ECLI:NL:RBDHA:2020:11106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf in een verpleeghuis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een 97-jarige cliënt in een verpleeghuis. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 8 oktober 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan ernstige cognitieve stoornissen door vergevorderde dementie, werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P. Arkema-Hummel.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2020 werd duidelijk dat de cliënt nog steeds geniet van haar omgeving en bezoekjes, ondanks haar beperkte geheugen en doofheid. De advocaat betoogde dat een rechterlijke machtiging op dat moment te ingrijpend zou zijn, en dat de zoon van de cliënt samen met haar na de coronaperiode op zoek wilde gaan naar een geschikte plek in een verpleeghuis. De casemanager daarentegen stelde dat de situatie van de cliënt verslechterde en dat er meer zorg en toezicht nodig was, wat leidde tot de noodzaak van 24-uurs zorg.
De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting in overweging genomen. Het oordeel was dat, hoewel de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening die ernstig nadeel met zich meebrengt, het verplaatsen van een 97-jarige in de coronatijd naar een verpleeghuis niet noodzakelijk was. Er waren minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar om het ernstig nadeel te voorkomen, zoals de huidige zorg van de thuiszorg en huishoudelijke hulp. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen.