ECLI:NL:RBDHA:2020:11099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
20-2676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tijdelijke heropening van het onderzoek ter terechtzitting in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 oktober 2020 een vordering van de officier van justitie afgewezen. De vordering was gericht op de tijdelijke heropening van het onderzoek ter terechtzitting op basis van artikel 324 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie had verzocht om de heropening om de verdediging in staat te stellen kennis te nemen van beelden die op een Blu-Ray disc waren opgeslagen. De verdediging beschikte echter niet over de benodigde apparatuur om deze disc af te spelen, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering niet voldeed aan de vereiste spoedeisendheid zoals bedoeld in artikel 324 Sv. De rechtbank oordeelde dat het niet onmogelijk was voor de verdediging om kennis te nemen van de beelden, aangezien er alternatieve mogelijkheden waren om de beelden te bekijken. De rechtbank benadrukte dat de argumenten van de officier van justitie voornamelijk proceseconomisch van aard waren en niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een situatie die onmiddellijke actie vereiste.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, met de overweging dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vordering, maar dat de omstandigheden geen heropening van het onderzoek rechtvaardigden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/143738-20
Raadkamernummer: 20/2676
Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige raadkamer in strafzaken, op de vordering ex artikel 324 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
op dit moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting (P.I.) Alphen aan den Rijn, locatie Eijkenlaan.

De procedure

Op 11 september 2020 heeft in de strafzaak van de verdachte en zijn [medeverdachte]
(09/143735-20) een pro-forma zitting plaatsgevonden. Het onderzoek is op die zitting voor onbepaalde tijd, maar voor niet langer dan drie maanden, aangehouden met
2 december 2020 als vermoedelijke datum voor de inhoudelijke behandeling. Ter terechtzitting is besproken dat in het onderzoek een Blu-Ray disc met bestanden (videobeelden met geluid) aan de verdediging is overhandigd, maar dat de verdediging niet over apparatuur beschikt om deze disc af te spelen. Vanwege de grootte van het bestand, 202 GB, is opslag op een cd-rom of een USB stick geen optie.
In het proces-verbaal van de terechtzitting is opgenomen dat de rechtbank de officier van justitie verzoekt een Blu-Ray speler ter beschikking te stellen (van de verdediging). In het uiteindelijke “dictum” staat de zinsnede “verstaat” dat de officier van justitie een Blu-Ray speler ter beschikking zal stellen (aan de verdediging).
De vordering ex artikel 324 Sv van de officier van justitie, gedateerd 6 oktober 2020, is ingekomen ter griffie van deze rechtbank op genoemde datum.
De rechtbank heeft de vordering op 20 oktober 2020 in raadkamer behandeld, in aanwezigheid van:
  • de gemachtigde raadsman mr. W.S. Korteling, namens de verdachte;
  • de officier van justitie, mr. R. Klee

De vordering

De officier van justitie heeft in de vordering uiteengezet dat het openbaar ministerie (OM) zich, na intern overleg met het Bureau Rechercheofficier van het parket, op het standpunt stelt dat het zorg dient te dragen voor zodanige verstrekking van processtukken aan de verdediging, zoals gegevensdragers met (camera)beelden, dat het voor de
procespartijen redelijkerwijs mogelijk moet zijn om daarvan kennis te nemen. Volgens het OM heeft het aan genoemde verplichting voldaan met het verstrekken van de beelden op een Blu-Ray disc. Zoals eerder ter terechtzitting opgemerkt, was het gelet op de omvang van het bestand voor de politie niet mogelijk om de beelden op andere wijze te verstrekken. Het OM beschikt niet over Blu-Ray spelers die aan de verdediging kunnen worden verstrekt en daar komt bij dat het Wetboek van Strafvordering volgens het OM geen juridische grondslag biedt voor de verplichting om dergelijke spelers aan de verdediging te verstrekken. Het OM stelt zich op het standpunt dat het voor de verdediging redelijkerwijs mogelijk is om kennis te nemen van de verstrekte beelden, nu een Blu-Ray speler zelfstandig kan worden aangeschaft. Daarnaast kan de verdediging – zoals reeds ter terechtzitting door de officier van justitie in overweging is gegeven – de beelden op afspraak op het politiebureau of op het parket komen bekijken of de beelden door de politie op een eigen laptop of externe harde schijf (met voldoende opslagcapaciteit) laten zetten.
Nu de inhoudelijke behandeling gepland staat op 2 december 2020, heeft de officier van justitie ex artikel 324 Sv verzocht het onderzoek tussentijds te heropenen om de eerdere beslissingen op het genoemde punt te herroepen en alsnog te beslissen zoals hierboven aangegeven.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering. Er bestaat onduidelijkheid over de uitleg van de opdracht aan het OM in het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 september 2020. Voor zover wordt bedoeld dat door het OM een Blu-Ray speler aan de verdediging moet worden verstrekt, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een dergelijke opdracht de verstrekkingsplicht van het OM te buiten gaat. In dat verband heeft de officier van justitie gewezen op een alternatief in de vorm van het opslaan van de bestanden op een externe harde schijf. De in artikel 324 Sv genoemde spoedeisendheid is volgens de officier van justitie in het onderhavige geval gelegen in het proceseconomische belang, namelijk om de op 2 december 2020 geplande inhoudelijke behandeling van de strafzaak van de verdachte – die zich in voorlopige hechtenis bevindt – doorgang te laten vinden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bij de behandeling in raadkamer naar voren gebracht dat het de verdediging te doen is om een selectie van de voor de strafzaak van belang zijnde beelden en gesprekken. De discussie over de wijze waarop de bestanden door het OM aan de verdediging moeten worden verstrekt, is ter terechtzitting van 11 september 2020 al beslecht. Nu het OM de onderliggende vordering artikel 324 Sv inzet als een verkapt appelinstrument tegen een tussenbeslissing in het proces-verbaal, heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisendheid, als bedoeld in artikel 324 Sv.

Het oordeel van de rechtbank

Ontvankelijkheid
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie kan worden ontvangen in de vordering. De rechtbank overweegt daartoe dat de officier van justitie met het indienen van de vordering ex artikel 324 Sv gebruik heeft gemaakt van de daartoe in de wet geboden mogelijkheid en er overigens geen formeel gebrek kleeft aan de vordering.
Inhoudelijke beoordeling
In artikel 324 Sv is bepaald dat het onderzoek op de terechtzitting tijdelijk kan worden heropend voor bepaalde spoedeisende maatregelen. Het gaat om situaties waarbij uitstel leidt tot de onmogelijkheid om bijvoorbeeld (getuigen) te kunnen horen of de plaats delict ten tijde van het gepleegde feit waar te nemen.
Een dergelijke situatie die vraagt om onmiddellijk handelen, doet zich in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Als het onderzoek niet wordt heropend, wordt het niet onmogelijk voor de verdediging om kennis te nemen van de beelden op de Blu-Ray disc. De door de officier van justitie aangevoerde argumenten zijn veeleer proceseconomisch van aard, namelijk het kunnen laten doorgaan van de inhoudelijke behandeling die vermoedelijk zal plaatsvinden op 2 december 2020.
Hetgeen de officier van justitie verder nog heeft aangevoerd, namelijk dat de rechtbank met de opdracht in het proces-verbaal van 11 september 2020 is uitgegaan van een te ruime verstrekkingsplicht van het OM en dat er voor de verdediging alternatieve mogelijkheden zijn om kennis te nemen van de bestanden, is in het kader van de beoordeling of is voldaan aan de vereiste spoedeisendheid als bedoeld in artikel 324 Sv niet relevant.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering af.
Aldus gedaan te Den Haag door mrs. M.P.M. Loos, voorzitter, mrs. A.J. Japenga en F.X. Cozijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2020.