehoor heeft verweerder doorgevraagd op de verklaringen over de gevoelens van eiseres. Daarnaast is door eiseres niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om haar verklaringen aan te vullen middels de correcties en aanvullingen op het nader gehoor.
4.2.
Op pagina 14 van het verslag nader gehoor staat de volgende opmerking genoteerd
van de rapporteur:

Opmerking rapporteur: ik geef aan dat betrokkene ruimschoots heeft verteld over haar jongere jaren in relatie tot haar geaardheid, en stel voor om te pauzeren. Betrokkene stemt hiermee in.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van verweerder over waarom de verklaringen van eiseres over haar seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn ontoereikend is. Verweerder legt aan deze beoordeling namelijk ten grondslag dat eiseres summier en vaag over haar seksuele gerichtheid heeft verklaard, terwijl de rapporteur tijdens het gehoor de onder 4.2 geciteerde opmerking heeft gemaakt en het gehoor toen heeft onderbroken Deze opmerking van de rapporteur kon door eiseres opgevat worden als dat zij voldoende heeft verklaard over haar gevoelens met betrekking tot haar geaardheid in haar jongere jaren. Het had op de weg van verweerder gelegen om, overeenkomstig verweerders eigen werkinstructie 2018/9 [1] , eiseres op enig moment (voor of na de onderbreking) nader uit te nodigen om haar antwoorden persoonlijker te maken. Gelet op onderdeel 2.1 van de werkinstructie dient verweerder, wanneer een vreemdeling standaardantwoorden geeft, immers door te vragen op de door de vreemdeling gegeven antwoorden om zo het persoonlijke verhaal van de vreemdeling te achterhalen. Het is daarbij de bedoeling de vreemdeling uit te nodigen zijn verklaringen nader te onderbouwen en persoonlijker te maken. Nu verweerder geen nadere vragen hierover heeft gesteld en de rapporteur met de onder 4.2. geciteerde opmerking de indruk heeft gewekt dat de verklaringen van eiseres voldoende waren, kan verweerder de verklaringen niet zonder nadere toelichting bestempelen als vaag en summier en daarop de conclusie baseren dat de verklaringen ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt.
Tegenstrijdige verklaringen
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte aan haar tegenwerpt welke
gevoelens zij tegelijkertijd kan hebben en dat zij hierdoor tegenstrijdig verklaard zou hebben. Volgens verweerder valt niet in te zien dat eiseres na de kus van Esther tegelijkertijd opgelucht en blij was en aan de andere kant in verwarring over wat er was gebeurd.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het meer in de lijn der verwachting ligt
dat eiseres de gevoelens van angst en opluchting na elkaar ervaart in plaats van tegelijkertijd. Nu eiseres heeft verklaard dat zij deze gevoelens tegelijkertijd ervoer, acht verweerder haar verklaring tegenstrijdig.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet tegenstrijdig heeft verklaard over haar
gevoelens. De gevoelens die zij ervoer zijn wellicht tegenstrijdig met elkaar, maar dat maakt haar verklaring over deze gevoelens op zichzelf niet tegenstrijdig. De beroepsgrond slaagt.
Verklaringen van derden
6. Eiseres voert aan dat de verklaringen van derden door verweerder onvoldoende in
de beoordeling zijn betrokken. Eiseres heeft verschillende verklaringen overgelegd over haar bijdrage aan activiteiten bij het COC. Deze verklaringen bevatten feitelijke informatie en volgens verweerders eigen werkinstructie 2018/9 moeten deze dan in de beoordeling worden betrokken. Verweerder betrekt deze echter niet in de beoordeling omdat deze niet als objectief en betrouwbaar kunnen worden beschouwd gezien het feit dat deze verklaringen zijn opgesteld op verzoek van eiseres. Verweerder miskent hiermee dat de verklaringen verifieerbaar zijn en ontneemt eiseres de mogelijkheid om met deze verklaringen haar seksuele gerichtheid aannemelijk te maken.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van derden niet kunnen
afdoen aan het standpunt van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres. De verklaringen zijn op verzoek van eiseres en haar gemachtigde opgesteld. Hierdoor kunnen deze niet als objectief en betrouwbaar worden beschouwd.
6.2.
Volgens paragraaf 3.1. van werkinstructie 2018/9 dient verweerder ingebrachte
informatie van derden altijd mee te wegen. Het gewicht dat aan de verklaringen toekomt, is afhankelijk van de individuele casus. Bij de beoordeling hoe de informatie van derden wordt meegewogen kijkt verweerder naar de inhoud en de bron van de verklaringen. Feitelijke informatie, zoals waarnemingen van een derde over (concrete gedragingen van) de vreemdeling, stelt verweerder beter in staat om tot een integrale beoordeling te komen. Deze feitelijke informatie (mits die informatie ogenschijnlijk klopt en de bron in algemene zin als betrouwbaar kan worden aangemerkt) kan daarom van toegevoegde waarde zijn. Eigen waarnemingen van een derde wegen zwaarder dan verklaring uit de derde hand, of een optekening door een derde van de verklaringen van de vreemdeling. Verweerder kijkt ook naar de objectiviteit van de derdenverklaring. Er kan bijvoorbeeld meer gewicht toekomen aan de verklaring van een derde die zelf geen belang heeft bij een (positieve) uitkomst van de asielaanvraag, dan aan een verklaring van een derde die daar wel een belang bij heeft.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van verweerder om de verklaringen
van de derden over de activiteiten van eiseres bij COC niet in de beoordeling te betrekken ontoereikend is. De verklaringen van derden die eiseres heeft overgelegd bevatten feitelijke informatie en zijn opgesteld door personen die geen belang hebben bij de uitkomst van de onderhavige procedure. Volgens de onder 6.2. relevante weergave van de werkinstructie op dit punt had verweerder op basis hiervan aan deze verklaringen een zeker gewicht moeten laten toekomen. Verweerder kan de verklaringen niet buiten beschouwing laten omdat zij op verzoek van eiseres en haar gemachtigde zijn opgesteld. Bovendien zullen verklaringen van derden over het algemeen op verzoek van de vreemdeling worden opgesteld. Dit maakt deze verklaringen niet bij voorbaat niet meer objectief en betrouwbaar. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
7. Gelet op wat onder 3.2., 4.2., 5.2. en 6.3. is overwogen, is het beroep gegrond. Het
bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht omdat het onvoldoende is gemotiveerd. Aan de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe. De rechtbank ziet vanwege de aard van het geconstateerde gebrek geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen of zelf in de zaak te voorzien. Het is immers aan verweerder om te beoordelen of hij aanvullend onderzoek wenst te doen, dat zou kunnen bestaan uit een nader gehoor of nader onderzoek naar de verklaringen van derden, of dat verweerder bij de huidige stand van zaken voldoende informatie heeft om een nieuw besluit te kunnen nemen. Verweerder zal hoe dan ook een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent met name dat verweerder in het nieuwe besluit kenbaar alle verklaringen van eiseres en de verklaringen van derden in de motivering moet betrekken. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van M.M. Neutgens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op: 2 november 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd