ECLI:NL:RBDHA:2020:11106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
C/09/600909 / FA RK 20-7228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf in een verpleeghuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een 97-jarige cliënt in een verpleeghuis. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 8 oktober 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan ernstige cognitieve stoornissen door vergevorderde dementie, werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P. Arkema-Hummel.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2020 werd duidelijk dat de cliënt nog steeds geniet van haar omgeving en bezoekjes, ondanks haar beperkte geheugen en doofheid. De advocaat betoogde dat een rechterlijke machtiging op dat moment te ingrijpend zou zijn, en dat de zoon van de cliënt samen met haar na de coronaperiode op zoek wilde gaan naar een geschikte plek in een verpleeghuis. De casemanager daarentegen stelde dat de situatie van de cliënt verslechterde en dat er meer zorg en toezicht nodig was, wat leidde tot de noodzaak van 24-uurs zorg.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting in overweging genomen. Het oordeel was dat, hoewel de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening die ernstig nadeel met zich meebrengt, het verplaatsen van een 97-jarige in de coronatijd naar een verpleeghuis niet noodzakelijk was. Er waren minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar om het ernstig nadeel te voorkomen, zoals de huidige zorg van de thuiszorg en huishoudelijke hulp. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/600909 / FA RK 20-7228
Datum beschikking: 28 oktober 2020

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 08 oktober 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1923 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P. Arkema-Hummel te Rijswijk.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 08 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
3 juni 2016;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 6 augustus 2020;
- een op 2 oktober 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt,
- de advocaat;
- de [casemanager]
- de zoon van cliënt.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft aangegeven dat cliënt geniet van het uitzicht in haar woning en van de bezoekjes die zij krijgt. Cliënt heeft weliswaar een korter geheugen en zij is doof, maar zij kan bijvoorbeeld nog wel de telefoon bedienen. De advocaat heeft verder aangegeven dat er een goed steunsysteem is. Zo is er de thuiszorg, de huishoudelijke hulp, een nicht en de zoon. De advocaat acht een rechterlijke machtiging op dit moment een te ingrijpende maatregel. De zoon van cliënt wil samen met zijn moeder na de coronaperiode op zoek gaan naar een plek in een verpleeghuis, waarbij de voorkeur uitgaat naar een verpleeghuis bij de zoon om de hoek. De zoon heeft hier aan toegevoegd dat hij inderdaad niet wil dat zijn moeder in de coronatijd wordt overgeplaatst naar een verpleeghuis.
De casemanager heeft aangegeven dat de situatie van cliënt langzaam steeds verder achteruit gaat. Door de dementie en de lichamelijke gesteldheid kan cliënt niet meer de eigen regie over haar leven nemen. Zo eet en drinkt cliënt niet goed. De thuiszorg komt vijf keer per dag en dat is maximaal. Volgens de casemanager heeft cliënt veel meer zorg, begeleiding en toezicht nodig. 24-uurs zorg wordt noodzakelijk geacht. De casemanager heeft aangegeven dat uitstel eigenlijk niet meer mogelijk is.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten ernstige cognitieve stoornissen passend bij vergevorderde dementie.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank neemt in overweging dat het ernstig nadeel dient te worden afgezet tegen het verplaatsen van iemand van 97 jaar in de coronatijd naar een verpleeghuis. De rechtbank komt tot het oordeel dat een opname en verblijf in een verpleeghuis op dit moment niet dusdanig noodzakelijk zijn om daarmee het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarnaast is gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De thuiszorg komt vijf keer per dag en niet gebleken is dat de thuiszorg de zorg voor cliënt niet meer kan leveren. Cliënt krijgt tevens huishoudelijke hulp. Zowel de thuiszorg als de huishoudelijke hulp worden door cliënt niet geweigerd. Daarnaast is er een goed ingericht steunsysteem en is het steunsysteem nog niet overbelast geraakt. Zoals de zorg nu is ingezet, is er iedere dag (en op meerdere momenten) iemand bij cliënt aanwezig.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink, rechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.